Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. avarice:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor avarice (Engels) in het Duits

avarice:

avarice [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the avarice (love of money; greed for money)
    die Geldgier
    • Geldgier [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the avarice
    der Geiz; die Habgierigkeit; die Knauserei
  3. the avarice (stinginess; tenacity; miserliness; niggardliness)
    der Geiz; die Habgier; die Knauserigkeit; die Raffgier; die Knauserei

Vertaal Matrix voor avarice:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geiz avarice; miserliness; niggardliness; stinginess; tenacity meanness; miserliness; stinginess
Geldgier avarice; greed for money; love of money
Habgier avarice; miserliness; niggardliness; stinginess; tenacity being predatory; greed; greediness; meanness; miserliness; rapacity; stinginess
Habgierigkeit avarice
Knauserei avarice; miserliness; niggardliness; stinginess; tenacity acidity; curtness; snappiness; stinginess
Knauserigkeit avarice; miserliness; niggardliness; stinginess; tenacity
Raffgier avarice; miserliness; niggardliness; stinginess; tenacity
- avariciousness; avaritia; covetousness; cupidity; greed; rapacity

Synoniemen voor "avarice":

  • greed; covetousness; rapacity; avaritia; mortal sin; deadly sin
  • avariciousness; cupidity; greed

Verwante definities voor "avarice":

  1. reprehensible acquisitiveness; insatiable desire for wealth (personified as one of the deadly sins)1
  2. extreme greed for material wealth1

Wiktionary: avarice

avarice
noun
  1. excessive or inordinate desire of gain
avarice
  1. heftiger Unwille etwas abzugeben