Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal combined

Vertaal combined van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. combined:
  2. combine:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor combined (Engels) in het Duits

combined:

combined bijvoeglijk naamwoord

  1. combined (together; jointly; altogether; with each other; with one another)
    zusammen; mit einander
  2. combined (together)
    zuzweit; miteinander; beisammen
  3. combined (altogether; shared; jointly; )
    gemeinschaftlich; gemeinsam; zusammen; miteinander; gemein
  4. combined (together; altogether; with each other; with one another; in all)
    zusammen; beieinander; gemeinsam
  5. combined
    ineinander
  6. combined (altogether)
    zusammen; aneinander

Vertaal Matrix voor combined:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
miteinander each other
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aneinander altogether; combined on top of each other
beieinander altogether; combined; in all; together; with each other; with one another
beisammen combined; together
gemein altogether; combined; in all; jointly; shared; together; with each other; with one another bad; base; bogus; cunning; dubious; faked; false; feigned; fictitious; grimy; low; macabre; mean; nasty; normal; not genuine; obscure; pedestrian; problematic; questionable; scary; shady; sham; sharp; sheet; shifty; shrewd; sinister; slimy; slippery; sly; sordid; spooky; stingy; suspect; suspicious; uncertain; underhand; unreliable; vicious; vile; villainous; woody
gemeinsam altogether; combined; in all; jointly; shared; together; with each other; with one another common; communal; concerted; concordant; connected; joint; oneness; shared; solidary; sympathized; unanimous; united
gemeinschaftlich altogether; combined; in all; jointly; shared; together; with each other; with one another common; communal; concerted; concordant; connected; joint; oneness; shared; solidary; sympathized; unanimous; united
ineinander combined in all
mit einander altogether; combined; jointly; together; with each other; with one another each other
miteinander altogether; combined; in all; jointly; shared; together; with each other; with one another
zusammen altogether; combined; in all; jointly; shared; together; with each other; with one another altogether; on top of each other; together
zuzweit combined; together

Verwante woorden van "combined":


Synoniemen voor "combined":


Antoniemen van "combined":

  • uncombined

Verwante definities voor "combined":

  1. made or joined or united into one1

combine:

to combine werkwoord (combines, combined, combining)

