Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal cultivating

Vertaal cultivating van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. cultivating:
  2. cultivate:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor cultivating (Engels) in het Duits

cultivating:

cultivating [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the cultivating (growing; raising; breeding)
    der Anbau; die Fortpflanzung; Züchten; die Züchtung; der Anbauten; Anbauen; die Zucht; Züchte
    • Anbau [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Fortpflanzung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Züchten [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Züchtung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Anbauten [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anbauen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Zucht [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Züchte [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. the cultivating (civilizing; refining; polishing)
    Entwickeln; Kultivieren; Zivilisieren
  3. the cultivating (stimulations; improvements)
    Fördern; Anbauen; Kultivieren
  4. the cultivating (plantation; growing; planting)
    Anbauen; Anpflanzen; die Anpflanzung

cultivating bijvoeglijk naamwoord

  1. cultivating (growing)
    erzeugend; anbauend

Vertaal Matrix voor cultivating:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anbau breeding; cultivating; growing; raising addition; annex; bay window; breeding; cultivation; culture; enlargement; expansion; extension; growing; growth; multiplication; planting; production; reproduction; vegetation
Anbauen breeding; cultivating; growing; improvements; plantation; planting; raising; stimulations plantation
Anbauten breeding; cultivating; growing; raising annexes; cultures; extensions
Anpflanzen cultivating; growing; plantation; planting covering; cultivation; overgrowth; plantation
Anpflanzung cultivating; growing; plantation; planting covering; cultivation; overgrowth; plantation; planting
Entwickeln civilizing; cultivating; polishing; refining
Fortpflanzung breeding; cultivating; growing; raising breeding; breeding farm; cattle breeding station; development; growth; raise; rear; stock farm
Fördern cultivating; improvements; stimulations
Kultivieren civilizing; cultivating; improvements; polishing; refining; stimulations
Zivilisieren civilizing; cultivating; polishing; refining
Zucht breeding; cultivating; growing; raising breeding; breeding farm; by-law; cattle breeding station; cultivation; culture; decision; defining; determination; discipline; fixing; growing; growth; multiplication; ordinance; production; rabble; raise; rear; regulation; regulations; reproduction; rules; scum; stock farm; submission
Züchte breeding; cultivating; growing; raising
Züchten breeding; cultivating; growing; raising breeding; breeding farm; cattle breeding station; raise; rear; stock farm
Züchtung breeding; cultivating; growing; raising breeding; raise; rear
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anbauend cultivating; growing
erzeugend cultivating; growing educative; formative; forming; producing; well educating

Verwante woorden van "cultivating":


cultivating vorm van cultivate:

to cultivate werkwoord (cultivates, cultivated, cultivating)

  1. to cultivate (breed; clone)
    erzeugen; kultivieren; anbauen; züchten; fortpflanzen; aufziehen; umbauen; treiben; hervorbringen; anpflanzen; aufbauen; umgestalten; ziehen; hegen; heranziehen; zeugen; umwandeln; heranbilden
    • erzeugen werkwoord (erzeuge, erzeugst, erzeugt, erzeugte, erzeugtet, erzeugt)
    • kultivieren werkwoord (kultiviere, kultivierst, kultiviert, kultivierte, kultiviertet, kultiviert)
    • anbauen werkwoord (baue ab, baust ab, baut ab, baute ab, bautet ab, abgebaut)
    • züchten werkwoord (züchte, züchtest, züchtet, züchtete, züchtetet, gezüchtet)
    • fortpflanzen werkwoord (pflanze fort, pflanzt fort, pflanzte fort, pflanztet fort, fortgepflanzt)
    • aufziehen werkwoord (ziehe auf, ziehst auf, zieht auf, zog auf, zogt auf, aufgezogen)
    • umbauen werkwoord (baue um, baust um, baut um, baute um, bautet um, umgebaut)
    • treiben werkwoord (treibe, treibst, treibt, trieb, triebt, getrieben)
    • hervorbringen werkwoord (bringe hervor, bringst hervor, bringt hervor, brachte hervor, brachtet hervor, hervorgebracht)
    • anpflanzen werkwoord (pflanze an, pflanzt an, pflanzte an, pflanztet an, angepflanzt)
    • aufbauen werkwoord (baue auf, baust auf, baut auf, baute auf, bautet auf, aufgebaut)
    • umgestalten werkwoord (gestalte um, gestaltest um, gestaltet um, gestaltete um, gestaltetet um, umgestaltet)
    • ziehen werkwoord (ziehe, ziehst, zieht, zog, zogt, gezogen)
    • hegen werkwoord (hege, hegst, hegt, hegte, hegtet, gehegt)
    • heranziehen werkwoord (ziehe heran, ziehst heran, zieht heran, zog heran, zogt heran, herangezogen)
    • zeugen werkwoord (zeuge, zeugst, zeugt, zeugte, zeugtet, gezeugt)
    • umwandeln werkwoord (wandele um, wandelst um, wandelt um, wandelte um, wandeltet um, umgewandelt)
    • heranbilden werkwoord (bilde heran, bildst heran, bildet heran, bildete heran, bildetet heran, herangebildet)
  2. to cultivate (civilize; civilise)
    zivilisieren
    • zivilisieren werkwoord (zivilisiere, zivilisierst, zivilisiert, zivilisierte, zivilisiertet, zivilisiert)
  3. to cultivate (breed; raise; rear)
    züchten; ziehen; fortpflanzen; hervorbringen
    • züchten werkwoord (züchte, züchtest, züchtet, züchtete, züchtetet, gezüchtet)
    • ziehen werkwoord (ziehe, ziehst, zieht, zog, zogt, gezogen)
    • fortpflanzen werkwoord (pflanze fort, pflanzt fort, pflanzte fort, pflanztet fort, fortgepflanzt)
    • hervorbringen werkwoord (bringe hervor, bringst hervor, bringt hervor, brachte hervor, brachtet hervor, hervorgebracht)
  4. to cultivate (develop)
    kultivieren
    • kultivieren werkwoord (kultiviere, kultivierst, kultiviert, kultivierte, kultiviertet, kultiviert)

