Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
- brighten:
-
bright:
- fröhlich; heiter; lustig; begeistert; munter; ausgelassen; intelligent; klug; nett; gewichst; witzig; clever; pfiffig; schlau; geschickt; gewiegt; gescheit; schlagfertig; geübt; flott; aufgeweckt; spitzfindig; gerissen; hinterlistig; behende; scharfsinnig; ausgeschlafen; gewandt; flink; listig; ausgekocht; vernünftig; sachverständig; einsichtsvoll; modisch; im Trend; schick; dreist; glatt; verschmitzt; durchtrieben; helle; schneidig; deutlich; klar; einleuchtend; eindeutig; fiffig; farbig; frisch; blühend; glimmend; strahlend; blinkend; blank; weise; hochgelehrt; gelehrt; genial; brillant; das ist klar wie Klosbrühe; sonnenklar; offensichtlich; verständlich; sichtbar; sicher; übersichtlich; anschaulich; erkennbar; derb; aufschlußreich; gläsern; vernehmlich; vernehmbar; glashell; geblümt; farbenfroh; farbenfreudig; spirituell
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor brighten (Engels) in het Duits
brighten:
-
to brighten (clear up; enlighten; clarify)
aufklären; aufheitern; klären; aufhellen-
aufheitern werkwoord (heitere auf, heiterst auf, heitert auf, heiterte auf, heitertet auf, aufgeheitert)
-
to brighten (make happy; delight; gladden; charm; cheer; enchant; ravish; fascinate)
-
to brighten (spruce up; cheer up)
aufmuntern; erquicken-
aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
-
Conjugations for brighten:
present
- brighten
- brighten
- brightens
- brighten
- brighten
- brighten
simple past
- brightened
- brightened
- brightened
- brightened
- brightened
- brightened
present perfect
- have brightened
- have brightened
- has brightened
- have brightened
- have brightened
- have brightened
past continuous
- was brightening
- were brightening
- was brightening
- were brightening
- were brightening
- were brightening
future
- shall brighten
- will brighten
- will brighten
- shall brighten
- will brighten
- will brighten
continuous present
- am brightening
- are brightening
- is brightening
- are brightening
- are brightening
- are brightening
subjunctive
- be brightened
- be brightened
- be brightened
- be brightened
- be brightened
- be brightened
diverse
- brighten!
- let's brighten!
- brightened
- brightening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor brighten:
Verwante woorden van "brighten":
Synoniemen voor "brighten":
Antoniemen van "brighten":
Verwante definities voor "brighten":
Wiktionary: brighten
brighten
verb
brighten
brighten vorm van bright:
-
bright (cheerful; enthusiastic; happy; gay; buoyant; sunny; enchanted; vibrant; merry; attentive; amusing; eager; joyful; mystified; joyous; tidy; pleasant; jolly; spell bound; reliable; dependable; festive; trustworthy; under enchantment; passionate; neat; colourful; funny; animated; safe; trusted; clear; colorful; eagre)
– characterized by happiness or gladness 1fröhlich; heiter; lustig; begeistert; munter; ausgelassen-
fröhlich bijvoeglijk naamwoord
-
heiter bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
begeistert bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
ausgelassen bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (astute; clever; intelligent; wise; ingenious; sagacious; smart; skilful; sly; wily; crafty; shrewd; skillful)
– characterized by quickness and ease in learning 1intelligent; klug; nett; gewichst; witzig; clever; pfiffig; schlau; geschickt; gewiegt; gescheit; schlagfertig; geübt; flott; aufgeweckt; spitzfindig; gerissen; hinterlistig; behende; scharfsinnig; ausgeschlafen; gewandt; flink; listig; ausgekocht-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
nett bijvoeglijk naamwoord
-
gewichst bijvoeglijk naamwoord
-
witzig bijvoeglijk naamwoord
-
clever bijvoeglijk naamwoord
-
pfiffig bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
geschickt bijvoeglijk naamwoord
-
gewiegt bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
schlagfertig bijvoeglijk naamwoord
-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
flott bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
spitzfindig bijvoeglijk naamwoord
-
gerissen bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
behende bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
ausgeschlafen bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
flink bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (sensible; wise; right-thinking; sane; clever; intelligent; smart)
– characterized by quickness and ease in learning 1vernünftig; sachverständig; einsichtsvoll; geschickt; gescheit-
vernünftig bijvoeglijk naamwoord
-
sachverständig bijvoeglijk naamwoord
-
einsichtsvoll bijvoeglijk naamwoord
-
geschickt bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (trendy; fashionable; spry; nimble; sprightly; dapper; worldly minded)
-
bright (smart; perky; astute; clever; resourceful; wily; sharp)
– characterized by quickness and ease in learning 1schlagfertig; pfiffig; spitzfindig; gewichst; scharfsinnig; schlau; geschickt; flott; aufgeweckt; ausgekocht; gescheit; gerissen; dreist; behende; klug; glatt; gewandt; clever; verschmitzt; durchtrieben; ausgeschlafen; helle; geübt; flink; schneidig-
schlagfertig bijvoeglijk naamwoord
-
pfiffig bijvoeglijk naamwoord
-
spitzfindig bijvoeglijk naamwoord
-
gewichst bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
geschickt bijvoeglijk naamwoord
-
flott bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
gerissen bijvoeglijk naamwoord
-
dreist bijvoeglijk naamwoord
-
behende bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
glatt bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
clever bijvoeglijk naamwoord
-
verschmitzt bijvoeglijk naamwoord
-
durchtrieben bijvoeglijk naamwoord
-
ausgeschlafen bijvoeglijk naamwoord
-
helle bijvoeglijk naamwoord
-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
flink bijvoeglijk naamwoord
-
schneidig bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (clear; distinct; clear-cut; graphic)
deutlich; klar; einleuchtend; eindeutig-
deutlich bijvoeglijk naamwoord
-
klar bijvoeglijk naamwoord
-
einleuchtend bijvoeglijk naamwoord
-
eindeutig bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (handsome; smart)
-
bright (colourful; cheerful; florid; colorful)
– having striking color 1 -
bright (shiny; reflective; shining; phosphorescent)
– emitting or reflecting light readily or in large amounts 1 -
bright (intelligent; smart; knowledgable; wise; sensible; brainy; clever; sharp; brilliant)
– characterized by quickness and ease in learning 1intelligent; weise; klug; scharfsinnig; hochgelehrt; schlau; gescheit; gelehrt; genial; brillant-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
weise bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
hochgelehrt bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
gelehrt bijvoeglijk naamwoord
-
genial bijvoeglijk naamwoord
-
brillant bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (evident; obvious; clarifying; as clear as plain day-light; distinct; transparent; clear-cut; clear; flagrant; manifest; clear as daylight; luminous; as plain as day; cooked; done)
klar; eindeutig; das ist klar wie Klosbrühe; deutlich; sonnenklar; offensichtlich; verständlich; sichtbar; sicher; übersichtlich; anschaulich; erkennbar; einleuchtend; derb; aufschlußreich; gläsern; vernehmlich; vernehmbar; glashell-
klar bijvoeglijk naamwoord
-
eindeutig bijvoeglijk naamwoord
-
das ist klar wie Klosbrühe bijvoeglijk naamwoord
-
deutlich bijvoeglijk naamwoord
-
sonnenklar bijvoeglijk naamwoord
-
offensichtlich bijvoeglijk naamwoord
-
verständlich bijvoeglijk naamwoord
-
sichtbar bijvoeglijk naamwoord
-
sicher bijvoeglijk naamwoord
-
übersichtlich bijvoeglijk naamwoord
-
anschaulich bijvoeglijk naamwoord
-
erkennbar bijvoeglijk naamwoord
-
einleuchtend bijvoeglijk naamwoord
-
derb bijvoeglijk naamwoord
-
aufschlußreich bijvoeglijk naamwoord
-
gläsern bijvoeglijk naamwoord
-
vernehmlich bijvoeglijk naamwoord
-
vernehmbar bijvoeglijk naamwoord
-
glashell bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (colourful; blooming; florid; flowered; cheerful; colorful)
– having striking color 1farbig; frisch; blühend; geblümt; farbenfroh; farbenfreudig-
farbig bijvoeglijk naamwoord
-
frisch bijvoeglijk naamwoord
-
blühend bijvoeglijk naamwoord
-
geblümt bijvoeglijk naamwoord
-
farbenfroh bijvoeglijk naamwoord
-
farbenfreudig bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (smart; clever; sharp)
klug; vernünftig; gescheit; clever-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
vernünftig bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
clever bijvoeglijk naamwoord
-
-
bright (spirituous; lively; ardent; spirited)
spirituell-
spirituell bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bright:
Verwante woorden van "bright":
Synoniemen voor "bright":
Antoniemen van "bright":
Verwante definities voor "bright":
Wiktionary: bright
bright
Cross Translation:
adjective
bright
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bright | → hell | ↔ licht — Helder van kleur |
• bright | → klar; hell; anschaulich; bestimmt; deutlich; licht; lichtvoll | ↔ clair — Qui a l’éclat du jour, de la lumière. |
• bright | → intelligent; clever | ↔ intelligent — Qui pourvoir de la faculté de comprendre, qui est capable de concevoir et de raisonner. |
• bright | → blank | ↔ luisant — Qui luire, qui jeter quelque lumière. |
• bright | → hell | ↔ lumineux — Qui a, qui jette de la lumière. |
Computer vertaling door derden: