Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Zoek: meaning

Engelse en Duitse zoekresultaten voor: meaning

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. meaning:
  2. mean:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor meaning (Engels) in het Duits

meaning:

meaning [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the meaning (intent; tendency; purport; )
    die Bedeutung; der Sinn; die Tendenz; der Wert; die Wichigkeit; die Tragweite
    • Bedeutung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Sinn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Tendenz [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wert [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wichigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Tragweite [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the meaning (substance; purpose; intention; composition)
    der Inhalt; die Bedeutung; der Sinn
    • Inhalt [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bedeutung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Sinn [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. the meaning
    Annehmen
    • Annehmen [das ~] zelfstandig naamwoord
  4. the meaning (use; purpose; intention; drift)
    der Sinn; die Bedeutung
    • Sinn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bedeutung [die ~] zelfstandig naamwoord
  5. the meaning (significance; importance; weight)
    die Wichtigkeit; Gewicht; der Wert
    • Wichtigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gewicht [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Wert [der ~] zelfstandig naamwoord
  6. the meaning (expression; phrase; statement; )
    der Ausdruck; Sprichwort; die Formulierung; die Bezeichnung; die Redensart; die Redewendung
  7. the meaning (purport; tendency; inclination; )
    die Tendenz
    • Tendenz [die ~] zelfstandig naamwoord

meaning bijvoeglijk naamwoord

  1. meaning (so to speak; so to say)
    bei weise von; sozusagen; meine

Vertaal Matrix voor meaning:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Annehmen meaning absorption; acceptance; adoption; advancing; assuming; intake; postulating; presuming; presumption; supposition
Ausdruck expression; meaning; phrase; saying; statement; term; turn of phrase designation; expression; expressions; facial expression; foreword; hard copy; idiom; introduction; introductory remarks; look; name; preamble; preface; print; print-out; prologue; term; vocabulary
Bedeutung composition; drift; intent; intention; meaning; purport; purpose; sense; stature; substance; tendency; tenor; use circumference; dimension; extent; measure; merit; significance; size; value; worth
Bezeichnung expression; meaning; phrase; saying; statement; term; turn of phrase better picture; closer description; depiction; designation; formulation; label; name; picture; portrayal; predicate; term; title; wording
Formulierung expression; meaning; phrase; saying; statement; term; turn of phrase articulation; formulation; judgement; verdict; wording
Gewicht importance; meaning; significance; weight burden; weight
Inhalt composition; intention; meaning; purpose; substance adding; capacity; contents; including; size; volume
Redensart expression; meaning; phrase; saying; statement; term; turn of phrase expression; expressions; facial expression; idiom; look; vocabulary
Redewendung expression; meaning; phrase; saying; statement; term; turn of phrase expression; facial expression; formulation; look; rhetorical expression; saying; wording
Sinn composition; drift; intent; intention; meaning; purport; purpose; sense; stature; substance; tendency; tenor; use advantage; benefit; drift; earnings; economy; gain; output; profit; return; take; tendency; use; usefulness; utility; victory; winning; yield
Sprichwort expression; meaning; phrase; saying; statement; term; turn of phrase expression; expressions; facial expression; idiom; look; proverb; vocabulary
Tendenz inclination; intent; meaning; purport; sense; signification; stature; tendency; tenor; trend fashion; inclination; nature; tendency; tendency toward; tenor; trend
Tragweite intent; meaning; purport; sense; stature; tendency; tenor merit; significance; value; worth
Wert importance; intent; meaning; purport; sense; significance; stature; tendency; tenor; weight merit; significance; value; worth
Wichigkeit intent; meaning; purport; sense; stature; tendency; tenor
Wichtigkeit importance; meaning; significance; weight importance
- import; significance; signification; substance
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Annehmen Answer
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- pregnant; significant
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Inhalt Content; Contents; TOC; content; table of contents
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- knowing; significant
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bei weise von meaning; so to say; so to speak
meine meaning; so to say; so to speak
sozusagen meaning; so to say; so to speak

Verwante woorden van "meaning":


