Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Vertaal bends

Vertaal bends van Engels naar Duits

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bends:
  2. bend:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor bends (Engels) in het Duits

bends:

bends [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bends (arches; curves)
    die Bögen
    • Bögen [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bends:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bögen arches; bends; curves fiddle-bows; fiddle-sticks; handbows
- aeroembolism; air embolism; caisson disease; decompression sickness; gas embolism

Verwante woorden van "bends":


Synoniemen voor "bends":

  • decompression sickness; aeroembolism; air embolism; gas embolism; caisson disease; illness; unwellness; malady; sickness

Verwante definities voor "bends":

  1. pain resulting from rapid change in pressure1

bends vorm van bend:

to bend werkwoord (bends, bended, bending)

  1. to bend (bow)
    biegen; beugen; krümmen; umbiegen; verbiegen; krummbiegen
    • biegen werkwoord (biege, biegst, biegt, bog, bogt, gebogen)
    • beugen werkwoord (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)
    • krümmen werkwoord (krümme, krümmst, krümmt, krümmte, krümmtet, gekrümmt)
    • umbiegen werkwoord (biege um, biegst um, biegt um, bog um, bogt um, umgebogen)
    • verbiegen werkwoord (verbiege, verbiegst, verbiegt, verbog, verbogt, verbogen)
    • krummbiegen werkwoord
  2. to bend (sag; give way)
    durchbiegen; durchzechen; einstürzen; einbrechen
    • durchbiegen werkwoord (biege durch, biegst durch, biegt durch, biegte durch, biegtet durch, durchgebiegt)
    • durchzechen werkwoord (durchzeche, durchzechst, durchzecht, durchzechte, durchzechtet, durchzecht)
    • einstürzen werkwoord (stürze ein, stürzest ein, stürzt ein, stürzte ein, stürztet ein, eingestürzt)
    • einbrechen werkwoord (breche ein, brichst ein, bricht ein, brach ein, brachet ein, eingebrochen)
  3. to bend (turn back; change)
    biegen; verbiegen; umbiegen
    • biegen werkwoord (biege, biegst, biegt, bog, bogt, gebogen)
    • verbiegen werkwoord (verbiege, verbiegst, verbiegt, verbog, verbogt, verbogen)
    • umbiegen werkwoord (biege um, biegst um, biegt um, bog um, bogt um, umgebogen)
  4. to bend
    biegen; umbiegen
    • biegen werkwoord (biege, biegst, biegt, bog, bogt, gebogen)
    • umbiegen werkwoord (biege um, biegst um, biegt um, bog um, bogt um, umgebogen)
  5. to bend (warp)
    sichverziehen

Conjugations for bend:

present
  1. bend
  2. bend
  3. bends
  4. bend
  5. bend
  6. bend
simple past
  1. bended
  2. bended
  3. bended
  4. bended
  5. bended
  6. bended
present perfect
  1. have bended
  2. have bended
  3. has bended
  4. have bended
  5. have bended
  6. have bended
past continuous
  1. was bending
  2. were bending
  3. was bending
  4. were bending
  5. were bending
  6. were bending
future
  1. shall bend
  2. will bend
  3. will bend
  4. shall bend
  5. will bend
  6. will bend
continuous present
  1. am bending
  2. are bending
  3. is bending
  4. are bending
  5. are bending
  6. are bending
subjunctive
  1. be bended
  2. be bended
  3. be bended
  4. be bended
  5. be bended
  6. be bended
diverse
  1. bend!
  2. let's bend!
  5. bended
  6. bending
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

bend [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bend (curve; curvature; camber)
    die Kurve; der Bogen; die Rundung; die Krümmung; die Wölbung
    • Kurve [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Bogen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Rundung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Krümmung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wölbung [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the bend (turn; curve)
    die Windung; die Wölbung; die Krümmung; Zeug; die Suppe; die Krümme
    • Windung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wölbung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Krümmung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Zeug [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Suppe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Krümme [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. the bend (curve)
    die Beugung; die Drehung; die Krümmung; die Kurve; die Biegung
    • Beugung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Drehung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Krümmung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kurve [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Biegung [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Beugung bend; curve conjugation; declension; declination; inflexion
Biegung bend; curve arch; bending; camber; curvature; curve; revolution; rotation; tribute; twisting; vaulting
Bogen bend; camber; curvature; curve arch; bow; camber; crossbow; curvature; curve; fiddle-bow; fiddle-stick; longbow; vaulting
Drehung bend; curve bending; change; crisis; curve; emergency situation; inversion; revolution; rotation; state of emergency; swerve; turn; turning-point; twisting
Krümme bend; curve; turn bending; twisting
Krümmung bend; camber; curvature; curve; turn bending; bow; crookedness; cross-bow; crossbow; curve; curves; longbow; twisting; wryness
Kurve bend; camber; curvature; curve bending; bow; cross-bow; crossbow; curve; curves; longbow; revolution; rotation; twisting
Rundung bend; camber; curvature; curve arch; bow; camber; cross-bow; crossbow; curvature; curve; curving; longbow; rounding; vaulting
Suppe bend; curve; turn broth; clear soup; pea soup; thick fog
Windung bend; curve; turn bending; twisting; winding
Wölbung bend; camber; curvature; curve; turn arch; camber; curvature; curve; vaulting
Zeug bend; curve; turn article; articles; attire; brood; brooding; cloth; clothes; clothing; clothing material; dress; gadget; garb; garments; good; goods; item; items; junk; livery; matter; object; outfit; sitting; stuff; thing; things; trash
- bend dexter; bending; crease; crimp; crook; curve; flexure; fold; plication; turn; twist
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beugen bend; bow arch; bow; bow in honour; conjugate; curve; decline; inflect; rape
biegen bend; bow; change; turn back arch; bow; curve
durchbiegen bend; give way; sag
durchzechen bend; give way; sag go on partying
einbrechen bend; give way; sag be going down hill; bore through; break in; break into a house; commit burglary; drop by; go under; penetrate; pierce; prolapse; rob; sag; sink; subside
einstürzen bend; give way; sag be going down hill; cave in; collapse; crash; crash down; crumble down; drop; fall; fall down; give way; go under; implode; perish; prolapse; relapse; sag; set; sink; slump; submerge; subside; succumb; suffer; topple down; tumble
krummbiegen bend; bow
krümmen bend; bow arch; bow; curve
sichverziehen bend; warp
umbiegen bend; bow; change; turn back
verbiegen bend; bow; change; turn back
- bow; crouch; deflect; deform; flex; stoop; turn; turn away; twist

Verwante woorden van "bend":


Synoniemen voor "bend":


Antoniemen van "bend":


Verwante definities voor "bend":

  1. curved segment (of a road or river or railroad track etc.)1
  2. diagonal line traversing a shield from the upper right corner to the lower left1
  3. movement that causes the formation of a curve1
  4. a circular segment of a curve1
    • a bend in the road1
  5. an angular or rounded shape made by folding1
    • a bend of his elbow1
  6. cause (a plastic object) to assume a crooked or angular form1
    • bend the rod1
  7. bend a joint1
    • bend your knees1
  8. change direction1
    • The road bends1
  9. turn from a straight course, fixed direction, or line of interest1
  10. form a curve1
    • The stick does not bend1
  11. bend one's back forward from the waist on down1

Wiktionary: bend

bend
noun
  1. curve
verb
  1. to become curved
  2. to cause to shape into a curve
bend
verb
  1. in Schräglage geraten; schräg werden
  2. (transitiv) biegen, krümmen
  1. (transitiv): einen Gegenstand so verformen, dass sich die Krümmung des Gegenstands ändern
noun
  1. diagonaler Balken in einem Wappen
  2. Gymnastik: Übung mit geknicktem Oberkörper
  3. nicht geradlinig verlaufender Teil eines Verkehrsträgers
  4. fest verschlungener Teil eines Fadens oder Seils
  5. die Richtungsänderung einer Straße, eine Kurve
Cross Translation:
FromToVia
• bend → durchbiegen ↔ doorbuigen — tot een boog vervormen door een opgelegd gewicht
• bend → biegen ↔ buigen — krommend vervormen
• bend → knote ↔ ahut — marine|fr région|Manche ajust.
• bend → knote ↔ ajus — Nœud (2)
• bend → knote ↔ ajust — Nœud (2)
• bend → knote ↔ ajuste — Nœud (2)
• bend → knote ↔ ajut — Nœud (2)
• bend → Kurve ↔ courbe — Ligne dont la direction change de façon continue
• bend → biegen; beugen; flektieren ↔ courber — rendre courbe.
• bend → biegen; beugen; flektieren ↔ fléchir — Faire ployer, courber.
• bend → neigen; hinneigen ↔ incliner — mettre dans une situation oblique, par rapport au plan de l’horizon.
• bend → biegen; beugen; krümmen ↔ plier — Courber, fléchir
• bend → biegen; beugen; flektieren ↔ ployer — fléchir, courber.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0583 seconde
Page rendered in 1.0 seconds