Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal goods

Vertaal goods van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. goods:
  2. good:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor goods (Engels) in het Duits

goods:

goods [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the goods (merchandise; wares; commodities)
    die Ware; die Güter; die Handelsware
    • Ware [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Güter [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Handelsware [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the goods (things; items; stuff; articles)
    die Sachen; die Dinge; die Dinger; Zeug; die Güter; die Besitztümer; Inventar
    • Sachen [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Dinge [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Dinger [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Zeug [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Güter [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Besitztümer [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Inventar [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. the goods (articles; ware; merchandise; )
    der Artikel; die Kaufware; die Handelsware

Vertaal Matrix voor goods:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Artikel articles; goods; merchandise; produce; stuff; ware; wares article; articles; essay; fragment; gadget; good; item; lecture; little bit; matter; object; paper; particle; piece; section; section of the law; thing
Besitztümer articles; goods; items; stuff; things bits & pieces; bits and pieces; possesions; stuff; things; worldly goods
Dinge articles; goods; items; stuff; things
Dinger articles; goods; items; stuff; things
Güter articles; commodities; goods; items; merchandise; stuff; things; wares bits & pieces; bits and pieces; commodities; consumer goods; immovable; immovables; possesions; real estate; real property; stuff; things; worldly goods
Handelsware articles; commodities; goods; merchandise; produce; stuff; ware; wares article; article of consumption; business; commerce; commercial product; commodities; commodity; consumer article; consumer goods; merchandise; trade; trading item
Inventar articles; goods; items; stuff; things household effects; inventory
Kaufware articles; goods; merchandise; produce; stuff; ware; wares business; commerce; commodities; commodity; consumer goods; merchandise; trade
Sachen articles; goods; items; stuff; things article; gadget; good; item; matter; object; thing
Ware commodities; goods; merchandise; wares article; commodities; commodity; consumer goods; gadget; good; item; matter; object; thing
Zeug articles; goods; items; stuff; things article; attire; bend; brood; brooding; cloth; clothes; clothing; clothing material; curve; dress; gadget; garb; garments; good; item; junk; livery; matter; object; outfit; sitting; stuff; thing; things; trash; turn
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Artikel article; item; post

Verwante woorden van "goods":


Wiktionary: goods

goods
noun
  1. that which is produced, traded, bought or sold
goods
noun
  1. durch Handel oder Tausch erwerbbares Gut
Cross Translation:
FromToVia
• goods → Gut ↔ waar — koopwaar, te verhandelen goederen

goods vorm van good:

good [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the good (item; article; object; )
    der Artikel; Ding; Objekt; die Sache; die Ware; der Gegenstand; Gerät; die Gegenstände; Zeug; die Sachen
    • Artikel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ding [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Objekt [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Sache [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Ware [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gegenstand [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gerät [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Gegenstände [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Zeug [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Sachen [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the good
    – A tangible item for sale or use, often produced for later consumption. 1
    die Ware
    • Ware [die ~] zelfstandig naamwoord

good bijvoeglijk naamwoord

  1. good (pleasant; nice; lovely; easy going)
    schön; toll; spaßig; angenehm; gemütlich; amüsant; fein; gesellig; nett; geschmackvoll; vergnüglich; erfreulich; behaglich; herrlich; fabelhaft; vergnügt; entzückend; wohltuend; ergötzlich
  2. good (capable; qualified; competent; )
    fähig; befähig; kapabel; kompetent
  3. good (well-behaved; honest)
    brav; vorbildlich; artig; sittsam
  4. good (agree; correct; fine; right)
    einverstanden; in Ordnung; richtig; tadellos
  5. good (competent; capable; efficient; able)
    fachkundig; fachgerecht; sachverständig; kompetent; sachkundig; fachmännisch

Vertaal Matrix voor good:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Artikel article; gadget; good; item; matter; object; thing article; articles; essay; fragment; goods; lecture; little bit; merchandise; paper; particle; piece; produce; section; section of the law; stuff; ware; wares
Ding article; gadget; good; item; matter; object; thing baby; child; futility; infant; kid; kiddy; lass; little child; little girl; little kid; nipper; small affair; small child; small matter; small one; small thing; something unimportant; tike; tiny tot; toddler; tot; trifle; tyke
Gegenstand article; gadget; good; item; matter; object; thing
Gegenstände article; gadget; good; item; matter; object; thing
Gerät article; gadget; good; item; matter; object; thing cell phone; cellular phone; device; engine; equipment; hand tool; implement; machine; machinery; mobile phone; tool; tools
Objekt article; gadget; good; item; matter; object; thing asset; indirect object; object; problem; problematical case
Sache article; gadget; good; item; matter; object; thing affair; business; case; issue; matter; opinion; point of discussion; point of view; position; question; standpoint; view
Sachen article; gadget; good; item; matter; object; thing articles; goods; items; stuff; things
Ware article; gadget; good; item; matter; object; thing commodities; commodity; consumer goods; goods; merchandise; wares
Zeug article; gadget; good; item; matter; object; thing articles; attire; bend; brood; brooding; cloth; clothes; clothing; clothing material; curve; dress; garb; garments; goods; items; junk; livery; outfit; sitting; stuff; things; trash; turn
- commodity; goodness; trade good
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toll easy going; good; lovely; nice; pleasant cool; enormous; excellent; fantastic; gigantic; great-looking; huge; immense; magnificent; marvellous; marvelous; motivated; out of proportion; outrageous; splendid; stupendous; super; superb; terrific; to a huge extent; tremendous; vast; very large; wonderful
- adept; beneficial; dear; dependable; effective; estimable; expert; full; honest; honorable; honourable; in effect; in force; just; near; practiced; practised; proficient; respectable; right; ripe; safe; salutary; secure; serious; skilful; skillful; sound; undecomposed; unspoiled; unspoilt; upright; well
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- soundly; thoroughly; well
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Artikel article; item; post
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
richtig quite right
- benefit; clever; welfare
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amüsant easy going; good; lovely; nice; pleasant amusing; comic; comical; cute; diverting; droll; enjoyable; entertaining; farcical; funny; hilarious; humorous; humourous; salutary; sympathetic; waggish
angenehm easy going; good; lovely; nice; pleasant agreeable; alluring; appealing; attractive; beautiful; benevolent; charming; comfortable; conciliatory; congenial; cosy; cozy; cute; delicate; endearing; engaging; enjoyable; entrancing; favoured; fine; genial; good looking; good-looking; good-natured; gratifying; great; handsome; happy; joyful; kind; likable; lovely; memorable; mild; most wanted; nice; personable; pleasant; pleasing; pleasurable; pretty; salutary; slim; snap; snug; sweet; sympathetic; winsome
artig good; honest; well-behaved clean; decent; fair; honest; reputable; respectable; virtuous; worthy
befähig able; capable; competent; considerate; efficient; fit; good; proficient; qualified; skilled
behaglich easy going; good; lovely; nice; pleasant agreeable; comfortable; conciliatory; cosy; cozy; enjoyable; nice; pleasant; pleasing; pleasurable; snug
brav good; honest; well-behaved bold; brave; courageous; decent; heroic; heroical; neat; proper; respectable; valiant
einverstanden agree; correct; fine; good; right
entzückend easy going; good; lovely; nice; pleasant affable; alluring; amiable; appealing; attractive; beautiful; benign; bewitching; bland; blinding; brilliant; charming; congenial; dainty; dazzling; delightful; dinky; elegant; enchanting; endearing; engaging; entrancing; exceptionally beautiful; exquisite; fairy-like; fanciful; friendly; glittering; glorious; graceful; great; handsome; likable; lovely; magical; magnificent; marvellous; marvelous; most charming; mystical; nice; personable; petite; pretty; refined; slight; snap; sophisticated; splendid; stylish; sweet; sweetest; taking; winsome; wonderful
erfreulich easy going; good; lovely; nice; pleasant agreeable; appealing; benevolent; congenial; delicate; endearing; engaging; fine; genial; good-natured; gratifying; great; happy; heartwarming; joyful; kind; likable; memorable; mild; nice; pleasant; slim; sympathetic; uplifting; winsome
ergötzlich easy going; good; lovely; nice; pleasant amusing; comic; cute; diverting; droll; eatable; edible; entertaining; fit for consumption; fit to eat; funny; hilarious; humorous; humourous; palatable; waggish
fabelhaft easy going; good; lovely; nice; pleasant as fit as fiddle; delightful; enormous; excellent; extraordinary; fabled; fabulous; fanciful; fantastic; fine; first-rate; gigantic; glorious; grand; great; high-quality; huge; immense; legendary; magnificent; marvellous; marvelous; mythical; out of proportion; perfect; phenomenal; prodigious; smashing; splendid; stupendous; superb; terrific; tiptop; to a huge extent; top-notch; tremendous; vast; very large; wonderful
fachgerecht able; capable; competent; efficient; good able; capable
fachkundig able; capable; competent; efficient; good able; capable
fachmännisch able; capable; competent; efficient; good able; adroit; capable; clever; ingenious; keen; proficient; resourceful; skilful; skilled; skillful; specialised; specialistic; specialized; specializing; trained
fein easy going; good; lovely; nice; pleasant aesthetic; appealing; blunt; classical; classy; congenial; crude; dainty; decorative; delicate; distinguished; elegant; endearing; engaging; enjoyable; esthetic; explicit; fair; fine; fragile; frail; frank; glamorous; glamourous; graceful; handsome; honest; in good style; in good taste; likable; lovely; nice; open; openly; ornamental; outspoken; overt; personable; petite; plain; poor; pretty; ragged; ramshackle; rare; rarefied; refined; rickety; salutary; sincere; slender; slight; slim; small-boned; smart; snap; sophisticated; square; straight; straightforward; stylish; subtle; sympathetic; tasteful; tastefully; tender; teneous; thin; true; upright; weak; winsome; with class; wobbly; wonky
fähig able; capable; competent; considerate; efficient; fit; good; proficient; qualified; skilled able; capable; clever; ingenious; keen; physically capable; proficient; skilful; skillful
gemütlich easy going; good; lovely; nice; pleasant agreeable; comfortable; conciliatory; confidential; cosy; cozy; demure; fine; friendly; genial; grave; intimate; jovial; light; pleasant; pleasing; pleasurable; private; sedate; snug; sober; subtle
geschmackvoll easy going; good; lovely; nice; pleasant distinguished; elegant; graceful; in good taste; refined; sophisticated; stylish; tasteful; tastefully
gesellig easy going; good; lovely; nice; pleasant agreeable; alluring; animated; appealing; attractive; busily engaged; busy; charming; chatty; comfortable; conciliatory; congenial; cosy; cozy; cute; endearing; engaged; engaging; entrancing; fine; genial; good-natured; great; likable; lovely; nice; occupied; pleasant; pleasing; pleasurable; snug; sociable; sweet; sympathetic; tied up; up; vibrant; winsome
herrlich easy going; good; lovely; nice; pleasant blessed; blinding; brilliant; ceremonious; cherubic; cool; dazzling; delicate; delicious; delightful; distinguished; divine; exquisite; famous; fantastic; fine; glittering; glorious; gorgeous; heavenly; high ranking; illustrious; magnificent; noteworthy; outrageous; paradisiacal; ravishing; renowned; slim; solemn; splendid; stately; super; very tasteful; weighty; wonderful
in Ordnung agree; correct; fine; good; right in order
kapabel able; capable; competent; considerate; efficient; fit; good; proficient; qualified; skilled
kompetent able; capable; competent; considerate; efficient; fit; good; proficient; qualified; skilled
nett easy going; good; lovely; nice; pleasant adorable; agreeable; alluring; amiable; appealing; astute; attractive; beautiful; beloved; benevolent; bright; charming; clever; congenial; crafty; cute; dear; enchanting; endearing; engaging; entrancing; fine; genial; good-natured; great; handsome; ingenious; intelligent; kind; likable; lovable; lovely; mild; nice; pleasant; pretty; sagacious; shrewd; skilful; skillful; sly; smart; sweet; sympathetic; wily; winsome; wise
richtig agree; correct; fine; good; right accurate; correct; correctly; exact; exactly; just; justly; precise; right; true; truethfull; veritable
sachkundig able; capable; competent; efficient; good
sachverständig able; capable; competent; efficient; good able; adroit; bright; capable; clever; ingenious; intelligent; keen; proficient; resourceful; right-thinking; sane; sensible; skilful; skilled; skillful; smart; trained; wise
schön easy going; good; lovely; nice; pleasant admirable; adorable; affectionate; agreeable; alluring; appealing; appealing to the eye; appetising; appetizing; attracting; attractive; beautiful; charming; comfortable; congenial; cordial; cosy; cozy; cute; decorative; delicate; desireable; dinky; enchanting; endearing; engaging; entrancing; fine; good looking; good-looking; handsome; hearty; inviting; likable; lovely; most charming; nice; ornamental; personable; pleasant; pleasing; pretty; slim; snap; sweet; sweetest; sympathetic; tempting; warm; warm-hearted; winsome; wonderful
sittsam good; honest; well-behaved chaste; clean; decent; demure; ethical; fair; grave; honest; moralistic; neat; proper; pure; reputable; respectable; sedate; sober; virtuous; well mannered; well raised; worthy
spaßig easy going; good; lovely; nice; pleasant

Verwante woorden van "good":


Synoniemen voor "good":


Antoniemen van "good":


Verwante definities voor "good":

  1. promoting or enhancing well-being2
    • the experience was good for her2
  2. having the normally expected amount2
    • gives good measure2
    • a good mile from here2
  3. with or in a close or intimate relationship2
    • a good friend2
  4. thorough2
    • had a good workout2
    • gave the house a good cleaning2
  5. generally admired2
    • good taste2
  6. exerting force or influence2
    • a warranty good for two years2
  7. resulting favorably2
    • it's a good thing that I wasn't there2
    • it is good that you stayed2
  8. not left to spoil2
    • the meat is still good2
  9. not forged2
    • a good dollar bill2
  10. having desirable or positive qualities especially those suitable for a thing specified2
    • good news from the hospital2
    • a good report card2
    • when she was good she was very very good2
    • a good knife is one good for cutting2
    • this stump will make a good picnic table2
    • a good check2
    • a good joke2
    • a good exterior paint2
    • a good secretary2
    • a good dress for the office2
  11. morally admirable2
  12. tending to promote physical well-being; beneficial to health2
    • a good night's sleep2
  13. in excellent physical condition2
    • good teeth2
    • I still have one good leg2
  14. appealing to the mind2
    • good music2
  15. agreeable or pleasing2
    • we all had a good time2
    • good manners2
  16. most suitable or right for a particular purpose2
    • a good time to plant tomatoes2
  17. capable of pleasing2
    • good looks2
  18. deserving of esteem and respect2
    • ruined the family's good name2
  19. of moral excellence2
    • a genuinely good person2
  20. having or showing knowledge and skill and aptitude2
    • a good mechanic2
  21. financially sound2
    • a good investment2
  22. (often used as a combining form) in a good or proper or satisfactory manner or to a high standard (`good' is a nonstandard dialectal variant for `well')2
    • the baby can walk pretty good2
  23. completely and absolutely (`good' is sometimes used informally for `thoroughly')2
    • we beat him good2
  24. articles of commerce2
  25. moral excellence or admirableness2
    • there is much good to be found in people2
  26. that which is pleasing or valuable or useful2
    • weigh the good against the bad2
    • among the highest goods of all are happiness and self-realization2
  27. benefit2
    • for your own good2
    • what's the good of worrying?2
  28. A tangible item for sale or use, often produced for later consumption.1

Wiktionary: good

good
noun
  1. the forces of good
adjective
  1. beneficial; worthwhile
  2. favourable
  3. effective
  4. of people, competent or talented
  5. pleasant; enjoyable
  6. of food, having a particularly pleasant taste
  7. healthful
  8. of food, edible; not stale or rotten
  9. useful for a particular purpose (it’s a good watch)
  10. acting in the interest of good; ethical good intentions
good
adjective
  1. -
  2. physisch: dünn, zart, feinkörnig
  3. umgangssprachlich: gut (gekleidet)
  4. schweizerisch: bei (guter) Gesundheit; in guter körperlicher Verfassung
  1. ehrlich, rechtschaffen, verlässlich, aufrichtig
  2. lieb, gut, gehorsam (z.B. Ehemann, Kind, Hund)
noun
  1. jüdische Religion: gute, auf Gottes Wohlgefallen gerichtete Tat
  2. ökonomisch: etwas von Wert, auch als Mittel der Bedürfnisbefriedigung
Cross Translation:
FromToVia
• good → Gut ↔ goed — iets concreets of abstracts dat men in bezit kan hebben
• good → gut ↔ goed — kwaliteit bezittend
• good → liebenswürdig; freundlich; nett; entgegenkommend; umgänglich; leutselig ↔ aimable — Qui mériter d’aimer.
• good → gut ↔ bien — Opposé du mal
• good → Gut ↔ bien — Possession en argent, en immeuble, ou autrement
• good → gut ↔ bon — À trier
• good → gut ↔ bonne — Féminin singulier de bon.
• good → brav; tapfer; tüchtig; wacker; beherzt; artig ↔ brave — courageux ; vaillant
• good → stark ↔ fort — Qui a de la force.
• good → artig; brav; lieb ↔ gentil — Sage, tranquille
• good → Interesse; Nutzen; Vorteil ↔ intérêt — Ce qui importe aux personnes concernées
• good → weise; klug; vernünftig; gescheit; verständig ↔ sage — Qui est prudent, circonspect, judicieux; qui a un sentiment juste des choses. (Sens général).
• good → beherzt; dreist; getrost; mutig; tapfer; brav; tüchtig; wacker; artig ↔ vaillant — Qui a de la vaillance, qui est courageux.

Verwante vertalingen van goods







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1267 seconde
Page rendered in 1.0 seconds