Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal ending

Vertaal ending van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ending:
  2. end:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor ending (Engels) in het Duits

ending:

ending [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the ending (conclusion; termination; end)
    der Abschluß; Ende; die Beendigung; die Beendung
    • Abschluß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ende [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Beendigung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Beendung [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the ending (end; finish)
    Ende; der Schluß
    • Ende [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Schluß [der ~] zelfstandig naamwoord

ending bijvoeglijk naamwoord

  1. ending
    ablaufend; endend

Vertaal Matrix voor ending:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abschluß conclusion; end; ending; termination barrier; completion; conclusion
Beendigung conclusion; end; ending; termination
Beendung conclusion; end; ending; termination completion; fill up; finishing
Ende conclusion; end; ending; finish; termination end; facial line; far end; final end; furrow; result; terminus; tip; wrinkle
Schluß end; ending; finish concluding observations; concluding remarks; conclusion; conclusions; final result; in conclusion; last part; misconception; misunderstanding; result; termination; upshot
- close; closing; conclusion; end; finish; termination
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ende End
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ablaufend ending sloping
endend ending

Verwante woorden van "ending":


Synoniemen voor "ending":


Antoniemen van "ending":


Verwante definities voor "ending":

  1. the act of ending something1
  2. the end of a word (a suffix or inflectional ending or final morpheme)1
    • I don't like words that have -ism as an ending1
  3. the last section of a communication1
  4. event whose occurrence ends something1
    • his death marked the ending of an era1
  5. the point in time at which something ends1
    • the ending of warranty period1

Wiktionary: ending

ending
noun
  1. grammar: last morpheme of a word
  2. termination or conclusion
  3. last part of something
ending
noun
  1. das Beenden oder Aufhören eines Prozesses, einer Tätigkeit, eines Ablaufes oder Ähnlichem
Cross Translation:
FromToVia
• ending → Ende; Kulm; Spitze; Stift; Zacke; Zinke; Zipfel ↔ bout — partie extrême d’une chose.
• ending → Endung ↔ désinence — linguistique|fr suffixe, terminaison au radical d’un mot le mettant en contexte.

end:

to end werkwoord (ends, ended, ending)

