Joy in het Duits vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

joy:
- Vergnügen; Genuß; Freude; Lust; Gefallen; Spaß; Freudentaumel; Spaßen; Gaudi; Geselligkeit; Ulk; Spleen; Heiterkeit; Freudenfest; Fröhlichkeit; Frohsinn; Scherz; Flause; Glückseligkeit; Erfreulichkeit; Unsinn; Jubel; Seligkeit; Jux; Torheit; Narrheit; Schäkerei; Feudenruf; Verrücktheit; Wonne; Glück; Schwein; Hilarität; Keckheit; Lustigkeit; Lebhaftigkeit; Ausgelassenheit; Munterkeit; Keckheid; Herrlichkeit; Köstlichkeit; Großartigkeit; Vortrefflichkeit; Sauberkeit; Schicklichkeit; Anstand; Höflichkeit; Reinheit; Sittlichkeit; Ehrlichkeit; Unschuld; Keuschheit; Anständigkeit; Makellosigkeit; Sittsamkeit; Artigkeit; Tadelosigkeit; Fleckenlosigkeit; Feudenrufe
Wiktionary:
- joy → Freude, Wonne, Lust
- joy → Freude, Jubel, Wonne

Engels

Uitgebreide vertaling voor joy (Engels) in het Duits

joy:

joy [the ~] zelfstandig naamwoord

the joy (pleasure; delight)
Vergnügen; der Genuß; die Freude; die Lust; der Gefallen
- Vergnügen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Genuß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Freude [die ~] zelfstandig naamwoord
- Lust [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gefallen [der ~] zelfstandig naamwoord
the joy (fun; joyfulness; high jinks; lunacy; merriment; pleasure; hilarity; silliness; folly; madness; mirth; nonsense; joking)
der Spaß; der Freudentaumel; Spaßen; die Gaudi; Gefallen; Vergnügen; die Geselligkeit; der Ulk; der Spleen; die Heiterkeit; Freudenfest; der Genuß; die Fröhlichkeit; der Frohsinn; die Lust; der Scherz; die Flause; die Glückseligkeit; die Erfreulichkeit; der Unsinn; der Jubel; die Seligkeit; der Jux; die Torheit; die Narrheit; die Schäkerei; der Feudenruf; die Freude; die Verrücktheit
- Spaß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Freudentaumel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Spaßen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Gaudi [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gefallen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Vergnügen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Geselligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ulk [der ~] zelfstandig naamwoord
- Spleen [der ~] zelfstandig naamwoord
- Heiterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Freudenfest [das ~] zelfstandig naamwoord
- Genuß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Fröhlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Frohsinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Lust [die ~] zelfstandig naamwoord
- Scherz [der ~] zelfstandig naamwoord
- Flause [die ~] zelfstandig naamwoord
- Glückseligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Erfreulichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Unsinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Jubel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Seligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Jux [der ~] zelfstandig naamwoord
- Torheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Narrheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schäkerei [die ~] zelfstandig naamwoord
- Feudenruf [der ~] zelfstandig naamwoord
- Freude [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verrücktheit [die ~] zelfstandig naamwoord
the joy (delight; enjoyment; pleasure)
der Genuß; die Wonne
- Genuß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Wonne [die ~] zelfstandig naamwoord
the joy (bliss; happiness; luck)
Glück; Schwein
- Glück [das ~] zelfstandig naamwoord
- Schwein [das ~] zelfstandig naamwoord
the joy (gladness; happiness; pleasure; joyfulness; merriment; mirth; glee)
der Spaß; Vergnügen; die Heiterkeit; die Fröhlichkeit; die Freude; der Frohsinn
- Spaß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Vergnügen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Heiterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Fröhlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Freude [die ~] zelfstandig naamwoord
- Frohsinn [der ~] zelfstandig naamwoord
the joy (merriment; pleasure; mirth; revelry; carousing; fun; roistering)
die Hilarität; die Keckheit; die Heiterkeit; die Lustigkeit; die Lebhaftigkeit
- Hilarität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Keckheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Heiterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Lustigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Lebhaftigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
the joy (cheerfulness; happiness; revelry; pleasure; brightfulness; joyfulness; merriment; lightheartedness; mirth; good spirits)
die Fröhlichkeit; der Spaß; Vergnügen; die Glückseligkeit; die Heiterkeit; die Geselligkeit; die Lust; die Freude; der Genuß; Gefallen; der Jubel; die Seligkeit; die Lebhaftigkeit; der Frohsinn; die Ausgelassenheit; der Freudentaumel; die Lustigkeit; die Munterkeit; Freudenfest; die Keckheit; die Hilarität; die Erfreulichkeit; der Feudenruf; die Keckheid
- Fröhlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Spaß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Vergnügen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Glückseligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Heiterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Geselligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Lust [die ~] zelfstandig naamwoord
- Freude [die ~] zelfstandig naamwoord
- Genuß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gefallen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Jubel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Seligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Lebhaftigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Frohsinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Ausgelassenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Freudentaumel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Lustigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Munterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Freudenfest [das ~] zelfstandig naamwoord
- Keckheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Hilarität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Erfreulichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Feudenruf [der ~] zelfstandig naamwoord
- Keckheid [die ~] zelfstandig naamwoord
the joy (bliss; glory; blessedness; magnificence; happiness; deliciousness; well-being)
die Herrlichkeit; Glück; die Glückseligkeit; die Wonne; die Köstlichkeit; die Großartigkeit; die Vortrefflichkeit
- Herrlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Glück [das ~] zelfstandig naamwoord
- Glückseligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Wonne [die ~] zelfstandig naamwoord
- Köstlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Großartigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Vortrefflichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
the joy (perfection; neatness; spotlessness; impeccability; mirth; orderliness; tidiness; pleasure; purity; soundness; merriment; stainlessness; light-heartedness; faultlessness; irreprochability)
die Sauberkeit; die Schicklichkeit; der Anstand; die Höflichkeit; die Reinheit; die Sittlichkeit; die Ehrlichkeit; die Unschuld; die Keuschheit; die Anständigkeit; die Makellosigkeit; die Sittsamkeit; die Artigkeit; die Tadelosigkeit; die Fleckenlosigkeit
- Sauberkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schicklichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Anstand [der ~] zelfstandig naamwoord
- Höflichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Reinheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Sittlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ehrlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Unschuld [die ~] zelfstandig naamwoord
- Keuschheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Anständigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Makellosigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Sittsamkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Artigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Tadelosigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Fleckenlosigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
the joy (shouts of joy; excitement; jubilation)
der Feudenrufe
- Feudenrufe [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor joy:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Anstand	faultlessness; impeccability; irreprochability; joy; light-heartedness; merriment; mirth; neatness; orderliness; perfection; pleasure; purity; soundness; spotlessness; stainlessness; tidiness	becomingness; civility; courtesy; courtliness; decency; dignity; etiquette; gallantry; good breeding; good manners; mannerliness; manners; neatness; orderliness; politeness; propriety; respectability; seemliness; suitableness; tidiness; urban character; urbanity
Anständigkeit	faultlessness; impeccability; irreprochability; joy; light-heartedness; merriment; mirth; neatness; orderliness; perfection; pleasure; purity; soundness; spotlessness; stainlessness; tidiness	becomingness; civility; decency; decorum; etiquette; gentility; neatness; orderliness; propriety; respectability; rules of etiquette; seemliness; social convention; tidiness
Artigkeit	faultlessness; impeccability; irreprochability; joy; light-heartedness; merriment; mirth; neatness; orderliness; perfection; pleasure; purity; soundness; spotlessness; stainlessness; tidiness	decency; mannerism; neatness; orderliness; tidiness
Ausgelassenheit	brightfulness; cheerfulness; good spirits; happiness; joy; joyfulness; lightheartedness; merriment; mirth; pleasure; revelry	friskiness; hilarity; merriment; playfulness; pleasure
Ehrlichkeit	faultlessness; impeccability; irreprochability; joy; light-heartedness; merriment; mirth; neatness; orderliness; perfection; pleasure; purity; soundness; spotlessness; stainlessness; tidiness	candor; candour; detachment; etiquette; frankness; good manners; honesty; integrity; mannerliness; open-heartedness; probity; sense of truth; uprightness
Erfreulichkeit	brightfulness; cheerfulness; folly; fun; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness
Feudenruf	brightfulness; cheerfulness; folly; fun; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness	cheering
Feudenrufe	excitement; joy; jubilation; shouts of joy
Flause	folly; fun; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; silliness	banter; folly; foolishness; idiocy; lunacy; nonsense; silliness
Fleckenlosigkeit	faultlessness; impeccability; irreprochability; joy; light-heartedness; merriment; mirth; neatness; orderliness; perfection; pleasure; purity; soundness; spotlessness; stainlessness; tidiness	blamelessness; decency; faultlessness; neatness; orderliness; tidiness
Freude	brightfulness; cheerfulness; delight; folly; fun; gladness; glee; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness	amusement; banter; be satisfied with; cheerfulness; fun; lust; passion; pleasure; pun; revelry; waggery
Freudenfest	brightfulness; cheerfulness; folly; fun; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness	feast; festivity
Freudentaumel	brightfulness; cheerfulness; folly; fun; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness	cheering
Frohsinn	brightfulness; cheerfulness; folly; fun; gladness; glee; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness	cheerfulness; hilarity; merriment; pleasure; revelry
Fröhlichkeit	brightfulness; cheerfulness; folly; fun; gladness; glee; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness	banter; cheerfulness; ecstasy; enthusiasm; exaltation; excitement; hilarity; merriment; pleasure; rapture; revelry; waggery
Gaudi	folly; fun; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; silliness	fun
Gefallen	brightfulness; cheerfulness; delight; folly; fun; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness	amusement; be satisfied with; fun; lust; passion; pleasure
Genuß	brightfulness; cheerfulness; delight; enjoyment; folly; fun; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness	be satisfied with
Geselligkeit	brightfulness; cheerfulness; folly; fun; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness	bedlam; chumminess; clamor; clamour; comfort; commotion; companionableness; convenience; conviviality; cosiness; coziness; din; hubbub; hullabaloo; noise; pandemonium; pleasantness; racket; snugness; sociability; tumult; tumultuousness; uproar
Glück	blessedness; bliss; deliciousness; glory; happiness; joy; luck; magnificence; well-being	affluence; be happy; bit of good luck; bit of luck; chance; euphoria; fortunate; fortune; godsend; good luck; happiness; luck; lucky coincidence; piece of good luck; piece of luck; pleasant surprise; prosperity; sheer luck; stroke of luck; stroke of unexpected luck; success; wealth; welfare; well-being; windfall
Glückseligkeit	blessedness; bliss; brightfulness; cheerfulness; deliciousness; folly; fun; glory; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; magnificence; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness; well-being	be happy; bliss; delight; deliverance; happiness; liberation; redemption; release; rescue; salvation
Großartigkeit	blessedness; bliss; deliciousness; glory; happiness; joy; magnificence; well-being	eminence; excellence; grandeur; grandiosity; grantness; haughtiness; impressiveness; majesty; pride
Heiterkeit	brightfulness; carousing; cheerfulness; folly; fun; gladness; glee; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; roistering; silliness	amusement; cheerfulness; cordiality; friendliness; heartiness; hilarity; merriment; pleasure; revelry; warm-heartedness
Herrlichkeit	blessedness; bliss; deliciousness; glory; happiness; joy; magnificence; well-being	abundance; affluence; blessing; delicacies; delightfulness; grandeur; grandiosity; haughtiness; impressiveness; luxury; majesty; pride; splendidness; stateliness
Hilarität	brightfulness; carousing; cheerfulness; fun; good spirits; happiness; joy; joyfulness; lightheartedness; merriment; mirth; pleasure; revelry; roistering
Höflichkeit	faultlessness; impeccability; irreprochability; joy; light-heartedness; merriment; mirth; neatness; orderliness; perfection; pleasure; purity; soundness; spotlessness; stainlessness; tidiness	ceremony; civility; courtesy; courtliness; decency; etiquette; formality; gallantry; good breeding; good manners; mannerism; mannerliness; manners; neatness; orderliness; politeness; procedure; propriety; protocol; respectability; rule of etiquette; tidiness; urban character; urbanity
Jubel	brightfulness; cheerfulness; folly; fun; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness	cheering
Jux	folly; fun; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; silliness	fun; hilarity; merriment; pleasure
Keckheid	brightfulness; cheerfulness; good spirits; happiness; joy; joyfulness; lightheartedness; merriment; mirth; pleasure; revelry	smartness; spruceness
Keckheit	brightfulness; carousing; cheerfulness; fun; good spirits; happiness; joy; joyfulness; lightheartedness; merriment; mirth; pleasure; revelry; roistering	banter; joke; prank
Keuschheit	faultlessness; impeccability; irreprochability; joy; light-heartedness; merriment; mirth; neatness; orderliness; perfection; pleasure; purity; soundness; spotlessness; stainlessness; tidiness	chastity; immaculacy; innocence; purity
Köstlichkeit	blessedness; bliss; deliciousness; glory; happiness; joy; magnificence; well-being	delicacies; delicacy; delightfulness; refreshment; snack; splendidness; tidbit; titbit
Lebhaftigkeit	brightfulness; carousing; cheerfulness; fun; good spirits; happiness; joy; joyfulness; lightheartedness; merriment; mirth; pleasure; revelry; roistering	agility; animation; bedlam; clamor; clamour; commotion; din; disposition; excitement; hubbub; hullabaloo; inclination; liveliness; mobility; nature; noise; pandemonium; proclivity; racket; rush; temper; temperament; tumult; tumultuousness; uproar; vivacity
Lust	brightfulness; cheerfulness; delight; folly; fun; good spirits; happiness; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lightheartedness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; revelry; silliness	amusement; ardor; ardour; be satisfied with; craving; craze; desire; frenzy; fun; hunger; lust; passion; passionate desire; pleasure; rankness; sexual desire; urge
Lustigkeit	brightfulness; carousing; cheerfulness; fun; good spirits; happiness; joy; joyfulness; lightheartedness; merriment; mirth; pleasure; revelry; roistering	cheerfulness; hilarity; merriment; pleasure; revelry
Makellosigkeit	faultlessness; impeccability; irreprochability; joy; light-heartedness; merriment; mirth; neatness; orderliness; perfection; pleasure; purity; soundness; spotlessness; stainlessness; tidiness	blamelessness; faultlessness
Munterkeit	brightfulness; cheerfulness; good spirits; happiness; joy; joyfulness; lightheartedness; merriment; mirth; pleasure; revelry	cheerfulness; high spirits; revelry
Narrheit	folly; fun; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; silliness	absurdity; banter; craziness; derangement; folly; foolishness; humor; humour; idiocy; inanity; incongruity; insanity; lunacy; madness; mental derangement; mental illness; nonsense; paradox; silliness
Reinheit	faultlessness; impeccability; irreprochability; joy; light-heartedness; merriment; mirth; neatness; orderliness; perfection; pleasure; purity; soundness; spotlessness; stainlessness; tidiness	decency; neatness; orderliness; purity; tidiness; toilet trainedness
Sauberkeit	faultlessness; impeccability; irreprochability; joy; light-heartedness; merriment; mirth; neatness; orderliness; perfection; pleasure; purity; soundness; spotlessness; stainlessness; tidiness	blamelessness; purity; tidiness; toilet trainedness
Scherz	folly; fun; high jinks; hilarity; joking; joy; joyfulness; lunacy; madness; merriment; mirth; nonsense; pleasure; silliness	banter; gag; jest; joke; pleasantry; prank; quip; trick; witticism; witty remark
Schicklichkeit	faultlessness; impeccability

Verwante woorden van "joy":

joys

Synoniemen voor "joy":

joyousness; joyfulness; emotion
delight; pleasure; positive stimulus
rejoice; feel; experience
gladden

Antoniemen van "joy":

sorrow; sadden

Verwante definities voor "joy":

something or someone that provides a source of happiness¹
- a joy to behold¹
the emotion of great happiness¹
make glad or happy¹
feel happiness or joy¹

Wiktionary: joy

joy

noun

feeling of happiness
- joy → Freude

joy

noun

gehoben: etwas, was einem gut tut; sehr großes Glücksgefühl
- Wonne → delight; joy; bliss
kein Plural: Freude, Wohlgefallen Gefallen
- Lust → joy
positives Gefühl
- Freude → bliss; gladness; delight; happiness; joy

Cross Translation:

From	To	Via
• joy	→ Freude	↔ vreugde — een blij gevoel
• joy	→ Freude	↔ blijdschap — een aangename stemming
• joy	→ Freude; Jubel; Wonne	↔ allégresse — joie qui se manifester au dehors.
• joy	→ Freude	↔ joie — sentiment de bonheur, de satisfaction vive et intense qui vient du plaisir que l'on a à agir, à accomplir non pas une tâche répétitif, mais de contribuer à un certain progrès qui est empreint d'un caractère spirituel philosophique, scientifique, religieux ou esthétique.

Verwante vertalingen van joy

Remove Ads

Vertaal joy van Engels naar Duits

Uitgebreide vertaling voor joy (Engels) in het Duits

joy:

joy [the ~] zelfstandig naamwoord

the joy (pleasure; delight)

the joy (fun; joyfulness; high jinks; lunacy; merriment; pleasure; hilarity; silliness; folly; madness; mirth; nonsense; joking)

the joy (delight; enjoyment; pleasure)

the joy (bliss; happiness; luck)

the joy (gladness; happiness; pleasure; joyfulness; merriment; mirth; glee)

the joy (merriment; pleasure; mirth; revelry; carousing; fun; roistering)

the joy (cheerfulness; happiness; revelry; pleasure; brightfulness; joyfulness; merriment; lightheartedness; mirth; good spirits)

the joy (bliss; glory; blessedness; magnificence; happiness; deliciousness; well-being)

the joy (perfection; neatness; spotlessness; impeccability; mirth; orderliness; tidiness; pleasure; purity; soundness; merriment; stainlessness; light-heartedness; faultlessness; irreprochability)

the joy (shouts of joy; excitement; jubilation)

Vertaal Matrix voor joy:

Verwante woorden van "joy":

Synoniemen voor "joy":

Antoniemen van "joy":

Verwante definities voor "joy":

Wiktionary: joy

Verwante vertalingen van joy