Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
-
perfect:
- perfekt; ideal; sublim; tadellos; erstklassig; vollkommen; fehlerfrei; ausgezeichnet; vortrefflich; hervorragend; herausragend; tipp-topp; ausgewählt; vorzüglich; ausgesucht; ausgelesen; formidabel; top; auserlesen; edel; fabelhaft; gründlich; weise; tiefgehend; tief; eingehend; grundlegend; tiefsinnig; gedankenvoll; einschneidend; tiefschürfend; einwandfrei; fehlerlos; korrekt; ordentlich; fleckenlos; makellos; oberst; oberste; erstrangig; spitze; klasse; ausgelernt
- komplettieren; vervollständigen; vollenden; fertigmachen; ergänzen; fertigstellen; beenden; fertigbringen; perfektionieren; ausbauen; berichtigen; ausbessern; aufbessern; vervollkommnen; etwas vollkommen machen
-
Wiktionary:
- perfect → perfekt, vollkommen, einwandfrei, vollendet
- perfect → vollenden, perfektionieren
- perfect → Perfekt
- perfect → perfekt, vervollkommnen, absolut, losgelöst, beziehungslos, uneingeschränkt, unumschränkt, unabhängig, unvermischt, rein, trefflich, vollendet, vollkommen
Engels
Uitgebreide vertaling voor perfect (Engels) in het Duits
perfect:
-
perfect (ideal; excellent; thorough; consummate; first-rate; tiptop; superb)
perfekt; ideal; sublim; tadellos; erstklassig; vollkommen; fehlerfrei-
perfekt bijvoeglijk naamwoord
-
ideal bijvoeglijk naamwoord
-
sublim bijvoeglijk naamwoord
-
tadellos bijvoeglijk naamwoord
-
erstklassig bijvoeglijk naamwoord
-
vollkommen bijvoeglijk naamwoord
-
fehlerfrei bijvoeglijk naamwoord
-
-
perfect (excellent; first-rate; consummate; superb; tiptop)
ausgezeichnet; perfekt; vortrefflich; hervorragend; erstklassig; tadellos; fehlerfrei; sublim; herausragend; tipp-topp; ausgewählt; vorzüglich; vollkommen; ausgesucht; ausgelesen; formidabel; top; auserlesen; edel-
ausgezeichnet bijvoeglijk naamwoord
-
perfekt bijvoeglijk naamwoord
-
vortrefflich bijvoeglijk naamwoord
-
hervorragend bijvoeglijk naamwoord
-
erstklassig bijvoeglijk naamwoord
-
tadellos bijvoeglijk naamwoord
-
fehlerfrei bijvoeglijk naamwoord
-
sublim bijvoeglijk naamwoord
-
herausragend bijvoeglijk naamwoord
-
tipp-topp bijvoeglijk naamwoord
-
ausgewählt bijvoeglijk naamwoord
-
vorzüglich bijvoeglijk naamwoord
-
vollkommen bijvoeglijk naamwoord
-
ausgesucht bijvoeglijk naamwoord
-
ausgelesen bijvoeglijk naamwoord
-
formidabel bijvoeglijk naamwoord
-
top bijvoeglijk naamwoord
-
auserlesen bijvoeglijk naamwoord
-
edel bijvoeglijk naamwoord
-
-
perfect (high-quality; excellent; first-rate; superb; tiptop)
ausgezeichnet; vortrefflich; tipp-topp; erstklassig; ausgelesen; tadellos; hervorragend; herausragend; fabelhaft; ausgewählt; vorzüglich; edel; ausgesucht; auserlesen-
ausgezeichnet bijvoeglijk naamwoord
-
vortrefflich bijvoeglijk naamwoord
-
tipp-topp bijvoeglijk naamwoord
-
erstklassig bijvoeglijk naamwoord
-
ausgelesen bijvoeglijk naamwoord
-
tadellos bijvoeglijk naamwoord
-
hervorragend bijvoeglijk naamwoord
-
herausragend bijvoeglijk naamwoord
-
fabelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
ausgewählt bijvoeglijk naamwoord
-
vorzüglich bijvoeglijk naamwoord
-
edel bijvoeglijk naamwoord
-
ausgesucht bijvoeglijk naamwoord
-
auserlesen bijvoeglijk naamwoord
-
-
perfect (profound; thorough; in depth; penetrating; deep; consummate)
gründlich; weise; tiefgehend; tief; eingehend; grundlegend; tiefsinnig; gedankenvoll; einschneidend; tiefschürfend-
gründlich bijvoeglijk naamwoord
-
weise bijvoeglijk naamwoord
-
tiefgehend bijvoeglijk naamwoord
-
tief bijvoeglijk naamwoord
-
eingehend bijvoeglijk naamwoord
-
grundlegend bijvoeglijk naamwoord
-
tiefsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
gedankenvoll bijvoeglijk naamwoord
-
einschneidend bijvoeglijk naamwoord
-
tiefschürfend bijvoeglijk naamwoord
-
-
perfect (excellent; sublime; first-rate; superb; terrific; tiptop; great; choice)
ausgezeichnet; vortrefflich; vorzüglich-
ausgezeichnet bijvoeglijk naamwoord
-
vortrefflich bijvoeglijk naamwoord
-
vorzüglich bijvoeglijk naamwoord
-
-
perfect
-
perfect (flawless)
perfekt; fehlerlos; fehlerfrei; einwandfrei; tadellos-
perfekt bijvoeglijk naamwoord
-
fehlerlos bijvoeglijk naamwoord
-
fehlerfrei bijvoeglijk naamwoord
-
einwandfrei bijvoeglijk naamwoord
-
tadellos bijvoeglijk naamwoord
-
-
perfect (impeccable; correct; faultless; blameless)
korrekt; einwandfrei; ordentlich; fleckenlos; makellos; fehlerfrei; tadellos-
korrekt bijvoeglijk naamwoord
-
einwandfrei bijvoeglijk naamwoord
-
ordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
fleckenlos bijvoeglijk naamwoord