  1. to end (bring to an end; finish; conclude; )
    beenden; enden; aufhören; halten; schließen; beschließen; abbrechen; vollenden; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; fertigkriegen
    • beenden werkwoord (beende, beendest, beendet, beendete, beendetet, beendet)
    • enden werkwoord (ende, endest, endet, endete, endetet, geendet)
    • aufhören werkwoord (höre auf, hörst auf, hört auf, hörte auf, hörtet auf, aufgehört)
    • halten werkwoord (halte, hältst, hält, hielt, hieltet, gehalten)
    • schließen werkwoord (schließe, schließest, schließt, schloß, schloßt, geschlossen)
    • beschließen werkwoord (beschließe, beschließt, beschloß, beschloßt, beschlossen)
    • abbrechen werkwoord (breche ab, brechst ab, brecht ab, brechte ab, brechtet ab, abgebrecht)
    • vollenden werkwoord (vollende, vollendest, vollendet, vollendete, vollendetet, vollendet)
    • fertigbringen werkwoord (bringe fertig, bringst fertig, bringt fertig, brachte fertig, brachtet fertig, fertiggebracht)
    • fertigmachen werkwoord (mache fertig, machst fertig, macht fertig, machte fertig, machtet fertig, fertiggemacht)
    • fertigstellen werkwoord (stelle fertig, stellst fertig, stellt fertig, stellte fertig, fertiggestellt)
    • fertigkriegen werkwoord
  2. to end
    kommen; geraten; hingeraten
    • kommen werkwoord (komme, kommst, kommt, kam, kamt, gekommen)
    • geraten werkwoord (gerate, gerätst, gerät, geriet, gerietet, geraten)
    • hingeraten werkwoord (gerate hin, geratest hin, geratet hin, geratete hin, geratetet hin, hingeratet)
  3. to end (complete; accomplish; finish; )
    erledigen; abmachen; fertig bringen
    • erledigen werkwoord (erledige, erledigst, erledigt, erledigte, erledigtet, erledigt)
    • abmachen werkwoord (mache ab, machst ab, macht ab, machte ab, machtet ab, abgemacht)
    • fertig bringen werkwoord
  4. to end (finish)
    enden; beenden; aufhören
    • enden werkwoord (ende, endest, endet, endete, endetet, geendet)
    • beenden werkwoord (beende, beendest, beendet, beendete, beendetet, beendet)
    • aufhören werkwoord (höre auf, hörst auf, hört auf, hörte auf, hörtet auf, aufgehört)
  5. to end (come to an end; bring to a close; finish off; draw to an end; finish)
    ablaufen; enden; zu Ende laufen
    • ablaufen werkwoord (laufe ab, läufst ab, läuft ab, lief ab, lieft ab, abgelaufen)
    • enden werkwoord (ende, endest, endet, endete, endetet, geendet)
    • zu Ende laufen werkwoord
  6. to end (decide; terminate; come to an end; )
    beschließen; entscheiden; vereinbaren; bestimmen; schließen; halten; beenden; abmachen; aufhören; festlegen; festsetzen; anhalten; enden
    • beschließen werkwoord (beschließe, beschließt, beschloß, beschloßt, beschlossen)
    • entscheiden werkwoord (entscheide, entscheidest, entscheidet, entschied, entschiedet, entschieden)
    • vereinbaren werkwoord (vereinbare, vereinbarst, vereinbart, vereinbarte, vereinbartet, vereinbart)
    • bestimmen werkwoord (bestimme, bestimmst, bestimmt, bestimmte, bestimmtet, bestimmt)
    • schließen werkwoord (schließe, schließest, schließt, schloß, schloßt, geschlossen)
    • halten werkwoord (halte, hältst, hält, hielt, hieltet, gehalten)
    • beenden werkwoord (beende, beendest, beendet, beendete, beendetet, beendet)
    • abmachen werkwoord (mache ab, machst ab, macht ab, machte ab, machtet ab, abgemacht)
    • aufhören werkwoord (höre auf, hörst auf, hört auf, hörte auf, hörtet auf, aufgehört)
    • festlegen werkwoord (lege fest, legst fest, legt fest, legte fest, legtet fest, festgelegt)
    • festsetzen werkwoord (setze fest, setzt fest, setzte fest, setztet fest, festgesetzt)
    • anhalten werkwoord (halte an, hälst an, hält an, hielt an, hieltet an, angehalten)
    • enden werkwoord (ende, endest, endet, endete, endetet, geendet)
  7. to end (conclude; finish)
    abschließen; beenden
    • abschließen werkwoord
    • beenden werkwoord (beende, beendest, beendet, beendete, beendetet, beendet)
  8. to end (come to rest; turn out; land; run down)
    enden; zu Ende gehen
  9. to end (adjourn; stop)
    sstoppen; beenden; abstoppen
  10. to end (bound; enclose; limit; surround)
    begrenzen; beschränken; einschränken; eindämmen
    • begrenzen werkwoord (begrenze, begrenzest, begrenzt, begrenzte, begrenztet, begrenzt)
    • beschränken werkwoord (beschränke, beschränkst, beschränkt, beschränkte, beschränktet, beschränkt)
    • einschränken werkwoord (schränke ein, schränkst ein, schränkt ein, schränkte ein, schränktet ein, eingeschränkt)
    • eindämmen werkwoord (dämme ein, dämmst ein, dämmt ein, dämmte ein, dämmtet ein, eingedämmt)
  11. to end
    – To stop communications or a network connection. 2
    beenden
    • beenden werkwoord (beende, beendest, beendet, beendete, beendetet, beendet)
  12. to end (end a call)
    – To end a phone call. 2
    Gespräch beenden; auflegen

Conjugations for end:

present
  1. end
  2. end
  3. ends
  4. end
  5. end
  6. end
simple past
  1. ended
  2. ended
  3. ended
  4. ended
  5. ended
  6. ended
present perfect
  1. have ended
  2. have ended
  3. has ended
  4. have ended
  5. have ended
  6. have ended
past continuous
  1. was ending
  2. were ending
  3. was ending
  4. were ending
  5. were ending
  6. were ending
future
  1. shall end
  2. will end
  3. will end
  4. shall end
  5. will end
  6. will end
continuous present
  1. am ending
  2. are ending
  3. is ending
  4. are ending
  5. are ending
  6. are ending
subjunctive
  1. be ended
  2. be ended
  3. be ended
  4. be ended
  5. be ended
  6. be ended
diverse
  1. end!
  2. let's end!
  5. ended
  6. ending
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

end [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the end (ending; conclusion; termination)
    der Abschluß; Ende; die Beendigung; die Beendung
    • Abschluß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ende [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Beendigung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Beendung [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the end
    Ende
    • Ende [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. the end (final)
    der Beschluß; der Endlauf; der Endpunkt; der Ablauf; der Endkampf; der Auslauf; der Ausklang
    • Beschluß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Endlauf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Endpunkt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ablauf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Endkampf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Auslauf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ausklang [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. the end (finish; ending)
    Ende; der Schluß
    • Ende [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Schluß [der ~] zelfstandig naamwoord
  5. the end (distance; width; space; bit; little way)
    der Abstand; die Distanz; die Entfernung

