Joint in het Duits vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

joint:
- Gelenk; Gelenkknubbel; Schlaufenbogen; Schweißnaht; Glied; Reihe; Joint
- gemeinsam; gemeinschaftlich; betrifft mehrere Personen; verbunden; angeschlossen; zusammenhängend; aneinandergereiht; eine Einheit formend
Wiktionary:
- joint → Joint, Knast, Laden, Schuppen, Verbindung, Gelenk, Kluft, Fuge, Braten
- joint → gemeinsamer
- joint → Gelenk, gemeinsam, gemein, allgemein, gemeinschaftlich, Flansch

Engels

Uitgebreide vertaling voor joint (Engels) in het Duits

joint:

joint [the ~] zelfstandig naamwoord

the joint (ligature; hinge; hinge joint; ball-and-socket joint)
Gelenk; der Gelenkknubbel
- Gelenk [das ~] zelfstandig naamwoord
- Gelenkknubbel [der ~] zelfstandig naamwoord
the joint (loop; slip knot; tag; looping; coil; kink; twist; twisting; torsion; spiral)
der Schlaufenbogen
- Schlaufenbogen [der ~] zelfstandig naamwoord
the joint (welding)
die Schweißnaht
- Schweißnaht [die ~] zelfstandig naamwoord
the joint (articulation)
Gelenk; Glied
- Gelenk [das ~] zelfstandig naamwoord
- Glied [das ~] zelfstandig naamwoord
the joint (rank; file)
die Reihe
- Reihe [die ~] zelfstandig naamwoord
the joint (reefer)
der Joint
- Joint [der ~] zelfstandig naamwoord
the joint (ball-and-socket joint)
der Gelenkknubbel
- Gelenkknubbel [der ~] zelfstandig naamwoord

joint bijvoeglijk naamwoord

joint (communal; common)
gemeinsam; gemeinschaftlich; betrifft mehrere Personen
- gemeinsam bijvoeglijk naamwoord
- gemeinschaftlich bijvoeglijk naamwoord
- betrifft mehrere Personen bijvoeglijk naamwoord
joint (unifying; associated; interconnected; interdependent)
verbunden; angeschlossen; zusammenhängend; aneinandergereiht; eine Einheit formend
- verbunden bijvoeglijk naamwoord
- angeschlossen bijvoeglijk naamwoord
- zusammenhängend bijvoeglijk naamwoord
- aneinandergereiht bijvoeglijk naamwoord
- eine Einheit formend bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor joint:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Gelenk	articulation; ball-and-socket joint; hinge; hinge joint; joint; ligature
Gelenkknubbel	ball-and-socket joint; hinge; hinge joint; joint; ligature
Glied	articulation; joint	limbs; link; link pin; member; part; piece; portion; section; segment
Joint	joint; reefer	reefer
Reihe	file; joint; rank	chain; concatenation; cyclus; file; line; queue; rank; row; sequence; series; string; succession; trail; weft; wisp
Schlaufenbogen	coil; joint; kink; loop; looping; slip knot; spiral; tag; torsion; twist; twisting
Schweißnaht	joint; welding	joints; seam; weldings; welds
-	articulatio; articulation; join; junction; juncture; marijuana cigarette; reefer; roast; spliff; stick
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	articulate
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
verbunden	associated; interconnected; interdependent; joint; unifying	banded; connected; connecting; in relation to; joining; related
zusammenhängend	associated; interconnected; interdependent; joint; unifying	coherent; concerted; concordant; connected; consistent; contiguous; oneness; solidary; unanimous; united
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	common; hinge
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aneinandergereiht	associated; interconnected; interdependent; joint; unifying	connected together
angeschlossen	associated; interconnected; interdependent; joint; unifying	chained; concerted; concordant; connected; cuffed; intrigued; oneness; solidary; unanimous; united
betrifft mehrere Personen	common; communal; joint
eine Einheit formend	associated; interconnected; interdependent; joint; unifying
gemeinsam	common; communal; joint	altogether; combined; concerted; concordant; connected; in all; jointly; oneness; shared; solidary; sympathized; together; unanimous; united; with each other; with one another
gemeinschaftlich	common; communal; joint	altogether; combined; concerted; concordant; connected; in all; jointly; oneness; shared; solidary; sympathized; together; unanimous; united; with each other; with one another

Verwante definities voor "joint":

involving both houses of a legislature¹
- a joint session of Congress¹
united or combined¹
- a joint session of Congress¹
- joint owners¹
affecting or involving two or more¹
- joint income-tax return¹
- joint ownership¹
marijuana leaves rolled into a cigarette for smoking¹
junction by which parts or objects are joined together¹
a disreputable place of entertainment¹
(anatomy) the point of connection between two bones or elements of a skeleton (especially if it allows motion)¹
a piece of meat roasted or for roasting and of a size for slicing into more than one portion¹
the shape or manner in which things come together and a connection is made¹
separate (meat) at the joint¹
fasten with a joint¹
provide with a joint¹
- the carpenter jointed two pieces of wood¹
fit as if by joints¹

Wiktionary: joint

joint

noun

marijuana cigarette
- joint → Joint
prison
- joint → Knast
business
- joint → Laden; Schuppen
point of a rigid joint, means of joining in carpentry
- joint → Verbindung
part of the body where bones join
- joint → Gelenk
joint with freedom to rotate
- joint → Gelenk

adjective

done by two or more people or organisations working together
- joint → gemeinsamer

joint

noun

(umgangssprachlich) Diskothek oder Kneipe siehe auch: Restaurant
- Schuppen → joint
tiefer Gesteinsriss, Spalt im Fels oder Erdboden
- Kluft → joint; cleft; fissure
mit Haschisch oder Marihuana gedrehte Zigarette
- Joint → spliff; joint
Anatomie: bewegliche Verbindung von Knochen
- Gelenk → ginglymus; joint
trennender, länglicher, unter Umständen auch aufgefüllter Hohlraum zwischen zwei Objekten, zum Beispiel Backsteinen oder Kacheln
- Fuge → gap; joint
Lebensmittel: In der Röhre gebackenes Stück Fleisch mit Soße
- Braten → joint; roast

Cross Translation:

From	To	Via
• joint	→ Gelenk	↔ gewricht — verbinding
• joint	→ gemeinsam	↔ gemeenschappelijk — gerelateerd aan meer dan een entiteit
• joint	→ gemein; allgemein; gemeinsam; gemeinschaftlich	↔ commun — Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes.
• joint	→ Flansch	↔ joint — Pièce assurant le contact entre différents éléments

Verwante vertalingen van joint

Remove Ads

Vertaal joint van Engels naar Duits

Uitgebreide vertaling voor joint (Engels) in het Duits

joint:

joint [the ~] zelfstandig naamwoord

the joint (ligature; hinge; hinge joint; ball-and-socket joint)

the joint (loop; slip knot; tag; looping; coil; kink; twist; twisting; torsion; spiral)

the joint (welding)

the joint (articulation)

the joint (rank; file)

the joint (reefer)

the joint (ball-and-socket joint)

joint bijvoeglijk naamwoord

joint (communal; common)

joint (unifying; associated; interconnected; interdependent)

Vertaal Matrix voor joint:

Verwante woorden van "joint":

Synoniemen voor "joint":

Antoniemen van "joint":

Verwante definities voor "joint":

Wiktionary: joint

Verwante vertalingen van joint