Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal passenger

Vertaal passenger van Engels naar Duits

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

passenger:
- Passagier; Reisende; Flugreisende; Gast; Insasse; Fluggast; Schiffspassagier; Fahrgast; Fahrgäste
Wiktionary:
- passenger → Passagier, Fahrgast, Passagierin, Insasse
- passenger → Passagier

Engels

Uitgebreide vertaling voor passenger (Engels) in het Duits

passenger:

passenger [the ~] zelfstandig naamwoord

the passenger (traveller; occupant; traveler)

– a traveler riding in a vehicle (a boat or bus or car or plane or train etc) who is not operating it ¹
der Passagier; der Reisende; der Flugreisende; der Gast; der Insasse; der Fluggast
- Passagier [der ~] zelfstandig naamwoord
- Reisende [der ~] zelfstandig naamwoord
- Flugreisende [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gast [der ~] zelfstandig naamwoord
- Insasse [der ~] zelfstandig naamwoord
- Fluggast [der ~] zelfstandig naamwoord
the passenger (person on board)
der Passagier; der Schiffspassagier; der Fahrgast; die Fahrgäste
- Passagier [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schiffspassagier [der ~] zelfstandig naamwoord
- Fahrgast [der ~] zelfstandig naamwoord
- Fahrgäste [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor passenger:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Fahrgast	passenger; person on board	traveller
Fahrgäste	passenger; person on board
Fluggast	occupant; passenger; traveler; traveller	air-traveller
Flugreisende	occupant; passenger; traveler; traveller	air-traveller
Gast	occupant; passenger; traveler; traveller	guest; guest for the night; night guest; overnight guest
Insasse	occupant; passenger; traveler; traveller
Passagier	occupant; passenger; person on board; traveler; traveller
Reisende	occupant; passenger; traveler; traveller
Schiffspassagier	passenger; person on board
-	rider

Verwante woorden van "passenger":

passengers

Synoniemen voor "passenger":

rider; traveler; traveller

Verwante definities voor "passenger":

a traveler riding in a vehicle (a boat or bus or car or plane or train etc) who is not operating it¹

Wiktionary: passenger

passenger

noun

one who rides or travels in a train, motor vehicle, boat, ship, ferry, hovercraft, aircraft, etc.
- passenger → Passagier; Fahrgast

passenger

noun

eine weibliche Person, die mit Bus, Bahn, Schiff oder Flugzeug reist
- Passagierin → passenger
jemand, der ein Verkehrsmittel benutzt, ohne es selbst zu steuern
- Passagier → passenger
Passagier in einem Fahrzeug
- Insasse → resident; inmate; patient; passenger
Person, die ein öffentliches Verkehrsmittel benutzt
- Fahrgast → passenger

Cross Translation:

From	To	Via
• passenger	→ Passagier	↔ passager — Celui, celle qui prend passage à bord d’un navire ou d'un aéronef.

Verwante vertalingen van passenger

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University