Vertaal Matrix voor end:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ablauf end; final expiration; far end; terminus; tip
Abschluß conclusion; end; ending; termination barrier; completion; conclusion
Abstand bit; distance; end; little way; space; width interspace; padding; ransom; space
Ausklang end; final final chord
Auslauf end; final discharge into; exhaust; exhaust pipe; exodus; flow into; loose house; outflow; outlet; release
Beendigung conclusion; end; ending; termination
Beendung conclusion; end; ending; termination completion; fill up; finishing
Beschluß end; final availability; carbon; carbon copy; cathedral; copy; decision; decision of the town council; decree; measure; ordinance; replica; ruling
Distanz bit; distance; end; little way; space; width
Ende conclusion; end; ending; finish; termination facial line; far end; final end; furrow; result; terminus; tip; wrinkle
Endkampf end; final final
Endlauf end; final final
Endpunkt end; final endpoint; terminal; terminus
Entfernung bit; distance; end; little way; space; width drifting apart; estrangement; eviction; expulsion; pushing out; removal
Schluß end; ending; finish concluding observations; concluding remarks; conclusion; conclusions; final result; in conclusion; last part; misconception; misunderstanding; result; termination; upshot
- close; closing; conclusion; death; destruction; ending; final stage; goal; last; oddment; remainder; remnant; terminal
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gespräch beenden end; end a call End the call
abbrechen bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off ABEND; abandon; abend; abort; adjourn; break down; break off; break open; break up; cancel; crack; decode; demolish; destruct; devastate; eliminate; exhaust; force open; lay waste; liquidate; ruin; sap; sever; tear down; tear loose; tear open; wear out; work to death; wreck
ablaufen bring to a close; come to an end; draw to an end; end; finish; finish off blow out; burn out; elapse; expire; go by; pass; spend one's fury; subside
abmachen accomplish; bring to a close; bring to an end; come to an end; complete; decide; end; finish; get done; get ready; stop; terminate; wind up agree; agree on; arrange; come to an agreement; concur
abschließen conclude; end; finish close; lock; lock up; turn the key
abstoppen adjourn; end; stop
anhalten bring to a close; come to an end; decide; end; finish; stop; terminate; wind up bring to a halt; bring to a standstill; come to a stand-still; continue; delay; deter; drag on; halt; hold on; keep on; keep up; pause; persevere; persist; put to a stop; retard; stand still; stem; stop; suspend
aufhören bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; come to an end; conclude; decide; end; finish; finish off; stop; terminate; wind up bring to a halt; bring to a standstill; go on strike; halt; put to a stop; stem; stop; strike
auflegen end; end a call
beenden adjourn; bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; come to an end; conclude; decide; end; finish; finish off; stop; terminate; wind up adjourn; better; break down; complete; exit; finish; fix; fix it up; get done; get ready; improve; make better; manage; perfect; pull it off; pull the trick; sever; stop; terminate
begrenzen bound; enclose; end; limit; surround clearly define; confine; cover; curtail; cut back; define; demarcate; fence; fence in; fence off; limit; lock up; map out; mark out; outline; protect; reduce; restrict; trace out
beschließen bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; come to an end; conclude; decide; end; finish; finish off; stop; terminate; wind up
beschränken bound; enclose; end; limit; surround abridge; besiege; besieged; besieges; clip; confine; cover; crop; curtail; cut back; decrease; diminish; dwindle; encapsulate; enclose; evnvelope; lessen; limit; mark down; reduce; restrict; scale down; shorten; shrink away; surround; trim; wrap up
bestimmen bring to a close; come to an end; decide; end; finish; stop; terminate; wind up advise; call; consider; decorate; define; determine; discern; distinguish from each other; establish; give notice of; identify; outline; proclaim; state precisely; suggest; think over
eindämmen bound; enclose; end; limit; surround besiege; besieged; besieges; confine; cover; curtail; cut back; dam in; embank; encapsulate; enclose; evnvelope; limit; reduce; restrict; surround; wrap up
