Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
-
rude:
- unhöflich; unverschämt; frech; flegelhaft; taktlos; unpassend; ungezogen; unanständig; unartig; ungeschliffen; grobschlächtig; grob; zutäppisch; dumm; unerzogen; derb; ungeschickt; tölpelhaft; doof; wild; stumpf; schroff; plump; klobig; schwerfällig; ungehobelt; bäuerisch; täppisch; ungeschlacht; unkultiviert; lümmelhaft; verkehrt; falsch; schief; unrichtig; unmoralisch; schamlos; ungehörig; fehlerhaft; fälschlich; unschicklich; roh; fälschlicherweise; indiskret; respektlos; unangebracht; unrecht; lasterhaft; unsittlich; ungebührlich; frivol; unzart; unehrenhaft; ungeziemend; ungehört; unerhört
-
Wiktionary:
- rude → grob, unhöflich, frech, unverschämt, rüde, roh, lasziv, barsch
- rude → rüde, ungehobelt, kühn, dreist, impertinent, unverschämt, frech, unhöflich, barsch, ungezogen, unverfroren
Duits naar Engels: Meer gegevens...
-
rüde:
- hefty; stocky; heavily-built; big-boned; rough; hard; harsh; hard-handed; violent; agressive; offensive; coarse; gross; vulgar; unsavoury; seedy; commonplace; unsavory; abusive; crass; embittered; fierce; exasperated; banal; trivial; vapid; shabby; nasty; below the belt; rotten; unmannerly; trite
- Rüde:
- Räude:
- Wiktionary:
Engels
Uitgebreide vertaling voor rude (Engels) in het Duits
rude:
-
rude (ill-mannered; impolite; offensive; oafish; loutish; discourteous; indecent; insolent; impertinent)
unhöflich; unverschämt; frech; flegelhaft; taktlos; unpassend; ungezogen; unanständig; unartig; ungeschliffen-
unhöflich bijvoeglijk naamwoord
-
unverschämt bijvoeglijk naamwoord
-
frech bijvoeglijk naamwoord
-
flegelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
taktlos bijvoeglijk naamwoord
-
unpassend bijvoeglijk naamwoord
-
ungezogen bijvoeglijk naamwoord
-
unanständig bijvoeglijk naamwoord
-
unartig bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
-
rude (uncivilized; boorish; uneducated; unmannerly; ill-bred; uncivilised)
unhöflich; grobschlächtig; grob; zutäppisch; dumm; unerzogen; derb; ungeschickt; flegelhaft; tölpelhaft; doof; wild; stumpf; schroff; plump; klobig; schwerfällig; ungehobelt; bäuerisch; ungeschliffen; täppisch; ungeschlacht; unkultiviert; lümmelhaft-
unhöflich bijvoeglijk naamwoord
-
grobschlächtig bijvoeglijk naamwoord
-
grob bijvoeglijk naamwoord
-
zutäppisch bijvoeglijk naamwoord
-
dumm bijvoeglijk naamwoord
-
unerzogen bijvoeglijk naamwoord
-
derb bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschickt bijvoeglijk naamwoord
-
flegelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
tölpelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
doof bijvoeglijk naamwoord
-
wild bijvoeglijk naamwoord
-
stumpf bijvoeglijk naamwoord
-
schroff bijvoeglijk naamwoord
-
plump bijvoeglijk naamwoord
-
klobig bijvoeglijk naamwoord
-
schwerfällig bijvoeglijk naamwoord
-
ungehobelt bijvoeglijk naamwoord
-
bäuerisch bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
täppisch bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschlacht bijvoeglijk naamwoord
-
unkultiviert bijvoeglijk naamwoord
-
lümmelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
-
rude
unverschämt-
unverschämt bijvoeglijk naamwoord
-
-
rude (improper; inappropriate; unsuitable; indelicat; out of place; unseemly; tactless; uncalled for)
verkehrt; falsch; schief; unpassend; unrichtig; unmoralisch; schamlos; ungehörig; grob; fehlerhaft; fälschlich; unschicklich; roh; unanständig; fälschlicherweise; indiskret; respektlos; ungezogen; derb; unangebracht; unrecht; lasterhaft; unsittlich; ungebührlich; frivol; unzart; unehrenhaft; ungeziemend-
verkehrt bijvoeglijk naamwoord
-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
schief bijvoeglijk naamwoord
-
unpassend bijvoeglijk naamwoord
-
unrichtig bijvoeglijk naamwoord
-
unmoralisch bijvoeglijk naamwoord
-
schamlos bijvoeglijk naamwoord
-
ungehörig bijvoeglijk naamwoord
-
grob bijvoeglijk naamwoord
-
fehlerhaft bijvoeglijk naamwoord
-
fälschlich bijvoeglijk naamwoord
-
unschicklich bijvoeglijk naamwoord
-
roh bijvoeglijk naamwoord
-
unanständig bijvoeglijk naamwoord
-
fälschlicherweise bijvoeglijk naamwoord
-
indiskret bijvoeglijk naamwoord
-
respektlos bijvoeglijk naamwoord
-
ungezogen bijvoeglijk naamwoord
-
derb bijvoeglijk naamwoord
-
unangebracht bijvoeglijk naamwoord
-
unrecht bijvoeglijk naamwoord
-
lasterhaft bijvoeglijk naamwoord
-
unsittlich bijvoeglijk naamwoord
-
ungebührlich bijvoeglijk naamwoord
-
frivol bijvoeglijk naamwoord
-
unzart bijvoeglijk naamwoord
-
unehrenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
ungeziemend bijvoeglijk naamwoord
-
-
rude (indecent; outrageous; improper; disgraceful; bad mannered; scandalous; impertinent; shameful)