  1. to combine (join; unite)
    kombinieren; zusammenfügen; zusammenlegen; koppeln; aneinanderreihen
    • kombinieren werkwoord (kombiniere, kombinierst, kombiniert, kombinierte, kombiniertet, kombiniert)
    • zusammenfügen werkwoord (füge zusammen, fügst zusammen, fügt zusammen, fügte zusammen, fügtet zusammen, zusammengefügt)
    • zusammenlegen werkwoord (lege zusammen, legst zusammen, legt zusammen, legte zusammen, legtet zusammen, zusammengelegt)
    • koppeln werkwoord (koppele, koppelst, koppelt, koppelte, koppeltet, gekoppelt)
    • aneinanderreihen werkwoord
  2. to combine (join; connect; attach)
    zusammenfügen; verketten; aneinanderreihen; ketten
    • zusammenfügen werkwoord (füge zusammen, fügst zusammen, fügt zusammen, fügte zusammen, fügtet zusammen, zusammengefügt)
    • verketten werkwoord (verkette, verkettest, verkettet, verkettete, verkettetet, verkettet)
    • aneinanderreihen werkwoord
    • ketten werkwoord (kette, kettest, kettet, kettete, kettetet, gekettet)
  3. to combine (join together; merge; unite; )
    kombinieren; zusammenfügen; vereinigen; vereinen; verbinden; koppeln; zusammenlegen; aneinanderreihen; kuppeln; verketten
    • kombinieren werkwoord (kombiniere, kombinierst, kombiniert, kombinierte, kombiniertet, kombiniert)
    • zusammenfügen werkwoord (füge zusammen, fügst zusammen, fügt zusammen, fügte zusammen, fügtet zusammen, zusammengefügt)
    • vereinigen werkwoord (vereinige, vereinigst, vereinigt, vereinigte, vereinigtet, vereinigt)
    • vereinen werkwoord (vereine, vereinst, vereint, vereinte, vereintet, vereint)
    • verbinden werkwoord (verbinde, verbindets, verbindet, verbandet, verbunden)
    • koppeln werkwoord (koppele, koppelst, koppelt, koppelte, koppeltet, gekoppelt)
    • zusammenlegen werkwoord (lege zusammen, legst zusammen, legt zusammen, legte zusammen, legtet zusammen, zusammengelegt)
    • aneinanderreihen werkwoord
    • kuppeln werkwoord (kuppele, kuppelst, kuppelt, kuppelte, kuppeltet, gekuppelt)
    • verketten werkwoord (verkette, verkettest, verkettet, verkettete, verkettetet, verkettet)
  4. to combine (couple; connect; link; unite)
    koppeln; verbinden; kuppeln; zusammenfügen; verkuppeln; fügen; knüpfen; vereinigen; zusammenlegen; verketten; aneinanderreihen; vereinen
    • koppeln werkwoord (koppele, koppelst, koppelt, koppelte, koppeltet, gekoppelt)
    • verbinden werkwoord (verbinde, verbindets, verbindet, verbandet, verbunden)
    • kuppeln werkwoord (kuppele, kuppelst, kuppelt, kuppelte, kuppeltet, gekuppelt)
    • zusammenfügen werkwoord (füge zusammen, fügst zusammen, fügt zusammen, fügte zusammen, fügtet zusammen, zusammengefügt)
    • verkuppeln werkwoord (verkuppele, verkuppelst, verkuppelt, verkuppelte, verkuppeltet, verkuppelt)
    • fügen werkwoord (füge, fügst, fügt, fügte, fügtet, gefügt)
    • knüpfen werkwoord (knüpfe, knüpfst, knüpft, knüpfte, knüpftet, geknüpft)
    • vereinigen werkwoord (vereinige, vereinigst, vereinigt, vereinigte, vereinigtet, vereinigt)
    • zusammenlegen werkwoord (lege zusammen, legst zusammen, legt zusammen, legte zusammen, legtet zusammen, zusammengelegt)
    • verketten werkwoord (verkette, verkettest, verkettet, verkettete, verkettetet, verkettet)
    • aneinanderreihen werkwoord
    • vereinen werkwoord (vereine, vereinst, vereint, vereinte, vereintet, vereint)
  5. to combine (put together; add; mix; bind)
    zusammenbringen
    • zusammenbringen werkwoord (bringe zusammen, bringst zusammen, bringt zusammen, barchte zusammen, brachtet zusammen, zusammengebracht)
  6. to combine
    – To join two or more paths in various ways depending on the combine option chosen. 2
    vereinen
    • vereinen werkwoord (vereine, vereinst, vereint, vereinte, vereintet, vereint)
  7. to combine
    – To group together multiple windows of the same application under a single button on the taskbar’s taskband. 2
    gruppieren
    • gruppieren werkwoord (gruppiere, gruppierst, gruppiert, gruppierte, gruppiertet, gruppiert)

Conjugations for combine:

present
  1. combine
  2. combine
  3. combines
  4. combine
  5. combine
  6. combine
simple past
  1. combined
  2. combined
  3. combined
  4. combined
  5. combined
  6. combined
present perfect
  1. have combined
  2. have combined
  3. has combined
  4. have combined
  5. have combined
  6. have combined
past continuous
  1. was combining
  2. were combining
  3. was combining
  4. were combining
  5. were combining
  6. were combining
future
  1. shall combine
  2. will combine
  3. will combine
  4. shall combine
  5. will combine
  6. will combine
continuous present
  1. am combining
  2. are combining
  3. is combining
  4. are combining
  5. are combining
  6. are combining
subjunctive
  1. be combined
  2. be combined
  3. be combined
  4. be combined
  5. be combined
  6. be combined
diverse
  1. combine!
  2. let's combine!
  5. combined
  6. combining
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

combine [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the combine (harvester)
    der Mähdrescher

Vertaal Matrix voor combine:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Mähdrescher combine; harvester
verbinden joining; linking
- cartel; combining; corporate trust; trust
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aneinanderreihen attach; bridge; combine; connect; couple; join; join together; link; merge; unite chain; enchain; shackle
fügen combine; connect; couple; link; unite bring down; insert; take down
gruppieren combine bring down; classify; deposit; group; lay; laydown; locate; place; post; put; put down; set; set down; situate; station; take down
ketten attach; combine; connect; join bind; chain; enchain; fasten; fetter; join; shackle; tie; tie up
knüpfen combine; connect; couple; link; unite
kombinieren bridge; combine; connect; join; join together; link; merge; unite
koppeln bridge; combine; connect; couple; join; join together; link; merge; unite close the ranks; connect; couple; fasten; hitch on to; hook on to; hook together; pair
kuppeln bridge; combine; connect; couple; join together; link; merge; unite connect; couple; fasten; hitch on to; hook on to; hook together
verbinden bridge; combine; connect; couple; join together; link; merge; unite bandage; bind; bridge; connect; interlink; knot; link; link up; pledge oneself; swathe; tie together
vereinen bridge; combine; connect; couple; join together; link; merge; unite
vereinigen bridge; combine; connect; couple; join together; link; merge; unite come together; enjoin; join; unite
verketten attach; bridge; combine; connect; couple; join; join together; link; merge; unite chain; concatenate; enchain; interlace; intertwine; interweave; shackle
verkuppeln combine; connect; couple; link; unite
zusammenbringen add; bind; combine; mix; put together assemble; bring together; gather; get together; join; unite
zusammenfügen attach; bridge; combine; connect; couple; join; join together; link; merge; unite attach; coalesce; connect; couple; fuse; fuze; link; make a match; melt together; merge; pander; stitch
zusammenlegen bridge; combine; connect; couple; join; join together; link; merge; unite fold in two; fold up; fuse; fuze; lay next to each other; melt together; merge; place beside
- aggregate; compound; unite

Verwante woorden van "combine":

  • recombine, combining, combined, combines

Synoniemen voor "combine":


Verwante definities voor "combine":

  1. harvester that heads and threshes and cleans grain while moving across the field1
  2. an occurrence that results in things being united1
  3. a consortium of independent organizations formed to limit competition by controlling the production and distribution of a product or service1
  4. put or add together1
    • combine resources1
  5. gather in a mass, sum, or whole1
  6. combine so as to form a whole; mix1
  7. add together from different sources1
    • combine resources1
  8. join for a common purpose or in a common action1
    • These forces combined with others1
  9. have or possess in combination1
  10. To join two or more paths in various ways depending on the combine option chosen.2
  11. To group together multiple windows of the same application under a single button on the taskbar’s taskband.2

Wiktionary: combine

combine
verb
  1. have two or more things or properties that function together
  2. bring two or more things or activities together
combine
verb
  1. etwas mit etwas anderem zusammenstellen
  2. sich verbinden (reflexiv): reflexiv: sich vereinigen (für Dinge oder Personen), chemisch auch: zusammenkommen, mischen (Stoffe)
  3. verbinden
  4. auch fig. vermischen, vereinigen, verbinden
noun
  1. Maschine zur Ernte von Getreide, Mais und anderen Körnerfrüchten
  2. Zusammenschluss von mehreren selbstständigen Unternehmen unter einer einheitlichen wirtschaftlichen Führung mit dem Zweck der Kostenersparnis
Cross Translation:
FromToVia
• combine → kombinieren ↔ combineren — door elkaar doen
• combine → einigen; vereinigen; fügen; gesellen; einrücken; kuppeln ↔ accoupler — joindre deux choses ensemble.
• combine → mitnehmen ↔ assembler — mettre ensemble.
• combine → Kombinat ↔ combinat — Dans l'ancienne Union Soviétique, groupement d'installations industrielles implantées dans une même région et dont les activités sont complémentaires.
• combine → verbinden; verknüpfen; fügen; gesellen; vereinigen; addieren; beifügen; zufügen; hinzutun; zugeben; anfügen; hinzufügen; beilegen; ergänzen; hinzusetzen ↔ joindre — approcher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.
• combine → Mähdrescher ↔ moissonneuse-batteuse — machine agricole destinée à la récolte au champ des grains (blé, orge, escourgeon, maïs…) ou des graines (pois sec, colza, tournesol…), qui remplit les deux fonctions de moissonner, puis de battre la récolte, et de séparer les grains et graine

Verwante vertalingen van combined







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0683 seconde
Page rendered in 1.0 seconds