einschränken bound; enclose; end; limit; surround abridge; besiege; besieged; besieges; clip; confine; cover; crop; curtail; cut back; cut down; dam; decrease; diminish; dwindle; economise; economize; embank; encapsulate; enclose; envelope; evnvelope; have left; lessen; limit; mark down; moderate; reduce; restrict; save; scale down; shorten; shrink away; slacken; spare; surround; trim; wrap up
enden bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; come to an end; come to rest; conclude; decide; draw to an end; end; finish; finish off; land; run down; stop; terminate; turn out; wind up arrive at; come; end up; end up at; fall; land
entscheiden bring to a close; come to an end; decide; end; finish; stop; terminate; wind up administer justice; judge; pass judgement
erledigen accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready accomplish; act; blot out; delete; destruct; devastate; do; eliminate; erase; execute; execute capital punishment; exhaust; finish; finish off; fix; fix it up; get done; kill; lay waste; liquidate; manage; murder; pull it off; pull the trick; rub out; ruin; shoot dead; take someone's life; wear out; wipe; wipe out; work to death; wreck
fertig bringen accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready
fertigbringen bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off accomplish; better; bring off; complete; construct; cope; dig up; do s.o. a bad turn; fabricate; finish; fix; fix it up; get done; get through; improve; lift; make; make better; manage; manufacture; pass; perfect; produce; pull it off; pull off; pull the trick; put it over on s.o.; succeed
fertigkriegen bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off bring off; cope; do s.o. a bad turn; fix; manage; pull off; put it over on s.o.
fertigmachen bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off adorn; better; complete; decorate; destruct; devastate; dress; dunnage; eliminate; exhaust; fatigue; finish; finish off; fix; fix it up; foul up; garnish; get done; improve; kill; lay waste; liquidate; make better; manage; mess up; muck up; murder; ornament; perfect; pull it off; pull the trick; ruin; tire out; trim; upset; wear out; work to death; wreck
fertigstellen bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off adorn; better; complete; decorate; dress; dunnage; finish; fix; fix it up; garnish; get done; improve; make better; manage; ornament; perfect; pull it off; pull the trick; trim
festlegen bring to a close; come to an end; decide; end; finish; stop; terminate; wind up arrange; ascertain; bind; book; clearly define; define; demarcate; determine; establish; fence; fence in; fence off; identify; instal; install; lash; legally bind; map out; mark out; outline; pay into a savings account; put on record; record; set down; set up; sign up; state precisely; tie; tie up; trace out
festsetzen bring to a close; come to an end; decide; end; finish; stop; terminate; wind up define; detain; determine; establish; identify; outline; pay into a savings account; state precisely; tie up
geraten end end up; get through; pass
halten bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; come to an end; conclude; decide; end; finish; finish off; stop; terminate; wind up take in one's hand
hingeraten end come down; end up; end up somewhere; fall into; land
kommen end come; come up; end up
schließen bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; come to an end; conclude; decide; end; finish; finish off; stop; terminate; wind up besiege; besieged; besieges; bind; button up; caulk; click shut; close; close tight; conclude; cover; deduce; deduct; demarcate; dismiss; draw; encapsulate; enclose; evnvelope; fence off; fill gaps; lock; pay for; pay off; plug; pull shut; pull to; put under seal; resolve; seal; shut; stop; stop holes; stop up; surround; turn off; wrap up
sstoppen adjourn; end; stop
vereinbaren bring to a close; come to an end; decide; end; finish; stop; terminate; wind up agree; agree on; arrange; concur; correspond to; fit; harmonise; harmonize; legally bind; match; sign up
vollenden bring to a close; bring to a conclusion; bring to an end; conclude; end; finish; finish off adorn; better; complete; decorate; dress; dunnage; finish; fix; fix it up; garnish; get done; improve; make better; manage; ornament; perfect; pull it off; pull the trick; trim
zu Ende gehen come to rest; end; land; run down; turn out run out
zu Ende laufen bring to a close; come to an end; draw to an end; end; finish; finish off
- cease; finish; stop; terminate
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ende End
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- piece of rope; rope's end; terminal point; terminate

