Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
- flaunting:
- flaunt:
-
Wiktionary:
- flaunt → protzen
- flaunt → paradieren, prunken, stolzieren
Engels
Uitgebreide vertaling voor flaunting (Engels) in het Duits
flaunting:
-
flaunting (boastful; lah-di-dah; overweening; haughty; loud)
auffallend; auffällig; lautstark; hochmütig; lauthals; aufgeblasen; aufgebläht; aufschneiderisch; hoffärtig-
auffallend bijvoeglijk naamwoord
-
auffällig bijvoeglijk naamwoord
-
lautstark bijvoeglijk naamwoord
-
hochmütig bijvoeglijk naamwoord
-
lauthals bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeblasen bijvoeglijk naamwoord
-
aufgebläht bijvoeglijk naamwoord
-
aufschneiderisch bijvoeglijk naamwoord
-
hoffärtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
flaunting (showing)
großsprecherisch-
großsprecherisch bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor flaunting:
Verwante woorden van "flaunting":
flaunting vorm van flaunt:
-
to flaunt (display; prance; show off)
zur Schau stellen; zeigen; prunken-
zur Schau stellen werkwoord (stelle zur Schau, stellst zur Schau, stellt zur Schau, stellte zur Schau, stelltet zur Schau, zur Schau gestellt)
-
Conjugations for flaunt:
present
- flaunt
- flaunt
- flaunts
- flaunt
- flaunt
- flaunt
simple past
- flaunted
- flaunted
- flaunted
- flaunted
- flaunted
- flaunted
present perfect
- have flaunted
- have flaunted
- has flaunted
- have flaunted
- have flaunted
- have flaunted
past continuous
- was flaunting
- were flaunting
- was flaunting
- were flaunting
- were flaunting
- were flaunting
future
- shall flaunt
- will flaunt
- will flaunt
- shall flaunt
- will flaunt
- will flaunt
continuous present
- am flaunting
- are flaunting
- is flaunting
- are flaunting
- are flaunting
- are flaunting
subjunctive
- be flaunted
- be flaunted
- be flaunted
- be flaunted
- be flaunted
- be flaunted
diverse
- flaunt!
- let's flaunt!
- flaunted
- flaunting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor flaunt:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
prunken | display; flaunt; prance; show off | show off |
zeigen | display; flaunt; prance; show off | display; exhibit; offer; point; present; show; show off; witness |
zur Schau stellen | display; flaunt; prance; show off | attract attention; be conspicuous; be on show; display; exhibit; jut out; leap out; parade; prance; present; protrude; show; show off; stand out; stick out |
- | flash; ostentate; show off; swank |
Verwante woorden van "flaunt":
Synoniemen voor "flaunt":
Verwante definities voor "flaunt":
Wiktionary: flaunt
flaunt
Cross Translation:
verb
-
to display with ostentation
- flaunt → protzen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• flaunt | → paradieren; prunken; stolzieren | ↔ parader — Traductions à trier suivant le sens |
Computer vertaling door derden: