Lord in het Duits vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

lord:
- Herr; Herrscher; Fürst; König; Gebieter; Führer; Gewalthaber; Landsmann
- mein Gott
Wiktionary:
- lord → herrschen
- lord → Herr, Gebieter
- lord → Herrscher, Statthalter

Engels

Uitgebreide vertaling voor lord (Engels) in het Duits

the lord (ruler; mister; gent; master; king)
der Herr; der Herrscher; der Fürst; der König; der Gebieter
- Herr [der ~] zelfstandig naamwoord
- Herrscher [der ~] zelfstandig naamwoord
- Fürst [der ~] zelfstandig naamwoord
- König [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gebieter [der ~] zelfstandig naamwoord
the lord (commander; ruler)
der Führer; der Gebieter; der Herrscher; der Gewalthaber
- Führer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gebieter [der ~] zelfstandig naamwoord
- Herrscher [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gewalthaber [der ~] zelfstandig naamwoord
the lord (sovereign lord; ruler of the country; master)
der Landsmann
- Landsmann [der ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Führer	commander; lord; ruler	captain; centurion; chairman; chauffeur; chief; commander; commanding officer; conductor; driver; guide; guide book; headman; host; instruction book; instruction booklet; leader; manager; manual; master; mentor; president; skipper; tour guide; travel brochure; travel guide
Fürst	gent; king; lord; master; mister; ruler	boss; chief; incumbent; king; leader; master; monarch; principal; regent; ruler; sovereign; viceroy
Gebieter	commander; gent; king; lord; master; mister; ruler	boss; captain; centurion; chief; commander; commanding officer; headman; king; leader; lieutenant-colonel; master; monarch; principal; ruler; usurper
Gewalthaber	commander; lord; ruler
Herr	gent; king; lord; master; mister; ruler	Heavenly Father; Mr.; Sir; bloke; boss; butler; chamber servant; chap; chief; divineness; divinity; fellow; footman; godhood; guy; king; lackey; leader; man; master; monarch; pallbearer; principal; servant; sir; valet
Herrscher	commander; gent; king; lord; master; mister; ruler	boss; chief; incumbent; king; leader; master; monarch; principal; regent; ruler; sovereign; usurper; viceroy
König	gent; king; lord; master; mister; ruler	king; monarch
Landsmann	lord; master; ruler of the country; sovereign lord	compatriot; fellow-countryman; fellow-countrywoman
-	master; overlord
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	jackdaw
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
mein Gott	jesus; lord

Godhead; Lord; Creator; Maker; Divine; God Almighty; Almighty; Jehovah; God; Supreme Being
overlord; master; ruler; swayer
noble; nobleman; male aristocrat
ennoble; gentle; entitle

lord

verb

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• lord	→ Herrscher; Statthalter	↔ dominateur — Celui, celle qui dominer, qui s’arroger une grande autorité, qui exercer un grand empire.