Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
-
cut:
- schneiden; abschneiden; stecken; stechen; spritzen; einstechen; sticheln; verletzen; strecken; knipsen; einschneiden; streichen; bersten; durchschneiden; splissen; spleißen; durchhauen; schlagen; spalten; schnitzen; zur Sprache bringen; aufs Tapet bringen; teilen; einkerben; kürzen; stutzen; schnipsen; ausschneiden
- geschnitten; rein; sauber; pur
- Abschnitt; Schnitt; Einschnitt; Schnitte; Einkerbung; Kerbe; Scheibe; Schneide; Schneiden; Kürzung; Preisreduzierung; Abzug; Schnittwunde; Ermäßigung; Reduktion; Preisnachlaß; Reduzierung; Herabsetzung; Senkung; Verminderung; Schrumpfung; Verringerung; Beschneidung; Schändung; Kostenersparnis; Einsparung; Rückgang; Kerbung; Schnittchen; Schnittwündchen
-
cute:
- attraktiv; schön; anmutig; reizend; süß; lieb; flaumig; allerliebst; einzigartig; einzig; nett; niedlich; einmalig; goldig; komisch; amüsant; humoristisch; spaßig; witzig; drollig; lustig; spaßhaft; vergnüglich; gesellig; angenehm; pfiffig; vergnügt; schelmisch; possierlich; geistreich; ulkig; schalkhaft; possenhaft; fesch; humorvoll; ergötzlich
-
Wiktionary:
- cut → schneiden, trennen, beschneiden, klappe, einschneiden, messern, einschränken, abchoppen, sägen
- cut → Schnitt, Schnittwunde, Cut
- cut → geschnitten, geschliffen
- cut → beschneiden, kündigen, entlassen, schmälern, kappen, kürzen, anschneiden, Degradierung, Degeneration, Rückbildung, Entartung, Erniedrigung, Schnitt, mähen, abmähen, hacken, hauen, abziehen, subtrahieren, abräumen, fortnehmen, entziehen, wegnehmen, abschneiden, abholen, abnehmen, abrechnen, sezieren, zerlegen, zergliedern, Gestalt, Statur, Maß, Ausdehnung, Dimension, Abmessung, Ausmaß, Tragweite, Große, Bereich, Fassung, Gehalt, Umfang, Spanne, Größe, meißeln, schneiden, scheren, abscheren
- cute → süß, niedlich, goldig, putzig, nett
- cute → niedlich, süß, niedlig, ulkig, lustig, spassig, einmalig, außergewöhnlich, toll, klasse, hübsch, nett, bezauberend, entzückend, anmutig, hold, lieblich, reizend, charmant, graziös, zierlich
Engels
Uitgebreide vertaling voor cuter (Engels) in het Duits
cuter vorm van cut:
-
to cut (reap; sting)
schneiden; abschneiden-
abschneiden werkwoord (schneide ab, schneidest ab, schneidet ab, schnitt ab, schnittet ab, abgeschnitten)
-
to cut (sting; prick)
-
to cut (style someone's hair)
-
to cut (cleave; hew through)
streichen; bersten; durchschneiden; splissen; spleißen; durchhauen; schlagen; spalten-
durchschneiden werkwoord (durchschnitte, durchschnittest, durchschnitt, durchschnittet, durchschnitten)
-
to cut (carve)
-
to cut (broach a subject; raise; put forward; initiate; broach; sting; reap; bring up; put on the table; cut into; throw up; toss up; toss in the air)
-
to cut (cut through)
durchschneiden; teilen-
durchschneiden werkwoord (durchschnitte, durchschnittest, durchschnitt, durchschnittet, durchschnitten)
-
-
to cut (carve; slash; notch)
-
to cut (cut close; trim; skim; clip; pare)
– shorten as if by severing the edges or ends of 1 -
to cut (bite)
-
to cut (snap)
-
to cut
– To remove part of a document, usually placing it temporarily in memory so that the cut portion can be inserted (pasted) elsewhere. 2ausschneiden-
ausschneiden werkwoord (schneide aus, scneidest aus, schneidet aus, schnitt aus, schnittet aus, ausgeschnitten)
-
Conjugations for cut:
present
- cut
- cut
- cuts
- cut
- cut
- cut
simple past
- cut
- cut
- cut
- cut
- cut
- cut
present perfect
- have cut
- have cut
- has cut
- have cut
- have cut
- have cut
past continuous
- was cutting
- were cutting
- was cutting
- were cutting
- were cutting
- were cutting
future
- shall cut
- will cut
- will cut
- shall cut
- will cut
- will cut
continuous present
- am cutting
- are cutting
- is cutting
- are cutting
- are cutting
- are cutting
subjunctive
- be cut
- be cut
- be cut
- be cut
- be cut
- be cut
diverse
- cut!
