Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal impeding

Vertaal impeding van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. impeding:
  2. impede:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor impeding (Engels) in het Duits

impeding:

impeding [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the impeding (hampering; interfering with)
    Hindern; Behindern

Vertaal Matrix voor impeding:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Behindern hampering; impeding; interfering with
Hindern hampering; impeding; interfering with barring; preventing; putting off; stopping
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- clogging; hindering; obstructive

Verwante woorden van "impeding":


Synoniemen voor "impeding":


Verwante definities voor "impeding":

  1. preventing movement1

impeding vorm van impede:

to impede werkwoord (impedes, impeded, impeding)

  1. to impede
    verhindern; beeinträchtigen; entgegentreten; stören; belästigen; entgegenwirken; unterbrechen; vereiteln
    • verhindern werkwoord (verhindere, verhinderst, verhindert, verhinderte, verhindertet, verhindert)
    • beeinträchtigen werkwoord (beeinträchtige, beeinträchtigst, beeinträchtigt, beeinträchtigte, beeinträchtigtet, beeinträchtigt)
    • entgegentreten werkwoord
    • stören werkwoord (störe, störst, stört, störte, störtet, gestört)
    • belästigen werkwoord (belästige, belästigst, belästigt, belästigte, belästigtet, belästigent)
    • entgegenwirken werkwoord
    • unterbrechen werkwoord (unterbreche, unterbrichst, unterbricht, unterbrach, unterbracht, unterbrochen)
    • vereiteln werkwoord (vereitele, vereitelst, vereitelt, vereitelte, vereiteltet, vereitelt)
  2. to impede (hinder; hamper)
    stören; hindern; behindern; aufhalten; hemmen
    • stören werkwoord (störe, störst, stört, störte, störtet, gestört)
    • hindern werkwoord (hindre, hinderst, hindert, hinderte, hindertet, gehindert)
    • behindern werkwoord (behindere, behinderst, behindert, behinderte, behindertet, behindert)
    • aufhalten werkwoord (halte auf, hälst auf, hält auf, hielt auf, hieltet auf, aufgehalten)
    • hemmen werkwoord (hemme, hemmst, hemmt, hemmte, hemmtet, gehemmt)
  3. to impede (obstruct; hamper; hinder; stonewall)
    unterbrechen; stören; beeinträchtigen; hindern
    • unterbrechen werkwoord (unterbreche, unterbrichst, unterbricht, unterbrach, unterbracht, unterbrochen)
    • stören werkwoord (störe, störst, stört, störte, störtet, gestört)
    • beeinträchtigen werkwoord (beeinträchtige, beeinträchtigst, beeinträchtigt, beeinträchtigte, beeinträchtigtet, beeinträchtigt)
    • hindern werkwoord (hindre, hinderst, hindert, hinderte, hindertet, gehindert)
  4. to impede (obstruct; hamper; bother; hinder; stonewall)
    stören; ertragen; entgegentreten; entgegen wirken
    • stören werkwoord (störe, störst, stört, störte, störtet, gestört)
    • ertragen werkwoord (ertrage, erträgst, erträgt, ertrug, ertrugt, ertragen)
    • entgegentreten werkwoord
    • entgegen wirken werkwoord (wirke entgegen, wirkst entgegen, wirkt entgegen, wirkte entgegen, wirktet entgegen, entgegen gewirkt)

Conjugations for impede:

present
  1. impede
  2. impede
  3. impedes
  4. impede
  5. impede
  6. impede
simple past
  1. impeded
  2. impeded
  3. impeded
  4. impeded
  5. impeded
  6. impeded
present perfect
  1. have impeded
  2. have impeded
  3. has impeded
  4. have impeded
  5. have impeded
  6. have impeded
past continuous
  1. was impeding
  2. were impeding
  3. was impeding
  4. were impeding
  5. were impeding
  6. were impeding
future
  1. shall impede
  2. will impede
  3. will impede
  4. shall impede
  5. will impede
  6. will impede
continuous present
  1. am impeding
  2. are impeding
  3. is impeding
  4. are impeding
  5. are impeding
  6. are impeding
subjunctive
  1. be impeded
  2. be impeded
  3. be impeded
  4. be impeded
  5. be impeded
  6. be impeded
diverse
  1. impede!
  2. let's impede!
  5. impeded
  6. impeding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor impede:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufhalten hamper; hinder; impede delay; deter; discourage; dissuade; hamper; hinder; hold back; keep from; keep someone dangling; leave someone in the air; make impossible; obstruct; prevent; restrain; retard; stop
beeinträchtigen hamper; hinder; impede; obstruct; stonewall attack; besmirch; blemish; damage; do harm; erode; harm; spoil; taint
behindern hamper; hinder; impede be disadvantuous; block; cause damage; cause disadvantage; cause injury; cause someone sorrow; cross; damage; do harm; hamper; harm; harm somebody; hinder; hurt; injure; keep from; make impossible; obstruct; oppose; prevent; sabotage; stem; stop; thwart; upset
belästigen impede anger; annoy; antagonise; antagonize; assail; assault; batter; beat up; bully; cause irritation; chafe; give offence; harass; irritate; molest; pester; provoke; tease; torture; vex
entgegen wirken bother; hamper; hinder; impede; obstruct; stonewall
entgegentreten bother; hamper; hinder; impede; obstruct; stonewall
entgegenwirken impede badger; be stubborn; cause failure; chicane; counteract; cross; frustrate; hamper; hinder; nag; obstruct; oppose; pester; prevent; resist; sabotage; stem; stop; thwart; upset; withstand
ertragen bother; hamper; hinder; impede; obstruct; stonewall bear; endure; persist; stand; suffer; sustain; tolerate
hemmen hamper; hinder; impede cause failure; counteract; delay; deter; frustrate; hamper; hinder; keep from; make impossible; obstruct; prevent; retard; sabotage; stop
hindern hamper; hinder; impede; obstruct; stonewall anger; badger; block; cause failure; chicane; counteract; discourage; dissuade; disturb; enrage; frustrate; hamper; hinder; hold back; incense; keep from; make impossible; nag; obstruct; pester; prevent; restrain; sabotage; stop; thwart; upset
stören bother; hamper; hinder; impede; obstruct; stonewall anger; annoy; block; bother; cause irritation; chafe; disrupt; disturb; enrage; give offence; hamper; hinder; incense; interrupt; irritate; keep from; make impossible; obstruct; prevent; thwart; upset; vex
unterbrechen hamper; hinder; impede; obstruct; stonewall adjourn; break down; break in; butt in; come between; go on strike; intercede; interfere; interrupt; intervene; loosen; mediate; release; set free; sever; step in; strike; unlace; untie; work loose
vereiteln impede thwart
verhindern impede
- block; close up; hinder; jam; obstruct; obturate; occlude

Verwante woorden van "impede":


Synoniemen voor "impede":


Antoniemen van "impede":


Verwante definities voor "impede":

  1. block passage through1
  2. be a hindrance or obstacle to1
    • She is impeding the progress of our project1

Wiktionary: impede

impede
verb
  1. to get in the way of; to hinder
impede
verb
  1. etwas schwieriger machen
Cross Translation:
FromToVia
• impede → behindern ↔ hinderen — (overgankelijk) de voortgang verstoren
• impede → erschweren ↔ bemoeilijken — moeilijker maken
• impede → hemmen; behindern ↔ belemmeren — een factor vormen die een gebeurtenis of handeling (bijna) onmogelijk maakt

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1077 seconde
Page rendered in 1.0 seconds