Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
- insulting:
- insult:
-
Wiktionary:
- insulting → beleidigend
- insult → beleidigen, verletzen
- insult → Beleidigung
- insult → beleidigen, Beleidigung, kränken, Anstoß, Kränkung, schelten, schimpfen, beschimpfen, verletzen
Engels
Uitgebreide vertaling voor insulting (Engels) in het Duits
insulting:
-
insulting (offending; humiliating)
-
insulting (offending; offensive; injurious)
beleidigend; schmerzhaft; schmerzend; schmerzlich; kränkend-
beleidigend bijvoeglijk naamwoord
-
schmerzhaft bijvoeglijk naamwoord
-
schmerzend bijvoeglijk naamwoord
-
schmerzlich bijvoeglijk naamwoord
-
kränkend bijvoeglijk naamwoord
-
-
insulting (slanderous; scandalous; injurious; offending; backbiting)
beleidigend; verleumderisch; lästerlich-
beleidigend bijvoeglijk naamwoord
-
verleumderisch bijvoeglijk naamwoord
-
lästerlich bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor insulting:
Verwante woorden van "insulting":
Synoniemen voor "insulting":
Verwante definities voor "insulting":
Wiktionary: insulting
insulting
adjective
-
containing insult, or having the intention of insulting
- insulting → beleidigend
insult:
-
to insult (hurt; injure; maul; offend)
-
to insult (revile; abuse)
verspotten; verhöhnen; spotten; verächtlich oder hönisch reden von-
verspotten werkwoord
-
verächtlich oder hönisch reden von werkwoord
-
Conjugations for insult:
present
- insult
- insult
- insults
- insult
- insult
- insult
simple past
- insulted
- insulted
- insulted
- insulted
- insulted
- insulted
present perfect
- have insulted
- have insulted
- has insulted
- have insulted
- have insulted
- have insulted
past continuous
- was insulting
- were insulting
- was insulting
- were insulting
- were insulting
- were insulting
future
- shall insult
- will insult
- will insult
- shall insult
- will insult
- will insult
continuous present
- am insulting
- are insulting
- is insulting
- are insulting
- are insulting
- are insulting
subjunctive
- be insulted
- be insulted
- be insulted
- be insulted
- be insulted
- be insulted
diverse
- insult!
- let's insult!
- insulted
- insulting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor insult:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | abuse; affront; contumely; revilement; vilification | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
jemandem Schmerzen zufügen | hurt; injure; insult; maul; offend | |
spotten | abuse; insult; revile | make a fool of; ridicule; scoff; scoff at; sneer; taunt |
verhöhnen | abuse; insult; revile | make a fool of; make fun of; poke fun at; ridicule; scoff; scoff at; sneer; taunt |
verletzen | hurt; injure; insult; maul; offend | ache; aggrieve; break in; bruise; cause damage; contuse; cut; damage; defamate; dishonor; dishonour; do harm; harm; hurt; injure; offend; prick; rape; ravish; slander; sting; torment; torture; violate; wound |
verspotten | abuse; insult; revile | ironize; laugh at; make a fool of; make fun of; poke fun at; ridicule; scoff at; sneer; taunt |
verächtlich oder hönisch reden von | abuse; insult; revile | |
- | affront; diss | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | abuse; affront; disgrace |
Verwante woorden van "insult":
Synoniemen voor "insult":
Verwante definities voor "insult":
Wiktionary: insult
insult
Cross Translation:
verb
insult
-
to offend
- insult → beleidigen
-
action or speech deliberately intended to be rude
- insult → Beleidigung
-
anything that causes offence/offense by being of an unacceptable quality
- insult → Beleidigung
noun
-
jede Verletzung der persönlichen Ehre eines anderen
- Beleidigung → libel; insult; flout; despite; defamation; affront
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• insult | → Beleidigung | ↔ belediging — een krenking van iemands gevoel van eer of eigenwaarde |
• insult | → kränken; beleidigen | ↔ beledigen — nare opmerkingen maken tegen of over een persoon |
• insult | → Anstoß; Beleidigung; Kränkung | ↔ affront — outrage fait en face, soit en paroles, être en action. |
• insult | → Anstoß; Beleidigung; Kränkung | ↔ injure — archaïque|fr injustice. |
• insult | → beleidigen | ↔ injurier — offenser quelqu’un par des paroles injurieux. |
• insult | → beleidigen; schelten; schimpfen; beschimpfen | ↔ insulter — outrager de fait ou de parole, avec dessein préméditer d’offenser. |
• insult | → beleidigen; kränken; verletzen | ↔ offenser — outrager quelqu’un par une offense. |
Computer vertaling door derden: