Forking in het Duits vertaald uit het Engels

Overzicht

fork:
- Abzweigung; Verzweigung; Gabelung; Unterabteilung
- stecken; heften
Wiktionary:
- forking → Scheideweg
- fork → aufspalten, spalten, gabeln, aufgabeln
- fork → Fork, Gabel, Verzweigung, Gabelung, Forke
- fork → Gabel, Astgabel, Gabelung, Verzweigung

Engels

Uitgebreide vertaling voor forking (Engels) in het Duits

forking:

Vertaal Matrix voor forking:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	branching; fork; furcation; ramification

Synoniemen voor "forking":

furcation; angular shape; angularity
branching; ramification; fork; division

Verwante definities voor "forking":

the act of branching out or dividing into branches¹
the place where something divides into branches¹

Wiktionary: forking

forking

noun

Stelle, an der sich ein Weg gabeln
- Scheideweg → forking

fork:

fork [the ~] zelfstandig naamwoord

the fork (bifurcation; division; splitting; three forked road; road junction; fork of a road; crossroads; crossways)
die Abzweigung; die Verzweigung; die Gabelung
- Abzweigung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verzweigung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gabelung [die ~] zelfstandig naamwoord
the fork (subdivision; ramification; branching)
die Unterabteilung
- Unterabteilung [die ~] zelfstandig naamwoord

fork werkwoord

fork (pin up; prick; hang up)
stecken; heften
- stecken werkwoord (stecke, steckst, steckt, steckte, stecktet, gesteckt)
- heften werkwoord (hefte, heftest, heftet, heftete, heftetet, geheftet)

Vertaal Matrix voor fork:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Abzweigung	bifurcation; crossroads; crossways; division; fork; fork of a road; road junction; splitting; three forked road	bifurcation; cross-roads; crossing; crossroads; crossways; fork of a road; intersection; road junction; splitting; three forked road
Gabelung	bifurcation; crossroads; crossways; division; fork; fork of a road; road junction; splitting; three forked road	bifurcation; branch; cross-roads; crossing; crossroads; crossways; fork of a road; intersection; junction; passage; road junction; sea voyage; side-branch; splitting; three forked road; transition
Unterabteilung	branching; fork; ramification; subdivision
Verzweigung	bifurcation; crossroads; crossways; division; fork; fork of a road; road junction; splitting; three forked road	bifurcation; branch; branch element; conditional branch; crossroads; crossways; fork of a road; road junction; side-branch; three forked road
-	branching; crotch; forking; ramification
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
heften	fork; hang up; pin up; prick	affix; anchor; attach; attach to; connect; fasten; fix; glue; glue together; moor; paste in; paste on; paste together; patch; secure; sew together; staple; stick; stick together; stitch; suture; tie up
stecken	fork; hang up; pin up; prick	blab; bring down; cut; disclose; give away; inform against; prick; reveal; squeal; sting; take down
-	branch; furcate; pitchfork; ramify; separate
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	fork in a road

Verwante woorden van "fork":

forking, forked, forks

Synoniemen voor "fork":

cutlery; eating utensil
branching; ramification; forking; division
crotch; branch; leg; ramification
tool
angle
pitchfork; lift
attack; aggress
branch; ramify; furcate; separate; diverge; branch out
shape; form

Verwante definities voor "fork":

the act of branching out or dividing into branches¹
cutlery used for serving and eating food¹
an agricultural tool used for lifting or digging; has a handle and metal prongs¹
the angle formed by the inner sides of the legs where they join the human trunk¹
the region of the angle formed by the junction of two branches¹
- they took the south fork¹
shape like a fork¹
- She forked her fingers¹
divide into two or more branches so as to form a fork¹
- The road forks¹
place under attack with one's own pieces, of two enemy pieces¹
lift with a pitchfork¹

Wiktionary: fork

fork

verb

computer science: to split a software project
- fork → aufspalten; spalten
computer science: to spawn a new child process
- fork → gabeln; aufspalten; spalten
to move with fork
- fork → aufgabeln; gabeln

noun

computer science: splitting of a project
- fork → Fork
computer science: splitting of a process
- fork → Fork
chess: simultaneous attack
- fork → Gabel
point where a waterway splits
- fork → Verzweigung; Gabelung
intersection
- fork → Gabelung; Verzweigung
pronged tool
- fork → Gabel; Forke
eating utensil
- fork → Gabel

fork

verb

(reflexiv) an einem bestimmten Punkt in Form einer Gabel (meist in zwei Teile) teilen
- gabeln → fork; branch

noun

-
- Gabel → fork

Cross Translation:

From	To	Via
• fork	→ Gabel	↔ vork — voorwerp bestaande uit een greep en (meestal 3 of 4) tanden, waarmee vast voedsel wordt gegeten
• fork	→ Astgabel	↔ vork — aftakking van een boomtak of van een weg
• fork	→ Gabelung; Verzweigung	↔ bifurcation — division en deux branches.
• fork	→ Gabel	↔ fourchette — Ustensile de table

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal forking van Engels naar Duits

Uitgebreide vertaling voor forking (Engels) in het Duits

forking:

Vertaal Matrix voor forking:

Synoniemen voor "forking":

Verwante definities voor "forking":

Wiktionary: forking

fork:

fork [the ~] zelfstandig naamwoord

the fork (bifurcation; division; splitting; three forked road; road junction; fork of a road; crossroads; crossways)

the fork (subdivision; ramification; branching)

fork werkwoord

fork (pin up; prick; hang up)

Vertaal Matrix voor fork:

Verwante woorden van "fork":

Synoniemen voor "fork":

Verwante definities voor "fork":

Wiktionary: fork