Conjugations for cultivate:

present
  1. cultivate
  2. cultivate
  3. cultivates
  4. cultivate
  5. cultivate
  6. cultivate
simple past
  1. cultivated
  2. cultivated
  3. cultivated
  4. cultivated
  5. cultivated
  6. cultivated
present perfect
  1. have cultivated
  2. have cultivated
  3. has cultivated
  4. have cultivated
  5. have cultivated
  6. have cultivated
past continuous
  1. was cultivating
  2. were cultivating
  3. was cultivating
  4. were cultivating
  5. were cultivating
  6. were cultivating
future
  1. shall cultivate
  2. will cultivate
  3. will cultivate
  4. shall cultivate
  5. will cultivate
  6. will cultivate
continuous present
  1. am cultivating
  2. are cultivating
  3. is cultivating
  4. are cultivating
  5. are cultivating
  6. are cultivating
subjunctive
  1. be cultivated
  2. be cultivated
  3. be cultivated
  4. be cultivated
  5. be cultivated
  6. be cultivated
diverse
  1. cultivate!
  2. let's cultivate!
  5. cultivated
  6. cultivating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor cultivate:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anbauen breed; clone; cultivate add; add new buildings; add on to; build; build out; expand; extend
anpflanzen breed; clone; cultivate plant
aufbauen breed; clone; cultivate arrange; build; build up; compose; construct; erect; establish; instal; install; raise; set up
aufziehen breed; clone; cultivate ascend; badger; be off; be on the upgrade; become higher; become larger; bristle; build; clamp; climb; draw open; erect; establish; flare up; fly up; fool; get away; go up; go upward; grow; heave; hoax; hoodwink; increase; inhale; lift; lift up; mount; pull up; raise; rise; rise to the surface; set up; sniff; sniff up; snort; start; stretch; swindle; take off; tease; tighten; trick; vex
erzeugen breed; clone; cultivate accomplish; achieve; attain; bring about; cause; conceptualise; conceptualize; construct; create; design; engender; fabricate; give rise to; invent; make; manufacture; prepare; produce; provoke
fortpflanzen breed; clone; cultivate; raise; rear multiply; reproduce
hegen breed; clone; cultivate guard; preserve; protect; save; shield
heranbilden breed; clone; cultivate develop; exercise; form; knead; lead up; massage; model; mould; practice; practise; shape; train; tutor; unfold
heranziehen breed; clone; cultivate consult; derive; drag; draw; haul; seek
hervorbringen breed; clone; cultivate; raise; rear admit; bear; bring out; carry; carry along; conceptualise; conceptualize; construct; create; demonstrate; design; display; exhibit; express; invent; make; manufacture; prepare; reveal; show
kultivieren breed; clone; cultivate; develop
treiben breed; clone; cultivate accomplish; act; arise; ascent; commit; derive; do; do accidentally; draw; function; get undone; inadvertently do something; make love; perpetrate; play a trick; practice; practise; pull out; rise; rise up; stand up; unpick; untie
umbauen breed; clone; cultivate convert; rebuild; reconstruct
umgestalten breed; clone; cultivate alter; change; clean up; modify; redevelop; refactor; regenerate; relive; reorganise; reorganize; restore; restructure; transform
umwandeln breed; clone; cultivate cast; change; change for; convert; exchange; interchange; reverse; shift; shunt; swap; swing around; switch; swop; trade; transmogrify; turn; twist
zeugen breed; clone; cultivate construct; fabricate; make; manufacture; produce
ziehen breed; clone; cultivate; raise; rear be drafty; be draughty; collect; derive; drag; draw; haul; heave; inhale; let the draught through; let the wind through; pick something up; pull; sniff; sniff up; snort; tug
zivilisieren civilise; civilize; cultivate
züchten breed; clone; cultivate; raise; rear
- civilise; civilize; crop; domesticate; educate; naturalise; naturalize; school; tame; train; work
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- see to; tend

Verwante woorden van "cultivate":


Synoniemen voor "cultivate":


Verwante definities voor "cultivate":

  1. adapt (a wild plant or unclaimed land) to the environment1
  2. prepare for crops1
    • cultivate the land1
  3. foster the growth of1
  4. teach or refine to be discriminative in taste or judgment1

Wiktionary: cultivate

cultivate
verb
  1. turn or stir soil in preparation for planting
  2. nurture
  3. grow plants, notably crops
cultivate
verb
  1. Landwirtschaft: Nutzpflanzen auf einem Feld oder einem Beet anpflanzen, um sie später zu ernten
  2. veraltet, (transitiv) Land durch Bearbeitung umgestalten
Cross Translation:
FromToVia
• cultivate → bauen; anbauen ↔ verbouwen — planten telen
• cultivate → anbauen; ziehen ↔ telen — door nauwgezette verzorging doen groeien
• cultivate → kultivieren ↔ bebouwen — landbouwgrond bewerken
• cultivate → kultivieren ↔ cultiver — travailler une terre pour la rendre plus fertile et pour améliorer ses productions.
• cultivate → beeilen; beschleunigen; fördern; befördern; schneller machen; akzelerieren; zum Weichen bringen; zurückdrängen ↔ forcer — briser, rompre, ouvrir quelque chose avec violence.

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0793 seconde
Page rendered in 1.0 seconds