Production in het Duits vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

production:
- Produktion; Fertigung; Herstellung; Erzeugung; Anfertigung; Schauspiel; Drama; Stück; Bühnenstück; Verfertigung; Herstellen; Anfertigen; Zucht; Anbau; Fabrikation
Wiktionary:
- production → Produktion, Herstellung, Inszenierung, Gewinnung, Fabrikation
- production → Fertigung, Wirksamkeit, Effektivität, Effizienz

Engels

Uitgebreide vertaling voor production (Engels) in het Duits

production:

production [the ~] zelfstandig naamwoord

the production (fabrication)
die Produktion; die Fertigung; die Herstellung; die Erzeugung; die Anfertigung
- Produktion [die ~] zelfstandig naamwoord
- Fertigung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Herstellung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Erzeugung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Anfertigung [die ~] zelfstandig naamwoord
the production
die Produktion
- Produktion [die ~] zelfstandig naamwoord
the production (play; stage play)
Schauspiel; Drama; Stück; Bühnenstück
- Schauspiel [das ~] zelfstandig naamwoord
- Drama [das ~] zelfstandig naamwoord
- Stück [das ~] zelfstandig naamwoord
- Bühnenstück [das ~] zelfstandig naamwoord
the production (manufacture; making)
die Herstellung; die Anfertigung; die Verfertigung; die Erzeugung
- Herstellung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Anfertigung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verfertigung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Erzeugung [die ~] zelfstandig naamwoord
the production (fabrication; manufacturing; producing; making; preparation; repairing)
Herstellen; Anfertigen
- Herstellen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Anfertigen [das ~] zelfstandig naamwoord
the production (culture; reproduction; cultivation; breeding; growing; multiplication; growth)
die Zucht; der Anbau
- Zucht [die ~] zelfstandig naamwoord
- Anbau [der ~] zelfstandig naamwoord
the production (manufacture)
die Fabrikation; die Herstellung; die Anfertigung
- Fabrikation [die ~] zelfstandig naamwoord
- Herstellung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Anfertigung [die ~] zelfstandig naamwoord
the production (making)
die Herstellung; die Anfertigung; die Erzeugung
- Herstellung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Anfertigung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Erzeugung [die ~] zelfstandig naamwoord
the production

– The process of creating usable goods from raw materials and/or parts. ¹
die Produktion
- Produktion [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor production:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Anbau	breeding; cultivation; culture; growing; growth; multiplication; production; reproduction	addition; annex; bay window; breeding; cultivating; cultivation; culture; enlargement; expansion; extension; growing; planting; raising; vegetation
Anfertigen	fabrication; making; manufacturing; preparation; producing; production; repairing	creating; creation; making
Anfertigung	fabrication; making; manufacture; production	brand; creating; creation; make; making; manufacture; preparation; seasoning
Bühnenstück	play; production; stage play	ceremony; comedy; exhibition; performance; show; showing; showpiece; spectacle
Drama	play; production; stage play	ceremony; comedy; exhibition; performance; show; showing
Erzeugung	fabrication; making; manufacture; production	begetting; development; growth; preparation; procreation; seasoning
Fabrikation	manufacture; production
Fertigung	fabrication; production	construction; making; manufacture
Herstellen	fabrication; making; manufacturing; preparation; producing; production; repairing
Herstellung	fabrication; making; manufacture; production	brand; construction; creating; creation; make; making; manufacture
Produktion	fabrication; production	begetting; procreation
Schauspiel	play; production; stage play	ceremony; comedy; countenance; exhibition; face; performance; pinnule; show; showing; showpiece; sight; spectacle; spectacular play
Stück	play; production; stage play	board; chunk; cleaning-rag; cloth; coupon; element; elementary component; fundamental ingredient; ingredient; little bit; little lump; lump; parliamentary party; part; piece; piece of cloth; polishing-cloth; portion; principle ingredient; quota; remains; section; segment; share; slice; small part; tail-end; token; voucher
Verfertigung	making; manufacture; production	creating; creation; making; preparation; seasoning
Zucht	breeding; cultivation; culture; growing; growth; multiplication; production; reproduction	breeding; breeding farm; by-law; cattle breeding station; cultivating; cultivation; culture; decision; defining; determination; discipline; fixing; growing; ordinance; rabble; raise; raising; rear; regulation; regulations; rules; scum; stock farm; submission
-	output; product; yield
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	generation; manufacture; manufacturing; procreation; product

Verwante woorden van "production":

reproduction, productions

Synoniemen voor "production":

industry; manufacture
presentation
act; human action; human activity
product; creation
exhibition
output; yield; indefinite quantity
display
creative activity

Verwante definities voor "production":

(law) the act of exhibiting in a court of law²
- the appellate court demanded the production of all documents²
the act or process of producing something²
- Shakespeare's production of poetry was enormous²
- the production of white blood cells²
the creation of value or wealth by producing goods and services²
(economics) manufacturing or mining or growing something (usually in large quantities) for sale²
- he introduced more efficient methods of production²
an artifact that has been created by someone or some process²
- they export most of their agricultural production²
a presentation for the stage or screen or radio or television²
- have you seen the new production of Hamlet?²
a display that is exaggerated or unduly complicated²
- she tends to make a big production out of nothing²
the quantity of something (as a commodity) that is created (usually within a given period of time)²
- production was up in the second quarter²
The process of creating usable goods from raw materials and/or parts.¹

Wiktionary: production

production

noun

the act of producing
- production → Produktion; Herstellung
the act of being produced
- production → Produktion
the total amount produced
- production → Produktion
the presentation of a theatrical work
- production → Inszenierung

production

noun

künstlerische Gestaltung einer Aufführung
- Inszenierung → orchestration; production; staging
automatisierter Prozess, dessen Endprodukt eine bestimmte Ware ist
- Herstellung → production
Erlangen von Werten, ohne sie selbst zu erzeugen oder einzusammeln
- Gewinnung → quarrying; isolation; extraction; production
fabrikmäßige Herstellung von Gegenständen
- Fabrikation → production

industrieller oder handwerklicher Produktionsprozess
- Fertigung → production; manufacturing

Cross Translation:

From	To	Via
• production	→ Wirksamkeit; Effektivität; Effizienz	↔ rendement — Ce que rendre, ce que produire une chose.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van production

Remove Ads

Vertaal production van Engels naar Duits

Uitgebreide vertaling voor production (Engels) in het Duits

production:

production [the ~] zelfstandig naamwoord

the production (fabrication)

the production

the production (play; stage play)

the production (manufacture; making)

the production (fabrication; manufacturing; producing; making; preparation; repairing)

the production (culture; reproduction; cultivation; breeding; growing; multiplication; growth)

the production (manufacture)

the production (making)

the production

Vertaal Matrix voor production:

Verwante woorden van "production":

Synoniemen voor "production":

Verwante definities voor "production":

Wiktionary: production

Verwante vertalingen van production