Ability: vertaling Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

ability:
- Behendigkeit; Geschicklichkeit; Fertigkeit; Geschicktheit; Kapazität; Talent; Fähigkeit; Veranlagung; Potential; Leistungsfähigkeit; Gabe; Begabung; Ader; Genialität; Leistung; Leistungsvermögen; Genie; Händchen; Begabtheit; Vermögen; Reichtum; Energie; Kenntnisse; Tüchtigkeit; Wissen; Kunst; Können; Könnerschaft; Qualität; Tauglichkeit; Sachverstand; Eignung; Kunstgriff; Kniff; Ausflug; Trick; Gewandtheit; Motorleistung
Wiktionary:
- ability → Fähigkeit
- ability → Geschicklichkeit, Gewandtheit, Eignung, Begabung, Fähigkeit, Tauglichkeit, Fertigkeit, Gewalt, Können, Kraft, Macht, Vermögen

Engels

Uitgebreide vertaling voor ability (Engels) in het Duits

ability:

ability [the ~] zelfstandig naamwoord

the ability (skill; dexterity; adroitness; knack)
die Behendigkeit; die Geschicklichkeit; die Fertigkeit; die Geschicktheit
- Behendigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Geschicklichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Fertigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Geschicktheit [die ~] zelfstandig naamwoord
the ability (talent; capacity; ingenuity; aptitude; natural ability; gift)
die Kapazität; Talent; die Fähigkeit; die Veranlagung; Potential; die Leistungsfähigkeit; die Gabe; die Geschicklichkeit; die Begabung; die Ader; die Genialität; die Leistung; Leistungsvermögen; Genie; Händchen; die Begabtheit
- Kapazität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Talent [das ~] zelfstandig naamwoord
- Fähigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Veranlagung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Potential [das ~] zelfstandig naamwoord
- Leistungsfähigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gabe [die ~] zelfstandig naamwoord
- Geschicklichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Begabung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ader [die ~] zelfstandig naamwoord
- Genialität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Leistung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Leistungsvermögen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Genie [das ~] zelfstandig naamwoord
- Händchen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Begabtheit [die ~] zelfstandig naamwoord
the ability (capability; capacity; quality)
Vermögen; der Reichtum
- Vermögen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Reichtum [der ~] zelfstandig naamwoord
the ability (capacity; power)
die Kapazität; Leistungsvermögen; Vermögen; die Fähigkeit; die Leistungsfähigkeit; die Energie
- Kapazität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Leistungsvermögen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Vermögen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Fähigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Leistungsfähigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Energie [die ~] zelfstandig naamwoord
the ability (skill)
die Fähigkeit; die Kenntnisse; die Tüchtigkeit; Wissen; die Kunst; Können; die Könnerschaft
- Fähigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Kenntnisse [die ~] zelfstandig naamwoord
- Tüchtigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Wissen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Kunst [die ~] zelfstandig naamwoord
- Können [das ~] zelfstandig naamwoord
- Könnerschaft [die ~] zelfstandig naamwoord
the ability (quality; capability; capacity)
die Qualität; die Tauglichkeit; die Kapazität; die Fähigkeit; die Leistungsfähigkeit; der Sachverstand; die Eignung; Können
- Qualität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Tauglichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Kapazität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Fähigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Leistungsfähigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Sachverstand [der ~] zelfstandig naamwoord
- Eignung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Können [das ~] zelfstandig naamwoord
the ability (suitability; appropriateness)
die Eignung
- Eignung [die ~] zelfstandig naamwoord
the ability (dexterity; art; trick; agility; adroitness; skill; knack)
der Kunstgriff; die Behendigkeit; der Kniff; der Ausflug; der Trick
- Kunstgriff [der ~] zelfstandig naamwoord
- Behendigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Kniff [der ~] zelfstandig naamwoord
- Ausflug [der ~] zelfstandig naamwoord
- Trick [der ~] zelfstandig naamwoord
the ability (knack; skill)
die Gewandtheit
- Gewandtheit [die ~] zelfstandig naamwoord
the ability (horse-power; capacity; capability; quality)
die Kapazität; die Motorleistung
- Kapazität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Motorleistung [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ability:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Ader	ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent	vein
Ausflug	ability; adroitness; agility; art; dexterity; knack; skill; trick	day out; drive; excursion; feat; journey; outing; passage; pleasure-trip; short drive; tour; trick; trip; voyage
Begabtheit	ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent
Begabung	ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent	aptitudes; brilliance; genius; ingenuity; inventiveness; resourcefulness; talents
Behendigkeit	ability; adroitness; agility; art; dexterity; knack; skill; trick
Eignung	ability; appropriateness; capability; capacity; quality; suitability
Energie	ability; capacity; power	activity; capacity; chances; current; drive; efficacy; electric current; energy; function; functionality; gin; gusto; impetus; jenever; momentum; opportunities; potential; power; soul; spirit; spunk; strength; thoroughness; vigor; vigour; will-power; zest
Fertigkeit	ability; adroitness; dexterity; knack; skill	handiness
Fähigkeit	ability; aptitude; capability; capacity; gift; ingenuity; natural ability; power; quality; skill; talent	beauty; capacity; comeliness; good looks; handsomeness; neatness; potential; resilience; stamina
Gabe	ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent	donation; dose; quantity
Genialität	ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent	brilliance; genius; ingenuity; inventiveness; resourcefulness
Genie	ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent	army unit; bright spark; brilliance; genius; go getter; high flyer; ingenuity; intellect; intelligence; inventiveness; resourcefulness; smart fellow; understanding; whizz kid
Geschicklichkeit	ability; adroitness; aptitude; capacity; dexterity; gift; ingenuity; knack; natural ability; skill; talent	beauty; comeliness; good looks; handiness; handsomeness; neatness
Geschicktheit	ability; adroitness; dexterity; knack; skill	handiness
Gewandtheit	ability; knack; skill	acumen; acuteness; adeptness; briskness; cunning; discernment; handiness; intelligence; keen perception; keenness; quick-wittedness; quickness; rapidity; sagacity; sharp-mindedness; sharpness; shrewdness; slyness; tempo; trick
Händchen	ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent	hand
Kapazität	ability; aptitude; capability; capacity; gift; horse-power; ingenuity; natural ability; power; quality; talent	Capacity; authorities; capacity; establishment; potential; power
Kenntnisse	ability; skill	skills
Kniff	ability; adroitness; agility; art; dexterity; knack; skill; trick	blow; dent; dodge; gimmick; gimmicks; grip; handiness; knack; lure; manoeuver; manoeuvre; ruse; sleight of hand; stunts; trick; trickery
Kunst	ability; skill	arts; handiness
Kunstgriff	ability; adroitness; agility; art; dexterity; knack; skill; trick	dodge; gimmick; grip; knack; lure; manoeuver; manoeuvre; ruse; sleight of hand; trick
Können	ability; capability; capacity; quality; skill
Könnerschaft	ability; skill
Leistung	ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent	achievement; action; capacity; compensation; feat; heroic deed; hobby; labour performance; pastime; pay-off; payment; performance; potential; power; stunt; tour de force
Leistungsfähigkeit	ability; aptitude; capability; capacity; gift; ingenuity; natural ability; power; quality; talent	ability to achieve; activity; capacity; capacity for work; drive; energy; function; functionality; gin; impetus; jenever; momentum; physical disposition; potential; productivity; soul; spirit; spunk; strength; thoroughness; validity; work force
Leistungsvermögen	ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; power; talent	ability to achieve; capacity; carrying capacity; loading capacity; potential
Motorleistung	ability; capability; capacity; horse-power; quality
Potential	ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent	capacity; potential
Qualität	ability; capability; capacity; quality	caliber; calibre; eminence; level; quality
Reichtum	ability; capability; capacity; quality	abundance; affluence; luxury; opulence; richness; wealth
Sachverstand	ability; capability; capacity; quality	business sense; capability; cleverness; competence; erudition; expertise; handiness; knowledge; learning; scholarship; skill
Talent	ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent
Tauglichkeit	ability; capability; capacity; quality
Trick	ability; adroitness; agility; art; dexterity; knack; skill; trick	dirty trick; dodge; gimmick; gimmicks; grip; handiness; knack; lure; manoeuver; manoeuvre; ruse; sleight of hand; stunts; trick; trickery; viciousness
Tüchtigkeit	ability; skill	bravery; courage; daring; durability; firmness; gallantry; handiness; reliability; solidity; solidness; solubility; soundness; stability; steadiness; sturdiness; thoroughness; valor; valour; vigor; vigour
Veranlagung	ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent
Vermögen	ability; capability; capacity; power; quality	capacity; capacity for work; capital; capital sum; energy; finances; financial means; fortune; intensity; large sum of money; luck; means; potential; power; productivity; strength; vigor; vigour; wealth; windfall; work force
Wissen	ability; skill	cleverness; erudition; expertise; handiness; knowledge; learning; scholarship; science
-	power
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	skill

Verwante woorden van "ability":

disability, inability, abilities

Synoniemen voor "ability":

quality
power; cognition; knowledge; noesis

Antoniemen van "ability":

inability

Verwante definities voor "ability":

the quality of being able to perform; a quality that permits or facilitates achievement or accomplishment¹
possession of the qualities (especially mental qualities) required to do something or get something done¹

Wiktionary: ability

ability

noun

quality or state of being able
- ability → Fähigkeit

ability

noun

der (angeborene) Zustand, zu etwas fähig oder in der Lage zu sein
- Fähigkeit → skill; ability

Cross Translation:

From	To	Via
• ability	→ Geschicklichkeit; Gewandtheit	↔ adresse — caractéristique de qui est adroit.
• ability	→ Eignung; Begabung; Fähigkeit; Tauglichkeit	↔ aptitude — Capacité, compétence, disposition naturelle à faire quelque chose.
• ability	→ Fähigkeit; Fertigkeit	↔ capacité — Pouvoir de réaliser ou de produire qqchose
• ability	→ Geschicklichkeit; Gewandtheit	↔ habileté — facilité, disposition, qualité qui rend propre à faire certaines choses, à réussir dans certaines actions, en particulier en utilisant ses mains.
• ability	→ Fähigkeit; Gewalt; Können; Kraft; Macht; Vermögen	↔ habilité — rare\|fr droit\|fr résultat de l’habilitation, aptitude.

Verwante vertalingen van ability

Remove Ads

Engelse en Duitse zoekresultaten voor: ability

Uitgebreide vertaling voor ability (Engels) in het Duits

ability:

ability [the ~] zelfstandig naamwoord

the ability (skill; dexterity; adroitness; knack)

the ability (talent; capacity; ingenuity; aptitude; natural ability; gift)

the ability (capability; capacity; quality)

the ability (capacity; power)

the ability (skill)

the ability (quality; capability; capacity)

the ability (suitability; appropriateness)

the ability (dexterity; art; trick; agility; adroitness; skill; knack)

the ability (knack; skill)

the ability (horse-power; capacity; capability; quality)

Vertaal Matrix voor ability:

Verwante woorden van "ability":

Synoniemen voor "ability":

Antoniemen van "ability":

Verwante definities voor "ability":

Wiktionary: ability

Verwante vertalingen van ability