Opponent in het Duits vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

opponent:
- Gegenspieler; Gegner; Opponent; Kontrahent; Gegenkandidat
Wiktionary:
- opponent → Gegner, Gegenspieler, Widerpart
- opponent → Gegner, Widersacher, Gegenspieler, Gegenkandidat, Widerpart, Antagonist, Gesprächsgegner

Engels

Uitgebreide vertaling voor opponent (Engels) in het Duits

the opponent (adversary; antagonist)
der Gegenspieler; der Gegner; der Opponent; der Kontrahent
- Gegenspieler [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gegner [der ~] zelfstandig naamwoord
- Opponent [der ~] zelfstandig naamwoord
- Kontrahent [der ~] zelfstandig naamwoord
the opponent (adversary; antagonist)
der Gegner; der Gegenspieler; der Opponent; der Gegenkandidat
- Gegner [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gegenspieler [der ~] zelfstandig naamwoord
- Opponent [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gegenkandidat [der ~] zelfstandig naamwoord
the opponent (antagonist; adversary)
der Gegner; der Gegenspieler
- Gegner [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gegenspieler [der ~] zelfstandig naamwoord
the opponent (oppositional candidate)
der Gegenkandidat
- Gegenkandidat [der ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Gegenkandidat	adversary; antagonist; opponent; oppositional candidate	co-candidate
Gegenspieler	adversary; antagonist; opponent	competitor; rival
Gegner	adversary; antagonist; opponent	competitor; rival
Kontrahent	adversary; antagonist; opponent
Opponent	adversary; antagonist; opponent
-	adversary; antagonist; opposer; opposite; opposition; resister
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	opposing
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	adversary; counterparty; opposite party

opponent

noun

opponent

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• opponent	→ Gegner	↔ tegenstrever — iemand die tegenwerkt
• opponent	→ Gegner; Widersacher	↔ tegenstander — vijand, rivaal
• opponent	→ Gegenspieler	↔ tegenspeler — een speler van de tegenpartij
• opponent	→ Gegenkandidat	↔ tegenkandidaat — een andere kandidaat uit een tegenpartij
• opponent	→ Gegner; Widerpart; Widersacher; Antagonist; Gegenspieler	↔ adversaire — personne qui est opposée à une autre, dans une lutte, une compétition.
• opponent	→ Gegner; Widerpart; Widersacher; Antagonist; Gegenspieler	↔ antagoniste — opposant ; adversaire ; ennemi.
• opponent	→ Gesprächsgegner	↔ contradicteur — Celui qui contredire, qui porter la contradiction.