Synoniemen voor "meaning":


Verwante definities voor "meaning":

  1. rich in significance or implication1
    • a meaning look1
  2. the idea that is intended1
    • What is the meaning of this proverb?1
  3. the message that is intended or expressed or signified1
    • what is the meaning of this sentence1

Wiktionary: meaning

meaning
noun
  1. definition or connotation of a word
  2. -
  3. symbolic value of something
  4. significance of a thing, as "the meaning of life"
meaning
noun
  1. kein Plural: die Bedeutungen und Vorstellungen, die sich mit einem sprachlichen Ausdruck verbinden
  2. Sinn einer Information, Handlung oder Sache
Cross Translation:
FromToVia
• meaning → Bedeutung ↔ betekenis — wat iets betekent, waar iets voor staat
• meaning → Sinn ↔ bedoeling — de zin of strekking
• meaning → Wortbedeutung ↔ woordbetekenis — de semantische inhoud van een woord
• meaning → Bedeutung; Sinn ↔ sens — Signification
• meaning → Bezeichnung; Meinung; Bedeutung; Sinn; Verstand ↔ signification — Ce que signifie une chose ; sens attacher à une chose.

meaning vorm van mean:

to mean werkwoord (means, meant, meaning)

  1. to mean (aim at)
    beabsichtigen; bezwecken
    • beabsichtigen werkwoord (beabsichtige, beabsichtigst, beabsichtigt, beabsichtigte, beabsichtigtet, beabsichtigt)
    • bezwecken werkwoord (bezwecke, bezweckst, bezweckt, bezweckte, bezwecktet, bezweckt)
  2. to mean (coming down)
    bedeuten
    • bedeuten werkwoord (bedeute, bedeutest, bedeutet, bedeutete, bedeutetet, bedeutet)
  3. to mean (aim at; strive; make for)
    beabsichtigen; der Meinung sein; erstreben; anstreben; bezwecken; annehmen
    • beabsichtigen werkwoord (beabsichtige, beabsichtigst, beabsichtigt, beabsichtigte, beabsichtigtet, beabsichtigt)
    • der Meinung sein werkwoord (bin der Meinung, bist der Meinung, ist der Meinung, war der Meinung, wart der Meinung, der Meinung gewesen)
    • erstreben werkwoord
    • anstreben werkwoord (strebe an, strebst an, strebt an, strebte an, strebtet an, angestrebt)
    • bezwecken werkwoord (bezwecke, bezweckst, bezweckt, bezweckte, bezwecktet, bezweckt)
    • annehmen werkwoord (nehme an, nimmst an, nimmt an, nahm an, nahmt an, angenommen)

Conjugations for mean:

present
  1. mean
  2. mean
  3. means
  4. mean
  5. mean
  6. mean
simple past
  1. meant
  2. meant
  3. meant
  4. meant
  5. meant
  6. meant
present perfect
  1. have meant
  2. have meant
  3. has meant
  4. have meant
  5. have meant
  6. have meant
past continuous
  1. was meaning
  2. were meaning
  3. was meaning
  4. were meaning
  5. were meaning
  6. were meaning
future
  1. shall mean
  2. will mean
  3. will mean
  4. shall mean
  5. will mean
  6. will mean
continuous present
  1. am meaning
  2. are meaning
  3. is meaning
  4. are meaning
  5. are meaning
  6. are meaning
subjunctive
  1. be meant
  2. be meant
  3. be meant
  4. be meant
  5. be meant
  6. be meant
diverse
  1. mean!
  2. let's mean!
  5. meant
  6. meaning
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

