Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
-
faded:
- verwelkt; verdorrt; verschossen; schal; verschlissen; farblos; falb; glanzlos; matt; fahl; welk; ausgebleicht
- fad:
- fade:
-
Wiktionary:
- faded → blass, bleich, fahl
- fade → verblassen, abblühen, verbleichen, welken
- fade → erbleichen, erblassen, verblassen
Engels
Uitgebreide vertaling voor faded (Engels) in het Duits
faded:
-
faded (wilted; withered)
-
faded (faint; pale; sallow; bland; washed out; dim; lurid)
verschossen; schal; verschlissen; farblos; falb; glanzlos; matt; fahl; welk; ausgebleicht-
verschossen bijvoeglijk naamwoord
-
schal bijvoeglijk naamwoord
-
verschlissen bijvoeglijk naamwoord
-
farblos bijvoeglijk naamwoord
-
falb bijvoeglijk naamwoord
-
glanzlos bijvoeglijk naamwoord
-
matt bijvoeglijk naamwoord
-
fahl bijvoeglijk naamwoord
-
welk bijvoeglijk naamwoord
-
ausgebleicht bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor faded:
Verwante woorden van "faded":
Synoniemen voor "faded":
Verwante definities voor "faded":
fad:
Vertaal Matrix voor fad:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Manie | craze; fad; mania; rage | craze; exaggerated love; mania; rage |
Rage | craze; fad; mania; rage | |
- | craze; cult; furor; furore; rage |
Verwante woorden van "fad":
Synoniemen voor "fad":
Verwante definities voor "fad":
faded vorm van fade:
-
to fade (tarnish; change color)
sichverfärben; verblassen; erblassen; erbleichen; einschießen; bleichen-
sichverfärben werkwoord
-
einschießen werkwoord (schieße ein, schießest ein, schießt ein, schoß ein, schoßt ein, eingeschossen)
-
-
to fade (change color)
sich verfärben; erbleichen; die Farbe wechseln; erblassen-
sich verfärben werkwoord (verfärbe mich, verfärbst dich, verfärbt sich, verfärbte sich, verfärbtet euch, sich verfärbt)
-
die Farbe wechseln werkwoord (wechsele die Farbe, wechselst die Farbe, wechselt die Farbe, wechselte die Farbe, wechseltet die Farbe, die Farbe gewechselt)
-
-
to fade (weaken; slacken)
erschlaffen; verblassen; nachlassen; ermüden; erbleichen; abschwächen; ermatten; abflauen; erblassen; verschießen; verflauen-
erschlaffen werkwoord
-
abschwächen werkwoord (schwäche ab, schwächst ab, schwächt ab, schwächte ab, schwächtet ab, abgeschächt)
-
Conjugations for fade:
present
- fade
- fade
- fades
- fade
- fade
- fade
simple past
- faded
- faded
- faded
- faded
- faded
- faded
present perfect
- have faded
- have faded
- has faded
- have faded
- have faded
- have faded
past continuous
- was fading
- were fading
- was fading
- were fading
- were fading
- were fading
future
- shall fade
- will fade
- will fade
- shall fade
- will fade
- will fade
continuous present
- am fading
- are fading
- is fading
- are fading
- are fading
- are fading
subjunctive
- be faded
- be faded
- be faded
- be faded
- be faded
- be faded
diverse
- fade!
- let's fade!
- faded
- fading
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the fade
– The period between the central, or sustain, portion of a effect and its end. 2
Vertaal Matrix voor fade:
Synoniemen voor "fade":
Verwante definities voor "fade":
Wiktionary: fade
fade
Cross Translation:
verb
fade
-
to lose freshness
- fade → verblassen
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fade | → erbleichen; erblassen | ↔ verbleken — alle kleur verliezen |
• fade | → erblassen; verblassen | ↔ pâlir — devenir pâle. |