Dish in het Duits vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

dish:
- Gericht; Speise; Schale; Schüsselchen; Schälchen; Schüssel; Mahlzeit; Essen; Kaserole; Stollen; Gefäß; Untertasse
Wiktionary:
- dish → Parabolantenne, Satellitenschüssel, Geschirr, Gericht, Teller, Schüssel
- dish → Gericht, Schale, Schüssel

Engels

Uitgebreide vertaling voor dish (Engels) in het Duits

the dish (course; fare; food)
Gericht; die Speise
- Gericht [das ~] zelfstandig naamwoord
- Speise [die ~] zelfstandig naamwoord
the dish (platter)
die Schale; Schüsselchen; Schälchen; die Schüssel
- Schale [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schüsselchen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Schälchen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Schüssel [die ~] zelfstandig naamwoord
the dish (meal; course)
die Mahlzeit; Essen; die Speise
- Mahlzeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Essen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Speise [die ~] zelfstandig naamwoord
the dish (baking dish; casserole)
die Schale; die Schüssel; die Kaserole; der Stollen; Gefäß
- Schale [die ~] zelfstandig naamwoord
- Schüssel [die ~] zelfstandig naamwoord
- Kaserole [die ~] zelfstandig naamwoord
- Stollen [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gefäß [das ~] zelfstandig naamwoord
the dish (saucer; platter)
die Untertasse
- Untertasse [die ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Essen	course; dish; meal	brunch; feeding; food; nourishment; nutrition
Gefäß	baking dish; casserole; dish	bowl; box; carton; cover; feed box; food bowl; goblet; packaging; shell; storing space; trough; wrapper; wrapping
Gericht	course; dish; fare; food	Justice Department; Ministry of Justice; bench; court; court of justice; court of law; court-house; judiciary; jury; law court; tribunal
Kaserole	baking dish; casserole; dish
Mahlzeit	course; dish; meal
Schale	baking dish; casserole; dish; platter	bark; eggshell; feed box; food bowl; peel; rind; shell; skin; trough
Schälchen	dish; platter	little dishes; small shawl
Schüssel	baking dish; casserole; dish; platter	barrel; barrow; bucket; butt; cask; drum; feed box; food bowl; garden cart; hold; lawn cart; pail; pan; trough; tub; vat; vessel; wheelbarrow
Schüsselchen	dish; platter	bowls; calyces; cups; little bowl; little dishes
Speise	course; dish; fare; food; meal	food; foodstuff
Stollen	baking dish; casserole; dish	mine gallery
Untertasse	dish; platter; saucer	saucer
-	bag; cup of tea; dish aerial; dish antenna; dishful; saucer
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	dish out; dish up; serve; serve up

crockery; dishware; container
nutriment; nourishment; nutrition; sustenance; aliment; alimentation; victuals
dishful; containerful
smasher; stunner; knockout; beauty; ravisher; sweetheart; peach; lulu; looker; mantrap; woman; adult female
dish aerial; dish antenna; saucer; directional antenna
cup of tea; bag; activity
serve; serve up; dish out; dish up; provide; supply; ply; cater
shape; form

an activity that you like or at which you are superior¹
- marriage was scarcely his dish¹
a piece of dishware normally used as a container for holding or serving food¹
- we gave them a set of dishes for a wedding present¹
directional antenna consisting of a parabolic reflector for microwave or radio frequency radiation¹
a particular item of prepared food¹
- she prepared a special dish for dinner¹
the quantity that a dish will hold¹
- they served me a dish of rice¹
make concave; shape like a dish¹
provide (usually but not necessarily food)¹
- She dished out the soup at 8 P.M.¹

dish

noun

dish

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• dish	→ Gericht	↔ gerecht — een bepaald soort voedsel op een bepaalde wijze bereid
• dish	→ Schale; Schüssel	↔ plat — pièce de vaisselle, à fond plat destinée à contenir les mets qu’on servir sur la table.