Verwante woorden van "end":


Synoniemen voor "end":


Antoniemen van "end":


Verwante definities voor "end":

  1. (American football) a position on the line of scrimmage1
    • no one wanted to play end1
  2. the part you are expected to play1
    • he held up his end1
  3. a piece of cloth that is left over after the rest has been used or sold1
  4. a final part or section1
    • we have given it at the end of the section since it involves the calculus1
    • Start at the beginning and go on until you come to the end1
  5. the state of affairs that a plan is intended to achieve and that (when achieved) terminates behavior intended to achieve it1
    • the ends justify the means1
  6. the last section of a communication1
  7. the concluding parts of an event or occurrence1
    • the end was exciting1
  8. a boundary marking the extremities of something1
    • the end of town1
  9. either extremity of something that has length1
    • the end of the pier1
    • she knotted the end of the thread1
    • they rode to the end of the line1
  10. the surface at either extremity of a three-dimensional object1
    • one end of the box was marked `This side up'1
  11. one of two places from which people are communicating to each other1
    • the phone rang at the other end1
    • both ends wrote at the same time1
  12. (football) the person who plays at one end of the line of scrimmage1
    • the end managed to hold onto the pass1
  13. a final state1
    • he came to a bad end1
    • the so-called glorious experiment came to an inglorious end1
  14. the point in time at which something ends1
    • the end of the year1
  15. bring to an end or halt1
    • She ended their friendship when she found out that he had once been convicted of a crime1
  16. put an end to1
    • The terrible news ended our hopes that he had survived1
  17. have an end, in a temporal, spatial, or quantitative sense; either spatial or metaphorical1
    • My property ends by the bushes1
    • The symphony ends in a pianissimo1
  18. be the end of; be the last or concluding part of1
    • This sad scene ended the movie1
  19. To stop communications or a network connection.2
  20. To end a phone call.2

Wiktionary: end

end
verb
  1. transitive: finish, terminate (something)
  2. ergative, intransive: be finished, be terminated
noun
  1. death
  2. extreme part
end
verb
  1. aufhören, am Ende sein, zu Ende kommen
  2. sein Leben verlieren
  3. örtlich: zu Ende sein
  4. (von sich aus) stoppen, anhalten
  5. zu Ende bringen; beenden
  1. (transitiv) mit etwas aufhören, etwas zum Abschluss bringen, eine Tätigkeit einstellen
noun
  1. Ende oder Handlung des Beendens (siehe auch „beenden“)
  2. im Bergbau die Stelle, wo abbauen wird, das Ende des Stollens vor Ort
  3. Abschluss bzw. Abgrenzung eines Gegenstandes
  4. Abschluss einer Geschichte z. B. eines Buches oder Filmes
  5. Abschluss eines zeitlichen Vorganges
  6. (unglückliches) Ende
  7. gehoben: ein Kommentar, eine Gedenkrede – meist lobend – über etwas, das bald untergehen wird
Cross Translation:
FromToVia
• end → enden; beendigen ↔ eindigen — iets tot een besluit voeren
• end → beenden ↔ beëindigen — tot een einde brengen
• end → beenden; aufhören ↔ achever — finir une chose commencer.
• end → aufhalten ↔ arrêter — S’arrêter
• end → Ende; Kulm; Spitze; Stift; Zacke; Zinke; Zipfel ↔ bout — partie extrême d’une chose.
• end → Ziel; Sinn; Zweck ↔ but — Objectif.
• end → aufhören; beenden; einstellen; aufgeben; Ende ↔ cesser — Discontinuer, arrêter, finir, interrompre, terminer.
• end → Grenze; Ende ↔ confins — limite d’un pays, d’un territoire.
• end → Absicht; Plan; Ziel; Zweck ↔ dessein — Intention d’exécuter quelque chose (sens général)
• end → Grenze; Schranke ↔ frontière — Les limites d’un état ou d’une contrée en tant qu’elles le séparer d’un autre état, d’une autre contrée.
• end → Begrenzung; Einschränkung; Grenze; Schranke ↔ limite — restriction ; point réel fini au-delà duquel on ne doit pas aller.
• end → Abschluss ↔ terme — aboutissement
• end → ein Ende machen; beenden; Einhalt gebieten; einstellen; beschließen; enden; endigen; beendigen; erledigen ↔ terminer — borner, limiter.

Verwante vertalingen van ending







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1257 seconde
Page rendered in 1.0 seconds