Robbery in het Duits vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

robbery:
- Diebstahl; Entfremdung; Unterschlagung; Veruntreuung; Raub; Plünderung; Hausbesetzer; Besetzer
Wiktionary:
- robbery → Raub

Engels

Uitgebreide vertaling voor robbery (Engels) in het Duits

the robbery (theft)
der Diebstahl; die Entfremdung; die Unterschlagung; die Veruntreuung
- Diebstahl [der ~] zelfstandig naamwoord
- Entfremdung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Unterschlagung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Veruntreuung [die ~] zelfstandig naamwoord
the robbery (despoilment; deprivation; stripping)
der Raub; die Plünderung
- Raub [der ~] zelfstandig naamwoord
- Plünderung [die ~] zelfstandig naamwoord
the robbery (squatting; burglary; theft; break-in)
der Hausbesetzer; der Besetzer
- Hausbesetzer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Besetzer [der ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Besetzer	break-in; burglary; robbery; squatting; theft
Diebstahl	robbery; theft	theft
Entfremdung	robbery; theft	alienation; crime; criminal offence; delict; drifting apart; estrangement; misbehavior; misbehaviour; misdemeanor; misdemeanour; offence; offense
Hausbesetzer	break-in; burglary; robbery; squatting; theft	squatter
Plünderung	deprivation; despoilment; robbery; stripping	raid
Raub	deprivation; despoilment; robbery; stripping
Unterschlagung	robbery; theft	cheating; corruption; corruptions; defalcation; embezzlement; fencing; fraud; malversation; malversations; swindle; swindling
Veruntreuung	robbery; theft	breach of confidence; breach of trust; bungling; cheating; corruption; corruptions; defalcation; embezzlement; fencing; fraud; malversation; malversations; messing; swindle; swindling; tampering
-	looting
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	daring robbery; plundering

robbery

noun

robbery

noun