Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal curving

Vertaal curving van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. curving:
  2. curve:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor curving (Engels) in het Duits

curving:

curving [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the curving (swelling; lump; bruise; rounding; swollen spot)
    die Aufgeschwollenheit; die Beule; die Schwellung; die Aufgedunsenheit
  2. the curving (rounding)
    die Rundung
    • Rundung [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. the curving (turning; turnabouts)
    der Schwenke; die Wendungen; die Schwenkungen

Vertaal Matrix voor curving:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aufgedunsenheit bruise; curving; lump; rounding; swelling; swollen spot
Aufgeschwollenheit bruise; curving; lump; rounding; swelling; swollen spot
Beule bruise; curving; lump; rounding; swelling; swollen spot blow; dent; hump; lump; overripe spot; swelling; swollen spot
Rundung curving; rounding arch; bend; bow; camber; cross-bow; crossbow; curvature; curve; longbow; vaulting
Schwellung bruise; curving; lump; rounding; swelling; swollen spot lump; sloping hill; swelling; swollen spot; thickening
Schwenke curving; turnabouts; turning
Schwenkungen curving; turnabouts; turning
Wendungen curving; turnabouts; turning swerves; turns
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- curved
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- with many curves

Verwante woorden van "curving":


Synoniemen voor "curving":

  • curved; arced; arched; arching; arciform; arcuate; bowed; curvilineal; curvilinear; eellike; falcate; falciform; sickle-shaped; curvy; curvey; flexuous; hooklike; incurvate; incurved; recurved; recurvate; semicircular; serpentine; snaky; snakelike; sinuate; sinuous; wiggly; sinusoidal; upcurved

Antoniemen van "curving":


Verwante definities voor "curving":

  1. having or marked by a curve or smoothly rounded bend1

curving vorm van curve:

curve [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the curve (bend; curvature; camber)
    die Kurve; der Bogen; die Rundung; die Krümmung; die Wölbung
    • Kurve [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Bogen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Rundung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Krümmung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wölbung [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the curve (arch; curvature; vaulting; camber)
    der Bogen; die Wölbung; die Biegung; die Rundung
    • Bogen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wölbung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Biegung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Rundung [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. the curve (bend)
    die Beugung; die Drehung; die Krümmung; die Kurve; die Biegung
    • Beugung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Drehung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Krümmung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kurve [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Biegung [die ~] zelfstandig naamwoord
  4. the curve (bend; turn)
    die Windung; die Wölbung; die Krümmung; Zeug; die Suppe; die Krümme
    • Windung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wölbung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Krümmung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Zeug [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Suppe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Krümme [die ~] zelfstandig naamwoord
  5. the curve
    die Krümmung
  6. the curve (swerve; turn)
    die Wende; die Drehung; die Wendung
    • Wende [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Drehung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wendung [die ~] zelfstandig naamwoord
  7. the curve
    – In DirectMusic, a continuous series of events with a start and end value, such as volume fade. 2
    die Kurve
    • Kurve [die ~] zelfstandig naamwoord
  8. the curve
    – A rounded line. 2
    die Kurve
    • Kurve [die ~] zelfstandig naamwoord

to curve werkwoord (curves, curved, curving)

