Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
- polished:
-
polish:
- aufputzen; polieren; aufpolieren; egalisieren; flächen; bügeln; schleifen; schlichten; glätten; schaben; schimmern; funkeln; florieren; ebnen; glitzern; glimmen; schmirgeln; ausstreichen; ausbügeln; glatthobeln; ausrüsten; scheuern; feilen; herausputzen; glattstreichen; abscheuern
- Glanz; Finish; Schimmer; Glänzen
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor polished (Engels) in het Duits
polished:
-
polished (well sharpened; sharpened; smoothened)
geschliffen; aufpoliert; glattgeschliffen-
geschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
aufpoliert bijvoeglijk naamwoord
-
glattgeschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
-
polished (shined)
poliert; geputzt; saubergemacht; geschliffen; geleckt-
poliert bijvoeglijk naamwoord
-
geputzt bijvoeglijk naamwoord
-
saubergemacht bijvoeglijk naamwoord
-
geschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
geleckt bijvoeglijk naamwoord
-
-
polished (slick; licked)
geleckt; geschliffen; poliert; geputzt-
geleckt bijvoeglijk naamwoord
-
geschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
poliert bijvoeglijk naamwoord
-
geputzt bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor polished:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | dressed; milled; refined; svelte; urbane | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aufpoliert | polished; sharpened; smoothened; well sharpened | adorned; beautified; garish; gaudy |
geleckt | licked; polished; shined; slick | exact; filmy; minutely; precise |
geputzt | licked; polished; shined; slick | |
geschliffen | licked; polished; sharpened; shined; slick; smoothened; well sharpened | cunning; false; low; mean; nasty; sharp; sharpened; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile |
glattgeschliffen | polished; sharpened; smoothened; well sharpened | |
poliert | licked; polished; shined; slick | |
saubergemacht | polished; shined |
Verwante woorden van "polished":
Synoniemen voor "polished":
Antoniemen van "polished":
Verwante definities voor "polished":
polish:
-
to polish (smudge; brush up; strike; shine up)
– make (a surface) shine 1aufputzen; polieren; aufpolieren-
aufpolieren werkwoord (poliere auf, polierst auf, poliert auf, polierte auf, poliertet auf, aufpoliert)
-
to polish (buff)
polieren; aufpolieren-
aufpolieren werkwoord (poliere auf, polierst auf, poliert auf, polierte auf, poliertet auf, aufpoliert)
-
to polish (smooth; egalize; even)
– make (a surface) shine 1egalisieren; flächen; polieren; bügeln; schleifen; schlichten; glätten; schaben; schimmern; funkeln; florieren; ebnen; glitzern; glimmen; schmirgeln; ausstreichen; ausbügeln; glatthobeln-
ausstreichen werkwoord (streiche aus, streichst aus, streicht aus, strich aus, stricht aus, ausgestrichen)
-
glatthobeln werkwoord (glatthoble, glatthobelst, glatthobelt, glatthobelte, glatthobeltet, glattgehobelt)
-
to polish (smooth)
– make (a surface) shine 1 -
to polish (rub smooth; buff; brush up; spruce up; doll up; trick up)
– bring to a highly developed, finished, or refined state 1schleifen; schlichten; glätten; polieren; ausrüsten; schaben; scheuern; feilen; schmirgeln; aufpolieren; herausputzen; glattstreichen; abscheuern-
aufpolieren werkwoord (poliere auf, polierst auf, poliert auf, polierte auf, poliertet auf, aufpoliert)
-
glattstreichen werkwoord
-
abscheuern werkwoord (scheuere ab, scheuerst ab, scheuert ab, scheuerte ab, scheuertet ab, abgescheuert)
Conjugations for polish:
present
- polish
- polish
- polishes
- polish
- polish
- polish
simple past
- polished
- polished
- polished
- polished
- polished
- polished
present perfect
- have polished
- have polished
- has polished
- have polished
- have polished
- have polished
past continuous
- was polishing
- were polishing
- was polishing
- were polishing
- were polishing
- were polishing
future
- shall polish
- will polish
- will polish
- shall polish
- will polish
- will polish
continuous present
- am polishing
- are polishing
- is polishing
- are polishing
- are polishing
- are polishing
subjunctive
- be polished
- be polished
- be polished
- be polished
- be polished
- be polished
diverse
- polish!
- let's polish!
- polished
- polishing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor polish:
Verwante woorden van "polish":
Synoniemen voor "polish":
Verwante definities voor "polish":
Wiktionary: polish
polish
Cross Translation:
noun
verb
polish
-
make a surface smooth or shiny
- polish → polieren
-
(transitiv) auf Glanz bringen, durch reiben glänzend machen, glätten
-
einen Text oder eine Formulierung verfeinern, bearbeiten
-
Leder mit Schuhcreme oder einem Lederfett einreiben (Schuhe oder Lederwaren)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• polish | → schleifen; polieren; glattschleifen | ↔ slijpen — door wrijving met een hard fijnverdeeld poeder het oppervlak van een vast voorwerp spiegelglad maken |
• polish | → aufpolieren | ↔ opwrijven — door wrijven glanzend maken |
• polish | → bohnern | ↔ boenen — Inwrijven met was tot het glanst. |
• polish | → putzen; polieren; wichsen; Wichse | ↔ cirer — Enduire de cirage une chaussure pour la faire briller. |