mean bijvoeglijk naamwoord

  1. mean (cunning; vicious; nasty; )
    gemein; geschliffen; falsch; schlau; heimtückisch; böse; raffiniert; niederträchtig; listig; tückisch; bösartig; gewichst; schuftig; verschlagen; hinterhältig; verstohlen; durchtrieben; gerissen; glatt; hinterlistig; gehässig; verräterisch; ausgekocht; doppelzüngig; schurkisch; gerieben; gewandt
  2. mean (bad)
    schlecht; schlimm; böse; übel; hinterhältig; heimtückisch; gemein; bösartig; mies; boshaft; tückisch; hinterlistig; niederträchtig
  3. mean (vile; pedestrian)
    gering; einfach; winzig; niederträchtig; gemein; kleinlich; mies; banal; gängig; gehässig; verrucht; landläufig; schuftig; falsch; dürftig; fühllos; alltäglich; heimtückisch; schamlos; hinterhältig; hinterlistig; schmählich
  4. mean (despicable; scornful; niggardly; false; stingy)
    verächtlich; schäbig; schweinisch; tückisch
  5. mean (sordid; sheet)
    platt; nierderträchtig; gemein; trivial
  6. mean (underhand; sneaky; malicious; )
    tückisch; hinterlistig
  7. mean (false; fictitious; faked; )
    falsch; tückisch; mies; hinterhältig; gemein; schäbig; heimtückisch; hinterlistig; schweinisch; fingiert; niederträchtig; schofel; schuftig
  8. mean (villainous; base; nasty)
    schlimm; öffentlich; tief; niedrig; schwach; schmutzig; schlecht; winzig; gemein; platt; scheußlich; seicht; schäbig; verrucht; tückisch; obszön; schweinisch; trivial; verbrecherisch; schlüpfrig; schelmisch; niederträchtig; schofel; schwächlich; schamlos; schuftig; schmählich; schändlich; unedel; schurkisch; nicht adlig
  9. mean (behind one's back; vicious; vile; )
    hinterfotzig; hinterhältig; heimtückisch; hinterlistig