  1. to curve (arch)
    beugen; hinneigen; krümmen; knicken
    • beugen werkwoord (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
    • hinneigen werkwoord (neige hin, neigst hin, neigt hin, neigte hin, neigtet hin, hingeneigt)
    • krümmen werkwoord (krümme, krümmst, krümmt, krümmte, krümmtet, gekrümmt)
    • knicken werkwoord (knicke, knickst, knickt, knickte, knicktet, geknickt)
  2. to curve (bow in honour)
    beugen; sich neigen; sich vorüberbeugen; verbeugen; verneigen; sich beugen; sich verneigen; sich verbeugen; Ehre bezeugen
    • beugen werkwoord (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
    • sich neigen werkwoord (neige mich, neigst dich, neigt sich, neigte sich, neigtet euch, sich geneigt)
    • sich vorüberbeugen werkwoord (beuge mich vorüber, beugst dich vorüber, beugt sich vorüber, beugte sich vorüber, beugtet euch vorüber, sich vorübergebogen)
    • verbeugen werkwoord (verbeuge, verbeugst, verbeugt, verbeugte, verbeugtet, verbeugt)
    • verneigen werkwoord (verneige, verneigst, verneigt, verneigte, verneigtet, verneigt)
    • sich beugen werkwoord (beuge mich, beugst dich, beugt sich, beugte sich, beugtet euch, sich gebeugt)
    • sich verneigen werkwoord (verneige mich, verneigst dich, verneigt sich, verneigte sich, verneigtet euch, sich verneigt)
    • sich verbeugen werkwoord (verbeuge mich, verbeugst dich, verbeugt sich, verbeugte sich, verbeugtet euch, sich verbeugt)
    • Ehre bezeugen werkwoord
  3. to curve (bow; arch)
    biegen; beugen; krümmen; verbeugen; knicken; verneigen; flektieren; hinneigen; sich neigen; sichbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; sichverbeugen
    • biegen werkwoord (biege, biegst, biegt, bog, bogt, gebogen)
    • beugen werkwoord (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
    • krümmen werkwoord (krümme, krümmst, krümmt, krümmte, krümmtet, gekrümmt)
    • verbeugen werkwoord (verbeuge, verbeugst, verbeugt, verbeugte, verbeugtet, verbeugt)
    • knicken werkwoord (knicke, knickst, knickt, knickte, knicktet, geknickt)
    • verneigen werkwoord (verneige, verneigst, verneigt, verneigte, verneigtet, verneigt)
    • flektieren werkwoord (flektiere, flektierst, flektiert, flektierte, flektiertet, flektiert)
    • hinneigen werkwoord (neige hin, neigst hin, neigt hin, neigte hin, neigtet hin, hingeneigt)
    • sich neigen werkwoord (neige mich, neigst dich, neigt sich, neigte sich, neigtet euch, sich geneigt)
    • sichbeugen werkwoord
    • sichverneigen werkwoord
    • sichvorüberbeugen werkwoord
    • sichverbeugen werkwoord

Conjugations for curve:

