Engels
Uitgebreide vertaling voor measured (Engels) in het Duits
measured:
-
measured
abgemessen; gemessen; bemessen-
abgemessen bijvoeglijk naamwoord
-
gemessen bijvoeglijk naamwoord
-
bemessen bijvoeglijk naamwoord
-
-
measured
abgemessen reden-
abgemessen reden bijvoeglijk naamwoord
-
-
measured (exact)
Vertaal Matrix voor measured:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bemessen | map; survey | |
passend | make fit precisely | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | calculated; careful; deliberate; mensurable; mensural; metric; metrical | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | rhythmical | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abgemessen | exact; measured | |
abgemessen reden | measured | |
bemessen | measured | |
gemessen | measured | effective; efficient; fit; proper; suitable |
passend | exact; measured | adequate; applicable; apposite; appropriate; apt; becoming; befitting; convenient; correct; effective; efficient; fair; fit; fitting; opportune; passable; proper; reasonable; relevant; right; suitable; tolerable |
Verwante woorden van "measured":
Synoniemen voor "measured":
Antoniemen van "measured":
Verwante definities voor "measured":
measured vorm van measure:
-
the measure (provision; facility; decree; supply; decision)
-
the measure (size; dimension; extent; circumference)
-
the measure (norm; standard)
-
the measure (decision of the town council; decision; decree; ruling)
-
the measure (measuring jug; measuring cup)
der Messbecher -
the measure (moderation; modesty)
-
the measure
– A quantified value that is indicative of the size, quantity, scale, importance, or extent of something important to an organization. 2 -
the measure
– In a cube, a set of values that are usually numeric and are based on a column in the fact table of the cube. Measures are the central values that are aggregated and analyzed. 2
-
to measure (gauge)
Conjugations for measure:
present
- measure
- measure
- measures
- measure
- measure
- measure
simple past
- measured
- measured
- measured
- measured
- measured
- measured
present perfect
- have measured
- have measured
- has measured
- have measured
- have measured
- have measured
past continuous
- was measuring
- were measuring
- was measuring
- were measuring
- were measuring
- were measuring
future
- shall measure
- will measure
- will measure
- shall measure
- will measure
- will measure
continuous present
- am measuring
- are measuring
- is measuring
- are measuring
- are measuring
- are measuring
subjunctive
- be measured
- be measured
- be measured
- be measured
- be measured
- be measured
diverse
- measure!
- let's measure!
- measured
- measuring
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor measure:
Verwante woorden van "measure":
Synoniemen voor "measure":
Verwante definities voor "measure":
Wiktionary: measure
measure
Cross Translation:
verb
noun
measure
verb
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• measure | → messen | ↔ meten — de waarde van een bepaalde grootheid bepalen door deze te vergelijken met een ijkwaarde |
• measure | → Maßnahme | ↔ maatregel — iets dat wordt beslist om een doel te treffen |
• measure | → Maß | ↔ maat — eenheid van lengte enz. |
• measure | → abmessen | ↔ afpassen — nauwkeurig afmeten |
• measure | → Maß | ↔ mesure — Dimension (sens général) |
• measure | → messen; abmessen; aufmessen | ↔ mesurer — Chercher à connaître, ou déterminer une quantité par le moyen d’une mesure. |
• measure | → Gestalt; Statur; Maß; Ausdehnung; Dimension; Abmessung; Ausmaß; Tragweite; Große; Bereich; Fassung; Gehalt; Umfang; Spanne; Größe | ↔ taille — coupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler. |