Vertaal Matrix voor mean:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- mean value
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
annehmen aim at; make for; mean; strive accept; accept a gift; admit; adopt; answer; assert; believe; believe in; collect; conjecture; contend; demonstrate; estimate; guess; introduce; postulate; presume; presuppose; put forward; raise; receive; speculate; suppose; surmise; take
anstreben aim at; make for; mean; strive aim at; aspire; aspire to; devote oneself to; go to; head for; make for; seek; strive after; strive for; work for; work towards
beabsichtigen aim at; make for; mean; strive aim at; resolve
bedeuten coming down; mean; signify imply; indicate; point to; signify; stand for; suggest
bezwecken aim at; make for; mean; strive aim at
der Meinung sein aim at; make for; mean; strive be of the opinion
erstreben aim at; make for; mean; strive aim at; aim for; aspire; aspire to; chase; devote oneself to; haunt; persecute; pursue; seek; strive after; strive for; work for; work towards
- entail; have in mind; imply; intend; signify; stand for; think; think of
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- average; base; bastardly; beggarly; hateful; meanspirited; mingy; miserly; tight
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
boshaft evil
- base; ignoble; miserly; nasty; niggardly; parsimonious; sparing; stingy
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alltäglich mean; pedestrian; vile acceptable; average; common; commonly; current; customary; habitual; mediocre; normal; ordinarily; ordinary; plain; quite common; usual
ausgekocht cunning; false; low; mean; nasty; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile astute; blackguardly; bright; clever; crafty; cunning; ingenious; intelligent; perky; resourceful; roguish; sagacious; scoundrelly; sharp; shrewd; skilful; skillful; slick; sly; smart; villainous; wily; wise
banal mean; pedestrian; vile banal; below the belt; coarse; crude; gross; low; nasty; not high; rotten; shabby; small; to a limited extent; to a small extent; trite; trivial; unmannerly; unsavory; unsavoury; vapid; vulgar
boshaft bad; mean hateful; invidious; malicious; snide; spiteful; venomous; vicious; virulent; vitriolic
bösartig bad; cunning; false; low; mean; nasty; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile abominable; appalling; badly; blackguardly; detestable; double-tongued; dubious; evil-minded; false; ghastly; grimy; horrible; horrid; ill-fated; low; macabre; malicious; nasty; obnoxious; obscure; odious; ominous; problematic; questionable; roguish; scary; scoundrelly; shady; shifty; sinister; slimy; spooky; suspect; suspicious; terrible; uncertain; unholy; unreliable; venomous; vicious; villainous; virulent; vitriolic; with evil intention; woody
böse bad; cunning; false; low; mean; nasty; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile abominable; angry; annoyed; appalling; badly; bitter; blackguardly; blazing; detestable; displeased; dubious; enraged; evil-minded; false; fierce; fiery; furious; ghastly; glaring; grimy; horrible; horrid; ill-fated; indignant; infuriated; irate; livid; low; macabre; mad; malicious; nasty; obnoxious; obscure; odious; ominous; problematic; questionable; raging; roguish; scary; scoundrelly; seething; shady; sharp; shifty; sinister; slimy; spooky; suspect; suspicious; terrible; uncertain; unholy; unreliable; upset; venomous; vexed; vicious; villainous; virulent; vitriolic; with evil intention; wrathful
doppelzüngig cunning; false; low; mean; nasty; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile badly; double-tongued; evil-minded; false; low; malicious; secretly; stealthily; vicious; with evil intention
durchtrieben cunning; false; low; mean; nasty; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile astute; blackguardly; bright; clever; cunning; hard core; perky; resourceful; roguish; scoundrelly; sharp; shrewd; slick; sly; smart; villainous; wily
dürftig mean; pedestrian; vile banal; below the belt; coarse; come off badly; few; flimsy; gross; immature; inferior; lean; low; meager; meagre; miserable; nasty; not high; poor; puny; ragged; ramshackle; rickety; rotten; shabby; skinny; small; thin; to a limited extent; to a small extent; trite; trivial; unmannerly; unsavory; unsavoury; vapid; vulgar; wobbly; wonky; worst
einfach mean; pedestrian; vile absolute; actual; austere; blatant; comfortable; common; commonly; considerate; customary; demure; discreet; downright; easily; easy; effortless; free; freely; frugal; genuine; grave; habitual; humble; in truth; indeed; it's true; just; just like that; light; meek; modest; not difficult; not hard; of simple origin; ordinarily; ordinary; plain; quite common; real; really; scanty; sedate; sheer; simple; simply; sober; straight; thoughtlessly; to be sure; truly; unaffected; uncomplicated; unobtrusive; unpretentious; usual; without any warning; without pretentions
falsch bogus; cunning; faked; false; feigned; fictitious; low; mean; nasty; not genuine; pedestrian; sham; sharp; shrewd; slippery; sly; stingy; underhand; vicious; vile amiss; bad; badly; banal; below the belt; coarse; cunning; double-tongued; evil-minded; false; falsely; faulty; gross; improper; inaccurate; inappropriate; incorrect; indelicat; low; malicious; nasty; not high; off; off target; out of place; phoney; roguish; rotten; rude; shabby; slick; sly; tactless; trite; trivial; uncalled for; unmannerly; unsavory; unsavoury; unseemly; unsuitable; vapid; vicious; vulgar; with evil intention; wrong; wrongly
fingiert bogus; faked; false; feigned; fictitious; mean; not genuine; sham; stingy dreamt; fantasized; fictitious; fictive; fingered; imaginary; invented; made-up; notional
fühllos mean; pedestrian; vile low; not high
gehässig cunning; false; low; mean; nasty; pedestrian; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile angry; enraged; hateful; invidious; irate; livid; malicious; prickly; sarcastic; seething; snide; spiteful; stinging; thorny
gemein bad; base; bogus; cunning; faked; false; feigned; fictitious; low; mean; nasty; not genuine; pedestrian; sham; sharp; sheet; shrewd; slippery; sly; sordid; stingy; underhand; vicious; vile; villainous altogether; combined; dubious; grimy; in all; jointly; macabre; nasty; normal; obscure; problematic; questionable; scary; shady; shared; shifty; sinister; slimy; spooky; suspect; suspicious; together; uncertain; unreliable; with each other; with one another; woody
gerieben cunning; false; low; mean; nasty; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile clever; nimble; quick; sharp; smart
gering mean; pedestrian; vile barely; bashfull; diffident; flimsy; hardly; infinitesimal; insignificant; lean; light; little; low; marginal; minimal; minor; miserable; narrow minded; not high; petty; poor; scant; scanty; scarcely; shabby; slight; small; thin; to a limited extent; to a small extent
gerissen cunning; false; low; mean; nasty; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile astute; blackguardly; bright; canny; clever; crafty; cunning; ingenious; intelligent; perky; resourceful; roguish; ruptured; sagacious; scoundrelly; sharp; shrewd; skilful; skillful; slick; sly; smart; torn; villainous; wily; wise
geschliffen cunning; false; low; mean; nasty; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile licked; polished; sharpened; shined; slick; smoothened; well sharpened
gewandt cunning; false; low; mean; nasty; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile able; adroit; astute; bright; capable; clever; crafty; cunning; dexterous; experienced; expert; handy; ingenious; intelligent; keen; neat; nimble; perky; proficient; resourceful; roguish; sagacious; seasoned; sharp; shrewd; skilful; skillful; slick; sly; smart; wily; wise
gewichst cunning; false; low; mean; nasty; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile astute; bright; clever; crafty; cunning; ingenious; intelligent; perky; resourceful; roguish; sagacious; sharp; shrewd; skilful; skillful; slick; sly; smart; wily; wise
glatt cunning; false; low; mean; nasty; sharp; shrewd; slippery; sly; underhand; vicious; vile absolute; astute; beaming; bluntly; bright; clever; comfortable; downright; easily; easy; effortless; free; freely; greasy; kneadable; light; malleable; mouldable; not difficult; not hard; perky; phosphorescent; plastic; pliable; radiating; reflective; resourceful; sharp; shining; shiny; simple; slippery; slithery; smart; straight; too polite; wily; workable
gängig mean; pedestrian; vile acceptable; common; commonly; current; customary; habitual; normal; ordinarily; ordinary; plain; quite common; used to; usual
heimtückisch bad; behind one's back; bogus; cunning; faked; false; falsely; feigned; fictitious; foul; indecent; jarring; low; mean; nasty; not genuine; offensive; pedestrian; ribald; scurvy; secretly; sham; sharp; shrewd; slippery; sly; stingy; underhand; vicious; vile banal; below the belt; coarse; disloyal; dubious; grimy; gross; macabre; nasty; obscure; perfidious; problematic; questionable; rotten; scary; secretly; shabby; shady; shifty; sinister; slimy; spooky; stealthily; suspect; suspicious; traitorous; treacherous; trite; trivial; uncertain; underhand; unmannerly; unreliable; unsavory; unsavoury; vapid; vulgar
hinterfotzig bad; behind one's back; falsely; foul; indecent; jarring; low; mean; nasty; offensive; ribald; scurvy; secretly; vicious; vile
hinterhältig bad; behind one's back; bogus; cunning; faked; false; falsely; feigned; fictitious; foul; indecent; jarring; low; mean; nasty

