Piqued in het Duits vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

piqued:
- verärgert; pikiert; verstimmt; irritiert; gereizt; angebrannt; erregt; reizbar; giftig
pique:
- Ärger; Unmut; Verstimmung; Verärgerung; Ressentiment; Nachtragendheit; Erregbarkeit; Empfindlichkeit; Reizbarkeit; Stachlichkeit; Irritation; Arger; Verdruß; Gereiztheit; Ärgernis; Unwille; Verdrüsse; Verdrießlichkeit
Wiktionary:
- piqued → pikiert
- pique → pikieren
- pique → steppen, stacheln, stechen, stecken, sticheln

Engels

Uitgebreide vertaling voor piqued (Engels) in het Duits

piqued:

piqued bijvoeglijk naamwoord

piqued (nettled; sore)
verärgert; pikiert; verstimmt
- verärgert bijvoeglijk naamwoord
- pikiert bijvoeglijk naamwoord
- verstimmt bijvoeglijk naamwoord
piqued (irritated; bad-tempered; pissed off; nettled; sore)
irritiert; verärgert; gereizt; angebrannt; erregt; reizbar; giftig
- irritiert bijvoeglijk naamwoord
- verärgert bijvoeglijk naamwoord
- gereizt bijvoeglijk naamwoord
- angebrannt bijvoeglijk naamwoord
- erregt bijvoeglijk naamwoord
- reizbar bijvoeglijk naamwoord
- giftig bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor piqued:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
angebrannt	bad-tempered; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore
erregt	bad-tempered; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore	agile; agitated; aroused; disgruntled; excited; exciting; fierce; fiery; fluttered; heated; horny; hot; hot-blooded; hot-headed; hot-tempered; intense; lascivious; passionate; put out; randy; severe; strong; violent
gereizt	bad-tempered; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore	excited; exciting; fierce; fucked up; heated; horny; hot; intense; lascivious; randy; severe; strained; stressed; strong; tense; uptight; violent; worked up; wrought up
giftig	bad-tempered; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore	angry; detrimental; disadvantuous; enraged; hateful; invidious; irate; livid; malicious; pissed off; poisoned; poisonous; seething; snide; spiteful; toxic; unfavorable; unfavourable; unprofitable; venominous; venomous; very angry; vicious; virulent; vitriolic
irritiert	bad-tempered; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore	edgy; irritated; vexed
pikiert	nettled; piqued; sore
reizbar	bad-tempered; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore	abrupt; irritable; sensitive; snappy; snarling; touchy
verstimmt	nettled; piqued; sore	angry; annoyed; discontented; disgruntled; displeased; displeased with; dissatisfied; enraged; indignant; irate; livid; put out; seething; upset; vexed
verärgert	bad-tempered; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore	angry; annoyed; discontented; disgruntled; displeased; dissatisfied; enraged; indignant; irate; livid; put out; upset; vexed

Verwante woorden van "piqued":

pique

Wiktionary: piqued

piqued

adjective

leicht beleidigt
- pikiert → piqued

pique:

pique [the ~] zelfstandig naamwoord

the pique (peevishness; spite; surliness; testiness; tetchiness)
der Ärger; der Unmut; die Verstimmung; die Verärgerung
- Ärger [der ~] zelfstandig naamwoord
- Unmut [der ~] zelfstandig naamwoord
- Verstimmung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verärgerung [die ~] zelfstandig naamwoord
the pique (grudge; rancour; resentment; spite; ill-will; rancor)
Ressentiment; die Nachtragendheit
- Ressentiment [das ~] zelfstandig naamwoord
- Nachtragendheit [die ~] zelfstandig naamwoord
the pique (touchiness; susceptibility; irritability)
die Erregbarkeit; die Empfindlichkeit; die Reizbarkeit; die Stachlichkeit
- Erregbarkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Empfindlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Reizbarkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Stachlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
the pique (irritability; irritation)
die Irritation; die Verstimmung; der Ärger; der Arger; der Unmut; der Verdruß; die Reizbarkeit; die Erregbarkeit; die Gereiztheit; Ärgernis; die Unwille; der Verdrüsse; die Verdrießlichkeit
- Irritation [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verstimmung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ärger [der ~] zelfstandig naamwoord
- Arger [der ~] zelfstandig naamwoord
- Unmut [der ~] zelfstandig naamwoord
- Verdruß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Reizbarkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Erregbarkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gereiztheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ärgernis [das ~] zelfstandig naamwoord
- Unwille [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verdrüsse [der ~] zelfstandig naamwoord
- Verdrießlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pique:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Arger	irritability; irritation; pique
Empfindlichkeit	irritability; pique; susceptibility; touchiness	delicacy; feebleness; frailty; impressionability; irritability; over-sensitiveness; sensibility; sensitiveness; sensitivity; slackness; susceptibility; testiness; touchiness; trivial; vulnerability; weak point; weakness
Erregbarkeit	irritability; irritation; pique; susceptibility; touchiness	irritability; over-sensitiveness; sensitiveness; susceptibility; testiness; touchiness; vulnerability
Gereiztheit	irritability; irritation; pique	nervousness; tense situation; tension
Irritation	irritability; irritation; pique	annoyance; chagrin; drag; irritation; nuisance; vexation
Nachtragendheit	grudge; ill-will; pique; rancor; rancour; resentment; spite
Reizbarkeit	irritability; irritation; pique; susceptibility; touchiness	irritability; testiness; touchiness
Ressentiment	grudge; ill-will; pique; rancor; rancour; resentment; spite	resentment; spite
Stachlichkeit	irritability; pique; susceptibility; touchiness	acidity; bittyness; cattishness; curtness; fervor; fervour; fierceness; intensity; snappiness; vehemence; violence
Unmut	irritability; irritation; peevishness; pique; spite; surliness; testiness; tetchiness	discontent; discord; displeasure; dissatisfaction
Unwille	irritability; irritation; pique	discontentedness; discord; disgruntlement; displeasure; dissatisfaction; ill-pleasure; malcontentedness; unwillingness
Verdrießlichkeit	irritability; irritation; pique	annoyance; chagrin; crabbedness; difficulty; discontentedness; discord; disgruntlement; displeasure; dissatisfaction; exasperation; grief; ill-pleasure; indignation; irritation; malcontentedness; vexation
Verdruß	irritability; irritation; pique	distress; grief; sorrow
Verdrüsse	irritability; irritation; pique
Verstimmung	irritability; irritation; peevishness; pique; spite; surliness; testiness; tetchiness	discontent; discord; displeasure; dissatisfaction
Verärgerung	peevishness; pique; spite; surliness; testiness; tetchiness	anger; wrath
Ärger	irritability; irritation; peevishness; pique; spite; surliness; testiness; tetchiness	annoyance; annoyances; chagrin; chicanery; drag; fuss; grumpiness; hassle; inconvenience; indignation; irritation; irritations; nuisance; peevishness; testiness; trouble making; vexation
Ärgernis	irritability; irritation; pique	annoyance; chagrin; chicanery; complaint; drag; fuss; hassle; inconvenience; irritation; nuisance; trouble making; vexation
-	irritation; temper
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	offend

Verwante woorden van "pique":

piqued, piques

Synoniemen voor "pique":

fabric; cloth; material; textile
temper; irritation; annoyance; chafe; vexation
offend; anger

Verwante definities voor "pique":

tightly woven fabric with raised cords¹
a sudden outburst of anger¹
cause to feel resentment or indignation¹

Wiktionary: pique

pique

verb

to wound the pride of
- pique → pikieren

Cross Translation:

From	To	Via
• pique	→ steppen; stacheln; stechen; stecken; sticheln	↔ piquer — Traductions à trier suivant le sens

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal piqued van Engels naar Duits

Uitgebreide vertaling voor piqued (Engels) in het Duits

piqued:

piqued bijvoeglijk naamwoord

piqued (nettled; sore)

piqued (irritated; bad-tempered; pissed off; nettled; sore)

Vertaal Matrix voor piqued:

Verwante woorden van "piqued":

Wiktionary: piqued

pique:

pique [the ~] zelfstandig naamwoord

the pique (peevishness; spite; surliness; testiness; tetchiness)

the pique (grudge; rancour; resentment; spite; ill-will; rancor)

the pique (touchiness; susceptibility; irritability)

the pique (irritability; irritation)

Vertaal Matrix voor pique:

Verwante woorden van "pique":

Synoniemen voor "pique":

Verwante definities voor "pique":

Wiktionary: pique