-
makellos bijvoeglijk naamwoord
-
fehlerfrei bijvoeglijk naamwoord
-
tadellos bijvoeglijk naamwoord
-
-
perfect (first-rate; top-class; first-class; exemplary; tops)
erstklassig; oberst; oberste; herausragend; vortrefflich; erstrangig; vorzüglich-
erstklassig bijvoeglijk naamwoord
-
oberst bijvoeglijk naamwoord
-
oberste bijvoeglijk naamwoord
-
herausragend bijvoeglijk naamwoord
-
vortrefflich bijvoeglijk naamwoord
-
erstrangig bijvoeglijk naamwoord
-
vorzüglich bijvoeglijk naamwoord
-
-
perfect (undamaged; untainted; flawless; whole)
spitze; einwandfrei; klasse; tadellos; makellos-
spitze bijvoeglijk naamwoord
-
einwandfrei bijvoeglijk naamwoord
-
klasse bijvoeglijk naamwoord
-
tadellos bijvoeglijk naamwoord
-
makellos bijvoeglijk naamwoord
-
-
perfect (proficient; thorough)
-
to perfect (complete; improve; finish; make better; better)
komplettieren; vervollständigen; vollenden; fertigmachen; ergänzen; fertigstellen; beenden; fertigbringen; perfektionieren; ausbauen; berichtigen; ausbessern; aufbessern; vervollkommnen-
komplettieren werkwoord (komplettiere, komplettierst, komplettiert, komplettierte, komplettiertet, komplettiert)
-
vervollständigen werkwoord (vervollständige, vervollständigst, vervollständigt, vervollständigte, vervollständigtet, vervollständigt)
-
fertigmachen werkwoord (mache fertig, machst fertig, macht fertig, machte fertig, machtet fertig, fertiggemacht)
-
fertigstellen werkwoord (stelle fertig, stellst fertig, stellt fertig, stellte fertig, fertiggestellt)
-
fertigbringen werkwoord (bringe fertig, bringst fertig, bringt fertig, brachte fertig, brachtet fertig, fertiggebracht)
-
perfektionieren werkwoord (perfektioniere, perfektionierst, perfektioniert, perfektionierte, perfektioniertet, perfektioniert)
-
berichtigen werkwoord (berichtige, berichtigest, berichtiget, berichtigete, berichtigetet, berichtigt)
-
ausbessern werkwoord (bessere aus, besserst aus, bessert aus, besserte aus, bessertet aus, ausgebessert)
-
aufbessern werkwoord (bessere auf, besserst auf, bessert auf, besserte auf, bessertet auf, aufgebessert)
-
vervollkommnen werkwoord (vervollkomme, vervollkommst, vervollkommt, vervollkam, vervollkamt, vervollkommen)
-
-
to perfect (bring to perfection; refine; improve)
perfektionieren; etwas vollkommen machen-
perfektionieren werkwoord (perfektioniere, perfektionierst, perfektioniert, perfektionierte, perfektioniertet, perfektioniert)
-
etwas vollkommen machen werkwoord
-
Conjugations for perfect:
present
- perfect
- perfect
- perfects
- perfect
- perfect
- perfect
simple past
- perfected
- perfected
- perfected
- perfected
- perfected
- perfected
present perfect
- have perfected
- have perfected
- has perfected
- have perfected
- have perfected
- have perfected
past continuous
- was perfecting
- were perfecting
- was perfecting
- were perfecting
- were perfecting
- were perfecting
future
- shall perfect
- will perfect
- will perfect
- shall perfect
- will perfect
- will perfect
continuous present
- am perfecting
- are perfecting
- is perfecting
- are perfecting
- are perfecting
- are perfecting
subjunctive
- be perfected
- be perfected
- be perfected
- be perfected
- be perfected
- be perfected
diverse
- perfect!
- let's perfect!
- perfected
- perfecting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor perfect:
Verwante woorden van "perfect":
Synoniemen voor "perfect":
Antoniemen van "perfect":
Verwante definities voor "perfect":
Wiktionary: perfect
perfect
Cross Translation:
adjective
perfect
-
fitting its definition precisely
- perfect → perfekt; vollkommen
-
without fault or mistake
- perfect → perfekt; vollkommen
-
make perfect
- perfect → vollenden; perfektionieren
verb
-
etwas (maximal) verbessern; etwas perfekt machen
-
sehr gelungen, nicht verbesserbar
-
in tadellosem Zustand, ohne Fehler oder Mängel
-
makellos, tadellos
-
perfekt, ohne Fehler, fehlerlos
-
Linguistik: Tempusform, die ausdrückt, dass das Geschehen vom Standpunkt des Sprechers aus zwar vergangen ist, sich aber doch auf seinen Standpunkt bezieht
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• perfect | → perfekt | ↔ volmaakt — zonder enig gebrek |
• perfect | → vervollkommnen | ↔ vervolmaken — meer volmaakt maken |
• perfect | → perfekt | ↔ perfect — zonder enig gebrek |
• perfect | → absolut; losgelöst; beziehungslos; uneingeschränkt; unumschränkt; unabhängig; unvermischt; rein; perfekt; trefflich; vollendet; vollkommen | ↔ parfait — Qui réunir toutes les qualités, sans nul mélange de défauts. |