ungehört; unverschämt; unerhört; ungezogen; unanständig; unangebracht; ungehörig; ungeziemend-
ungehört bijvoeglijk naamwoord
-
unverschämt bijvoeglijk naamwoord
-
unerhört bijvoeglijk naamwoord
-
ungezogen bijvoeglijk naamwoord
-
unanständig bijvoeglijk naamwoord
-
unangebracht bijvoeglijk naamwoord
-
ungehörig bijvoeglijk naamwoord
-
ungeziemend bijvoeglijk naamwoord
-
-
rude (ill-bred; boorish; unmannerly)
unerzogen; derb; schroff; ungehobelt; bäuerisch; ungeschliffen; grobschlächtig; ungeschlacht-
unerzogen bijvoeglijk naamwoord
-
derb bijvoeglijk naamwoord
-
schroff bijvoeglijk naamwoord
-
ungehobelt bijvoeglijk naamwoord
-
bäuerisch bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
grobschlächtig bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschlacht bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor rude:
Verwante woorden van "rude":
Synoniemen voor "rude":
Antoniemen van "rude":
Verwante definities voor "rude":
Wiktionary: rude
rude
Cross Translation:
adjective
rude
-
bad-mannered
- rude → grob; unhöflich; frech; unverschämt
adjective
-
grob, rücksichtslos, roh
-
(umgangssprachlich) ungehobelt, grob
-
-
-
bezogen auf Personen: ungelenk, ungeschickt, unerzogen, ungebildet, bäurisch, gewalttätig
-
bezogen auf Materialien: unfein, unbehauen, unbearbeitet, unrein von Stoffen, Oberflächen und Material, ungenau, unscharf
-
(im übertragenen Sinn) bezüglich Sprache, Handlung: (unfreundlich Unterton durchklingen) rau, (allzu) knapp gefasst
-
im Verhalten und in den Äußerungen provozierend und/oder auch agressiv
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rude | → rüde; ungehobelt | ↔ lomp — zich op een onwellevende en onbehouwen manier gedragend, grof, plompebank|lomp3 grof |
• rude | → kühn; dreist; impertinent; unverschämt; frech | ↔ hardi — Qui ose beaucoup. |
• rude | → unhöflich; barsch; ungezogen; unverfroren | ↔ impoli — personne qui n'a aucune politesse. |
Verwante vertalingen van rude
Duits
Uitgebreide vertaling voor rude (Duits) in het Engels
rüde:
-
rüde (grob; ungeschliffen; schroff; derb; schwer)
hefty; stocky; heavily-built; big-boned-
hefty bijvoeglijk naamwoord
-
stocky bijvoeglijk naamwoord
-
heavily-built bijvoeglijk naamwoord
-
big-boned bijvoeglijk naamwoord
-
-
rüde (grob; rauh; wild; roh; brutal; unzart; gewaltsam; schroff; gewalttätig; unsanft; haarig)
rough; hard; harsh; hard-handed; violent-
rough bijvoeglijk naamwoord
-
hard bijvoeglijk naamwoord
-
harsh bijvoeglijk naamwoord
-
hard-handed bijvoeglijk naamwoord
-
violent bijvoeglijk naamwoord
-
-
rüde (aggressiv; gewalttätig; gewaltsam; brutal; wild; stürmisch; struppig; schwer; stark; roh; scharf; schroff; störrisch; unsanft; ungestüm; zottig; unzart; stoppelig; zutäppisch)
-
rüde (unflätig; ungeschliffen; grob; obszön; ungehobelt; schmuddelig; schlüpfrig; schofel; abgestanden)
-
rüde (schuftig; garstig)
-
rüde (bitter entäuscht; verbittert; hell; wütend; hart; wüst; roh; tüchtig; wild; öde; grell; heftig; bissig; rasend; grimmig; stürmisch; höllisch; schneidig; klirrend; tobend; schnippisch; haarig; gellend; beißend; geharnischt)
embittered; fierce; exasperated-
embittered bijvoeglijk naamwoord
-
fierce bijvoeglijk naamwoord
-
exasperated bijvoeglijk naamwoord
-
-
rüde (obszön; schmierig; faul; dick; heimtückisch; schamlos; fettartig; schal; schmutzig; falsch; grob; fett; ekelhaft; platt; dürftig; derb; dumpf; schäbig; banal; hinterhältig; fettig; garstig; hinterlistig; trivial; abgestanden; schmuddelig; dumpfig; bäuerisch; schofel; schuftig; schmählich; schändlich; ungeschlacht)
banal; coarse; gross; trivial; vulgar; unsavoury; vapid; shabby; nasty; below the belt; rotten; unmannerly; trite; unsavory-
banal bijvoeglijk naamwoord
-
coarse bijvoeglijk naamwoord
-
gross bijvoeglijk naamwoord
-
trivial bijvoeglijk naamwoord
-
vulgar bijvoeglijk naamwoord
-
vapid bijvoeglijk naamwoord
-
shabby bijvoeglijk naamwoord
-
nasty bijvoeglijk naamwoord
-
below the belt bijvoeglijk naamwoord
-
rotten bijvoeglijk naamwoord
-
unmannerly bijvoeglijk naamwoord
-
trite bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor rüde:
Synoniemen voor "rüde":
Rüde:
Vertaal Matrix voor Rüde:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dog | Rüde | Hund; Hundchen |
Synoniemen voor "Rüde":
Räude:
Vertaal Matrix voor Räude:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
scab | Grind; Krätze; Räude | Arbeitswillige; Borke; Kruste; Schorf |
Wiktionary: Räude
Räude
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Räude | → scabies | ↔ gale — médecine|nocat=1 maladie cutanée et contagieux de l’homme et des animaux, caractériser chez l’homme par une éruption de vésicules transparentes à leur sommet, qui se développer principalement au pli des articulations, et qui s |