present
  1. curve
  2. curve
  3. curves
  4. curve
  5. curve
  6. curve
simple past
  1. curved
  2. curved
  3. curved
  4. curved
  5. curved
  6. curved
present perfect
  1. have curved
  2. have curved
  3. has curved
  4. have curved
  5. have curved
  6. have curved
past continuous
  1. was curving
  2. were curving
  3. was curving
  4. were curving
  5. were curving
  6. were curving
future
  1. shall curve
  2. will curve
  3. will curve
  4. shall curve
  5. will curve
  6. will curve
continuous present
  1. am curving
  2. are curving
  3. is curving
  4. are curving
  5. are curving
  6. are curving
subjunctive
  1. be curved
  2. be curved
  3. be curved
  4. be curved
  5. be curved
  6. be curved
diverse
  1. curve!
  2. let's curve!
  5. curved
  6. curving
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor curve:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Beugung bend; curve conjugation; declension; declination; inflexion
Biegung arch; bend; camber; curvature; curve; vaulting bending; revolution; rotation; tribute; twisting
Bogen arch; bend; camber; curvature; curve; vaulting bow; crossbow; fiddle-bow; fiddle-stick; longbow
Drehung bend; curve; swerve; turn bending; change; crisis; emergency situation; inversion; revolution; rotation; state of emergency; swerve; turn; turning-point; twisting
Krümme bend; curve; turn bending; twisting
Krümmung bend; camber; curvature; curve; turn bending; bow; crookedness; cross-bow; crossbow; curves; longbow; twisting; wryness
Kurve bend; camber; curvature; curve bending; bow; cross-bow; crossbow; curves; longbow; revolution; rotation; twisting
Rundung arch; bend; camber; curvature; curve; vaulting bow; cross-bow; crossbow; curving; longbow; rounding
Suppe bend; curve; turn broth; clear soup; pea soup; thick fog
Wende curve; swerve; turn bending; change; change-over; crisis; emergency situation; revolution; state of emergency; turn; upheaval
Wendung curve; swerve; turn bending; change; change-over; revolution; rotation; swerve; turn
Windung bend; curve; turn bending; twisting; winding
Wölbung arch; bend; camber; curvature; curve; turn; vaulting
Zeug bend; curve; turn article; articles; attire; brood; brooding; cloth; clothes; clothing; clothing material; dress; gadget; garb; garments; good; goods; item; items; junk; livery; matter; object; outfit; sitting; stuff; thing; things; trash
- bend; bender; breaking ball; curvature; curve ball; curved shape
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ehre bezeugen bow in honour; curve
beugen arch; bow; bow in honour; curve bend; bow; conjugate; decline; inflect; rape
biegen arch; bow; curve bend; bow; change; turn back
flektieren arch; bow; curve
hinneigen arch; bow; curve
knicken arch; bow; curve break down; break off
krümmen arch; bow; curve bend; bow
sich beugen bow in honour; curve
sich neigen arch; bow; bow in honour; curve incline; lean over; slant; slope
sich verbeugen bow in honour; curve bow; curtsy
sich verneigen bow in honour; curve bow; curtsy
sich vorüberbeugen bow in honour; curve
sichbeugen arch; bow; curve
sichverbeugen arch; bow; curve
sichverneigen arch; bow; curve
sichvorüberbeugen arch; bow; curve
verbeugen arch; bow; bow in honour; curve conjugate; decline; inflect
verneigen arch; bow; bow in honour; curve bow
- arc; arch; crook; curl; cut; kink; sheer; slew; slue; swerve; trend; twist; veer; wind
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- curvature

Verwante woorden van "curve":


Synoniemen voor "curve":


Antoniemen van "curve":


Verwante definities voor "curve":

  1. a pitch of a baseball that is thrown with spin so that its path curves as it approaches the batter1
  2. curved segment (of a road or river or railroad track etc.)1
  3. the property possessed by the curving of a line or surface1
  4. a line on a graph representing data1
  5. the trace of a point whose direction of motion changes1
  6. form a curl, curve, or kink1
  7. turn sharply; change direction abruptly1
  8. bend or cause to bend1
    • the road curved sharply1
  9. form an arch or curve1
    • her hips curve nicely1
  10. extend in curves and turns1
  11. In DirectMusic, a continuous series of events with a start and end value, such as volume fade.2
  12. A rounded line.2

Wiktionary: curve

curve
verb
  1. bend, crook
noun
  1. geometry: one-dimensional figure
  2. curved line
  3. gentle bend
curve
noun
  1. Mathematik: durch eine Funktion definierte, nicht geradlinig verlaufende Linie
  2. die Richtungsänderung einer Straße, eine Kurve
  1. mit Hilfsverb haben, fachsprachlich: (einem Werkstück oder Ähnlichem) eine gebogene Gestalt geben
verb
  1. (reflexiv) sich bogenförmig formen, biegen
Cross Translation:
FromToVia
• curve → krümmen ↔ krommen — bochtig zijn
• curve → Kurve) ↔ kromme — een gebogen lijn
• curve → Kurve ↔ curve — kromme lijn
• curve → Bogen ↔ cintre — Courbure en arcade, en demi-cercle.
• curve → Kurve ↔ courbe — Ligne dont la direction change de façon continue
• curve → Kurve ↔ courbe — Ligne géométrique quelconque
• curve → biegen; beugen; flektieren ↔ courber — rendre courbe.
• curve → biegen; beugen; flektieren ↔ ployer — fléchir, courber.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0896 seconde
Page rendered in 1.0 seconds