Verwante woorden van "mean":


Synoniemen voor "mean":


Verwante definities voor "mean":

  1. of no value or worth1
  2. (used of sums of money) so small in amount as to deserve contempt1
  3. (used of persons or behavior) characterized by or indicative of lack of generosity1
    • a mean person1
  4. characterized by malice1
    • in a mean mood1
  5. having or showing an ignoble lack of honor or morality1
    • taking a mean advantage1
    • chok'd with ambition of the meaner sort1
  6. approximating the statistical norm or average or expected value1
    • the mean annual rainfall1
  7. marked by poverty befitting a beggar1
    • a mean hut1
  8. excellent1
    • famous for a mean backhand1
  9. an average of n numbers computed by adding some function of the numbers and dividing by some function of n1
  10. have in mind as a purpose1
    • I mean no harm1
    • I only meant to help you1
  11. destine or designate for a certain purpose1
    • These flowers were meant for you1
  12. intend to refer to1
    • Yes, I meant you when I complained about people who gossip!1
  13. denote or connote1
    • `maison' means `house' in French1
    • An example sentence would show what this word means1
  14. mean or intend to express or convey1
    • You never understand what I mean!1
  15. have as a logical consequence1
    • The water shortage means that we have to stop taking long showers1
  16. have a specified degree of importance1
    • My ex-husband means nothing to me1
    • Happiness means everything1

Wiktionary: mean

mean
noun
  1. intermediate value
  2. method by which something is done
adjective
  1. having the mean as its value
  2. low in quality; inferior
  3. acting without consideration of others
  4. causing or intending to cause intentional harm
verb
  1. to result in; bring about
  2. to have conviction in what one says
  3. to signify
  4. to convey, indicate
  5. to intend; plan on doing
mean
adjective
  1. übertrieben genau, zu stark auf Kleinigkeiten achtend
  2. zugespitzt (besonders in der Kindersprache): fies, schofel
  3. abwertend: vulgär u. Ä.
  4. adjektivischer Gebrauch: sehr unfreundlich
  5. dem Durchschnitt entsprechend, diesen repräsentierend, in der Art und Weise des Durchschnitts
  6. umgangssprachlich abwertend: in empörender, verachtenswürdiger oder ähnlicher Art und Weise böse, minderwertig, niederträchtig, schäbig
  7. umgangssprachlich abwertend:in beschämender Weise kleinlich, geizig
  8. umgangssprachlich abwertend: in empörender, verachtenswürdiger oder ähnlicher Art und Weise böse, minderwertig, niederträchtig, schäbig
  9. umgangssprachlich abwertend: in beschämender Weise kleinlich, geizig
verb
  1. einen bestimmten Sinn haben
  2. bedeuten, zum Ausdruck bringen, beinhalten
  3. unpersönlich: etwas heißen, etwas bezeichnen
noun
  1. Mathematik: Zahlenwert, der in der Mitte zwischen Minimum und Maximum einer Zahlenreihe liegt
  2. ungefährer Erfahrungswert; Objekt oder Wesen mit „normalen“ Eigenschaften seiner Klasse
  3. Mathematik: Summe der Eigenschaften verschiedener Dinge, geteilt durch deren Anzahl
Cross Translation:
FromToVia
• mean → Durchschnit ↔ gemiddelde — de som van een aantal getallen gedeeld door het aantal ervan
• mean → Mittel-; Durchschitt-; im Durchschnitt ↔ gemiddeld — tot de middenmoot behorend
• mean → bedeuten ↔ betekenen — ergens voor staan
• mean → beabsichtigen; bezwecken ↔ bedoelen — iets met een bepaald oogmerk doen
• mean → meinen ↔ bedoelen — met een woord of toespeling iets of iemand aanduiden of proberen aan te duiden
• mean → geizig; habgierig; knauserig; knickerig ↔ avare — Qui a un désir excessif d’accumuler.
• mean → geizig; habgierig; knauserig; knickerig ↔ avaricieux — Qui est d’une avarice mesquine.
• mean → hässlich; übel; bösartig ↔ laid — Qui a quelque défaut qui se remarque dans les proportions
• mean → verzagt; gemein; infam ↔ lâche — Méprisable
• mean → Mitte; Zentrum ↔ milieu — Endroit qui, dans un lieu ou un objet, est également distant de la périphérie ou des extrémités (Sens général)
• mean → durchschnittlich ↔ moyen — Qui se situe entre deux extrémités.
• mean → Durchschnittswert; Mittelwert; Durchschnitt ↔ moyenne — grandeur tenir le milieu entre plusieurs autres que l’on rapprocher.
• mean → arg; arglistig; boshaft; hämisch; tückisch; heimtückisch; böse; schlecht; übel; schlimm; grausam ↔ méchant — mauvais, antonyme : lien|bon|fr.
• mean → übel; bösartig; Scheusal ↔ vilain — Qui déplaire à la vue.
• mean → bedeuten ↔ vouloir dire — Signifier

Verwante vertalingen van meaning







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1519 seconde
Page rendered in 1.0 seconds