Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal laces

Vertaal laces van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. laces:
  2. lace:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor laces (Engels) in het Duits

laces:

laces [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the laces (shoelaces; shoe-strings)
    die Schnürsenkel; die Schuhbänder; die Schnüre
  2. the laces (cords; strings; ropes)
    die Seile; die Schnüre; die Bindfäden
    • Seile [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schnüre [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Bindfäden [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. the laces (ropes)
    die Schnüre
    • Schnüre [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor laces:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bindfäden cords; laces; ropes; strings binder twines; cords; flexes; packthread; ropes; string; strings; twine
Schnüre cords; laces; ropes; shoe-strings; shoelaces; strings bits of rope; cassettes; cords; flexes; ropes; strings; tapes
Schnürsenkel laces; shoe-strings; shoelaces boot-lace; shoe-lace; shoe-string
Schuhbänder laces; shoe-strings; shoelaces
Seile cords; laces; ropes; strings

Verwante woorden van "laces":


laces vorm van lace:

lace [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the lace (lacework; lace cloth; lace-making)
    die Spitzenklöppelei; die Spitze; die Fransenborte; die Spitzenarbeit; die Spitzenkante
  2. the lace (fringe; border; rim; )
    die Kante; die Tresse; der Streifen; der Rand; die Leiste; der Saum; der Beschlag; der Besatz; die Borte; die Krempe
    • Kante [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Tresse [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Streifen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Rand [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Leiste [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Saum [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Beschlag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Besatz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Borte [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Krempe [die ~] zelfstandig naamwoord

lace bijvoeglijk naamwoord

  1. lace (of lace)
    aus Spitze

to lace werkwoord (laces, laced, lacing)

  1. to lace (tack up; string; tie; cant)
    aufreien; schnüren; anreihen
    • aufreien werkwoord
    • schnüren werkwoord (schnüre, schnürst, schnürt, schnürte, schnürtet, geschnürt)
    • anreihen werkwoord

Conjugations for lace:

present
  1. lace
  2. lace
  3. laces
  4. lace
  5. lace
  6. lace
simple past
  1. laced
  2. laced
  3. laced
  4. laced
  5. laced
  6. laced
present perfect
  1. have laced
  2. have laced
  3. has laced
  4. have laced
  5. have laced
  6. have laced
past continuous
  1. was lacing
  2. were lacing
  3. was lacing
  4. were lacing
  5. were lacing
  6. were lacing
future
  1. shall lace
  2. will lace
  3. will lace
  4. shall lace
  5. will lace
  6. will lace
continuous present
  1. am lacing
  2. are lacing
  3. is lacing
  4. are lacing
  5. are lacing
  6. are lacing
subjunctive
  1. be laced
  2. be laced
  3. be laced
  4. be laced
  5. be laced
  6. be laced
diverse
  1. lace!
  2. let's lace!
  5. laced
  6. lacing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor lace:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Besatz border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming trimming
Beschlag border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming cornice; frame; framing; molding; moulding; mounting; panel; rim
Borte border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming border; cornice; edge; frame; framing; fringe; molding; moulding; mounting; panel; ridge; rim; side; trim; trimming
Fransenborte lace; lace cloth; lace-making; lacework course; direction; edging; frills; fringe; passementerie; ravel; trimming; trimmings
Kante border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming border; edge; frame work; fringe; ridge; side; trim; trimming
Krempe border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming border; edge; fringe; ridge; side; trim; trimming
Leiste border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming border; cornice; frame; frame work; framing; fringe; groin; list; molding; moulding; mounting; panel; rim; schedule; table; trim; trimming
Rand border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming border; cornice; edge; frame; framing; fringe; margin; molding; moulding; mounting; page margin; panel; ridge; rim; side; trim; trimming
Saum border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming border; edge; fringe; ridge; seam; side; trim; trimming
Spitze lace; lace cloth; lace-making; lacework apex; at first; climax; command; crest; culminating point; culmination; edging; face; first place; frills; fringe; front position; frontage; lead; leading; marram panicle; mountain top; passementerie; peak; pinnacle; point; process; projecting part; projection; protrusion; protuberance; ravel; spike; spire; summit; summmit; taking the lead; tip; tonsure; top; trimming; trimmings; upper edge; upper side; vertex; zenith
Spitzenarbeit lace; lace cloth; lace-making; lacework edging; passementerie; trimming
Spitzenkante lace; lace cloth; lace-making; lacework
Spitzenklöppelei lace; lace cloth; lace-making; lacework
Streifen border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming border; film; fringe; label; movie; picture; roll of film; strip; stripes; trim; trimming
Tresse border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming border; fringe; trim; trimming
- lacing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anreihen cant; lace; string; tack up; tie
aufreien cant; lace; string; tack up; tie
schnüren cant; lace; string; tack up; tie attach; bind; bind together; button; button up; change one's tack; fasten; fix; go overboard for; join; knot; lace up; lash; pinch; press; squeeze; string; tack; tie; tie on; tie together; tie up
- braid; enlace; entwine; fortify; interlace; intertwine; lace up; plait; spike; twine
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- lace up
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aus Spitze lace; of lace

Verwante woorden van "lace":


Synoniemen voor "lace":


Antoniemen van "lace":


Verwante definities voor "lace":

  1. a delicate decorative fabric woven in an open web of symmetrical patterns1
  2. a cord that is drawn through eyelets or around hooks in order to draw together two edges (as of a shoe or garment)1
  3. add alcohol to (beverages)1
  4. spin,wind, or twist together1
  5. draw through eyes or holes1
    • lace the shoelaces1
  6. do lacework1
    • The Flemish women were lacing in front of the cathedral1
  7. make by braiding or interlacing1
    • lace a tablecloth1

Wiktionary: lace

lace
verb
  1. fasten with laces
noun
  1. cord for fastening a shoe or garment
  2. fabric
lace
noun
  1. eine Art Gewebe
Cross Translation:
FromToVia
• lace → Spitze ↔ kant — een vorm van vlechtwerk
• lace → Spitze ↔ dentelle — couture|fr Sorte de passement à jour et à mailles très fines.
• lace → Schuhband; Schnur ↔ lacet — Cordon ferré pour serrer un vêtement.

Verwante vertalingen van laces







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0545 seconde
Page rendered in 1.0 seconds