- let's cut!
- cut
- cutting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
cut
geschnitten-
geschnitten bijvoeglijk naamwoord
-
-
cut (edited; expurgated)
-
the cut
-
the cut (incision; indentation; slash; gash)
der Schnitt; der Einschnitt; die Schnitte; die Einkerbung; die Kerbe; die Scheibe; die Schneide; Schneiden -
the cut (price reduction; reduction)
-
the cut (incision; knife wound; wound)
-
the cut (discount; deduction; rebate)
-
the cut (degradation; disgracement; dishonering; salary cut)
die Senkung; die Verminderung; die Schrumpfung; die Herabsetzung; die Verringerung; die Beschneidung; die Schändung -
the cut (coupe; style)
-
the cut (cut down expenses; reduction; saving; retrenchment; diminution; finance management; decrease; curtailment; economy; shortening; slackening; foreshortening; recess; dwindling; salary cut; market)
-
the cut (notch; incision; groove; slash; nick; gash; score)
-
the cut (cutting of trees)
-
the cut (incised wound; incision)
Vertaal Matrix voor cut:
Verwante woorden van "cut":
Synoniemen voor "cut":
Antoniemen van "cut":
Verwante definities voor "cut":
Wiktionary: cut
cut
Cross Translation:
verb
cut
-
to divide a pack of playing cards
- cut → schneiden
-
to intersect dividing into half
-
to reduce
- cut → beschneiden
-
to cease recording
- cut → klappe
-
to separate from prior association
- cut → trennen
-
to perform an incision
- cut → einschneiden
-
to divide with a sharp instrument
- cut → schneiden
-
manner or style a garment is fashioned in
- cut → Schnitt
-
result of cutting
- cut → Schnitt
-
act of cutting
- cut → Schnitt
-
opening resulting from cutting
- cut → Schnitt
-
in bodybuilding, having individual groups of muscle fibers stand out
- cut → geschnitten
-
of a gem, carved into a shape
- cut → geschliffen; geschnitten
-
reduced
- cut → geschnitten
-
having been cut
- cut → geschnitten
verb
-
mit einem Messer schneiden/bearbeiten
-
Schranken setzen, Grenzen setzen, eingrenzen
- einschränken → limit; cut; restrain; reduce
-
-
-
(transitiv) mit einem Schneidewerkzeug (wie einem Messer) einen Gegenstand oder einen Teil von ihm abtrennen
-
eine Säge benutzen, entweder mechanisch oder per Hand sägen
-
Körperteile (meist Schwanz) von Tieren abtrennen
- beschneiden → cut; trim
-
Pflanzenteile zu Zwecken der Gesundheit oder Ästhetik der Pflanze abtrennen
- beschneiden → trim; cut
-
Medizin: eine durch einen Schnitt entstandene Verletzung
-
eine durch Schneiden entstandene Wunde, Furche oder Beschädigung
-
Boxen: Verletzung
-
Golf: bei einem vierrundigen Golfturnier die Schlaganzahl nach zwei Runden, die zur Teilnahme an den beiden letzten Runden berechtigt
-
Musik: vom Disc Jockey gestalteter Übergang zwischen zwei Songs
-
Film: Schnittstelle, Trennstelle zwischen zwei Einstellungen
Cross Translation:
cuter vorm van cute:
-
cute (adorable; attractive; appealing; enchanting; charming; sweet; lovely)
-
cute (lovely; adorable; enchanting; sweet; dear)
süß; lieb; flaumig; allerliebst; einzigartig; einzig; nett; niedlich; einmalig; goldig; reizend-
süß bijvoeglijk naamwoord
-
lieb bijvoeglijk naamwoord
-
flaumig bijvoeglijk naamwoord
-
allerliebst bijvoeglijk naamwoord
-
einzigartig bijvoeglijk naamwoord
-
einzig bijvoeglijk naamwoord
-
nett bijvoeglijk naamwoord
-
niedlich bijvoeglijk naamwoord
-
einmalig bijvoeglijk naamwoord
-
goldig bijvoeglijk naamwoord
-
reizend bijvoeglijk naamwoord
-
-
cute
komisch; amüsant; humoristisch; spaßig; witzig; drollig; lustig; spaßhaft; vergnüglich; gesellig; angenehm; pfiffig; vergnügt; schelmisch; possierlich; geistreich; ulkig; schalkhaft; possenhaft; fesch-
komisch bijvoeglijk naamwoord
-
amüsant bijvoeglijk naamwoord
-
humoristisch bijvoeglijk naamwoord
-
spaßig bijvoeglijk naamwoord
-
witzig bijvoeglijk naamwoord
-
drollig bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
spaßhaft bijvoeglijk naamwoord
-
vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
-
gesellig bijvoeglijk naamwoord
-
angenehm bijvoeglijk naamwoord
-
pfiffig bijvoeglijk naamwoord
-
vergnügt bijvoeglijk naamwoord
-
schelmisch bijvoeglijk naamwoord
-
possierlich bijvoeglijk naamwoord
-
geistreich bijvoeglijk naamwoord
-
ulkig bijvoeglijk naamwoord
-
schalkhaft bijvoeglijk naamwoord
-
possenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
fesch bijvoeglijk naamwoord
-
-
cute (beloved; dear; sweet; nice)
-
cute (amusing; hilarious; funny; droll; waggish; humorous; comic; humourous)
amüsant; lustig; witzig; komisch; spaßig; humorvoll; drollig; ulkig; schalkhaft; ergötzlich; humoristisch; possenhaft; spaßhaft-
amüsant bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
witzig bijvoeglijk naamwoord
-
komisch bijvoeglijk naamwoord
-
spaßig bijvoeglijk naamwoord
-
humorvoll bijvoeglijk naamwoord
-
drollig bijvoeglijk naamwoord
-
ulkig bijvoeglijk naamwoord
-
schalkhaft bijvoeglijk naamwoord
-
ergötzlich bijvoeglijk naamwoord
-
humoristisch bijvoeglijk naamwoord
-
possenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
spaßhaft bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor cute:
Verwante woorden van "cute":
Synoniemen voor "cute":
Verwante definities voor "cute":
Wiktionary: cute
cute
Cross Translation:
adjective
cute
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• cute | → niedlig | ↔ schattig — leuk, aardig, enig |
• cute | → ulkig; lustig; spassig | ↔ grappig — de lust tot (glim-) lachen opwekkend |
• cute | → einmalig; außergewöhnlich | ↔ enig — leuk, aardig, schattig |
• cute | → toll; klasse | ↔ chouette — Qui plait, sympa. |
• cute | → hübsch; nett; süß; bezauberend; entzückend; anmutig; hold; lieblich; reizend; charmant; graziös; zierlich | ↔ mignon — Qui, dans son apparence menue, offre de la grâce et de la gentillesse |
Computer vertaling door derden: