Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
- catching:
-
catch:
- packen; greifen; fangen; fassen; erfassen; kriegen; festnehmen; einpacken; ergreifen; erwischen; eingreifen; abfangen; erhaschen; verhaften; verwickeln; überlisten; schnappen; ertappen; auftragen; davontragen; unverlangt bekommen; fesseln; hervorholen; bestricken; grabbeln; etwas bekommen; auffangen; anpacken; begreifen; festgreifen; einschlagen; einwickeln; charmieren; wickeln; festhalten; anfassen; zugreifen; klemmen; grapschen; krallen; wegkappern; verpflegen; ernähren; speisen; füttern; erbeuten
- Beute; Riegel; Türriegel; Abfang; Fang; Schnappverschluß; Schnappschloß
-
Wiktionary:
- catching → Fangen
- catching → anziehend, interessant, ansprechend, attraktiv, einnehmend, fesselnd, gewinnend
- catch → bekommen, verstehen, begreifen, fangen, kriegen, grapschen, ertappen
- catch → Fang, Haken, Kriegen
- catch → reißen, fassen, festnehmen, ergreifen, enfassen, fangen, greifen, treffen, erlangen, erzielen, reichen, erreichen, einholen, heranreichen, sich erstrecken, erwirken, durchsetzen, erbeuten, ertappen, erwischen, Kanon, umfassen, verstehen, begreifen, erfassen, klopfen, schlagen, hauen, prügeln, ausklopfen, aufschlagen, aushämmern, schlagen gegen, prasseln gegen, peitschen gegen, Wildbret, Wild, Jagdbeute, Haken, Schwierigkeit, gelangen, anlangen, ankommen
Engels
Uitgebreide vertaling voor catching (Engels) in het Duits
catching:
-
catching (contagious; infectious; transmittable; infecting)
-
catching (contagious; infectious; transmittable; infecting)
ansteckend; übertragbar; infektiös-
ansteckend bijvoeglijk naamwoord
-
übertragbar bijvoeglijk naamwoord
-
infektiös bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor catching:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | contracting; detection; espial; spotting; spying | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | communicable; contagious; contractable; transmissible; transmittable | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ansteckend | catching; contagious; infecting; infectious; transmittable | blazing; burning; contagious; flaming; glowing; infectious; infective |
infektiös | catching; contagious; infecting; infectious; transmittable | contagious; infectious; infective |
übertragbar | catching; contagious; infecting; infectious; transmittable |
Verwante woorden van "catching":
Synoniemen voor "catching":
Verwante definities voor "catching":
catch:
-
to catch (grab; seize; capture; trap; grip)
-
to catch (snatch; sneak up on; seize; twig; tattle; take unaware)
-
to catch (contract; receive; get)
auftragen; davontragen; unverlangt bekommen-
davontragen werkwoord (trage davon, trägst davon, trägt davon, trug davon, trugt davon, davongetragen)
-
unverlangt bekommen werkwoord
-
to catch (seize; capture)
greifen; abfangen; fesseln; hervorholen; bestricken; grabbeln; etwas bekommen-
hervorholen werkwoord (hole hervor, holst hervor, holt hervor, holte hervor, holtet hervor, hervorgeholt)
-
etwas bekommen werkwoord
-
to catch (capture)
-
to catch
anpacken; fassen; packen; greifen; begreifen; festgreifen-
festgreifen werkwoord (greife fest, greifst fest, greift fest, griff fest, grifft fest, festgegriffen)
-
to catch (charm; dupe)
einschlagen; einwickeln; charmieren; wickeln-
einschlagen werkwoord (schlage ein, schlägst ein, schlägt ein, schlug ein, schlugt ein, eingeschlagen)
-
einwickeln werkwoord (wickele ein, wickelst ein, wickelt ein, wickelte ein, wickeltet ein, eingewickelt)
-
charmieren werkwoord
-
-
to catch (grab; clamp; grasp; take hold of; clasp; seize; grip)
festhalten; greifen; anfassen; anpacken; festgreifen; fassen; zugreifen-
festgreifen werkwoord (greife fest, greifst fest, greift fest, griff fest, grifft fest, festgegriffen)
-
to catch (snatch away; grasp; caught; snatch; seize; grip; drag; clutch; yearn; reach; slog away; toil and moil; rummage about; rout; clasp; pilfer; snout; slave away; stick; root; scratch)
-
to catch (hunt; bait; dart; snare)
Conjugations for catch:
present
- catch
- catch
- catches
- catch
- catch
- catch
simple past
- catched
- catched
- catched
- catched
- catched
- catched
present perfect
- have catched
- have catched
- has catched
- have catched
- have catched
- have catched
past continuous
- was catching
- were catching
- was catching
- were catching
- were catching
- were catching
future
- shall catch
- will catch
- will catch
- shall catch
- will catch
- will catch
continuous present
- am catching
- are catching
- is catching
- are catching
- are catching
- are catching
subjunctive
- be catched
- be catched
- be catched
- be catched
- be catched
- be catched
diverse
- catch!
- let's catch!
- catched
- catching
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the catch (booty; loot)
-
the catch (bolt; tongue; latch; clasp-fastening; spring-bolt)
-
the catch (spring-bolt)
-
the catch (interception)
-
the catch (clasp-lock; latch; clasp-fastening; spring-bolt)
Vertaal Matrix voor catch:
Verwante woorden van "catch":
Synoniemen voor "catch":
Antoniemen van "catch":
Verwante definities voor "catch":
Wiktionary: catch
catch
Cross Translation:
verb
noun
catch
verb
-
umgangssprachlich: zu fassen bekommen, habhaft werden
-
(umgangssprachlich), (transitiv)
-
transitiv: jemanden bei etwas Verbotenem überraschen
Cross Translation: