Engels
Uitgebreide vertaling voor outgoer (Engels) in het Duits
outgoer: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- out: aus; klar; fertig; bereit; geschafft; erledigt; beendet; einsatzbereit; vollendet; parat; ab jetzt; von hier; aushäusig; hinaus; weg; raus; daraus; unterwegs
- go: verlassen; abreisen; aufbrechen; wegfahren; fortreisen; wegreisen; seineZelteabbrechen; gehen; sich aufmachen; laufen; wandern; spazieren; bummeln; schreiten; spazierengehen; im Schritt gehen; sich fortbewegen; ksst; futsch; Spiel; Runde; Partie; Spielchen; ablegen; zurücklegen
outgoer:
Vertaal Matrix voor outgoer:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| - | emigrant; emigre; emigree |