Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Zoek: moor

Engelse en Duitse zoekresultaten voor: moor

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. moor:
  2. Moor:
  3. Wiktionary:
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Moor:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor moor (Engels) in het Duits

moor:

to moor werkwoord (moors, moored, mooring)

  1. to moor (anchor; tie up; fasten)
    anlegen; festmachen; heften; verankern; anketten; befestigen; anbinden; festbinden; einhaken
    • anlegen werkwoord (lege an, legst an, legt an, legte an, legtet an, angelegt)
    • festmachen werkwoord (mache fest, machst fest, macht fest, machte fest, machtet fest, festgemacht)
    • heften werkwoord (hefte, heftest, heftet, heftete, heftetet, geheftet)
    • verankern werkwoord (verankere, verankerst, verankert, verankerte, verankertet, verankert)
    • anketten werkwoord (kette an, kettest an, kettet an, kettete an, kettetet an, angekettet)
    • befestigen werkwoord (befestige, befestigst, befestigt, befestigte, befestigtet, befestigt)
    • anbinden werkwoord (binde an, bindest an, bindet an, band an, bandet an, angebunden)
    • festbinden werkwoord (binde fest, bindest fest, bindet fest, band fest, bandet fest, festgebunden)
    • einhaken werkwoord (hake ein, hakst ein, hakt ein, hakte ein, haktet ein, eingehakt)
  2. to moor (anchor)
    verankern; festmachen
    • verankern werkwoord (verankere, verankerst, verankert, verankerte, verankertet, verankert)
    • festmachen werkwoord (mache fest, machst fest, macht fest, machte fest, machtet fest, festgemacht)
  3. to moor (fasten to a rope; fix; fasten; tie up)
    anlegen; vertäuen
    • anlegen werkwoord (lege an, legst an, legt an, legte an, legtet an, angelegt)
    • vertäuen werkwoord (vertäue, vertäust, vertäut, vertäute, vertäutet, vertäut)

Conjugations for moor:

present
  1. moor
  2. moor
  3. moors
  4. moor
  5. moor
  6. moor
simple past
  1. moored
  2. moored
  3. moored
  4. moored
  5. moored
  6. moored
present perfect
  1. have moored
  2. have moored
  3. has moored
  4. have moored
  5. have moored
  6. have moored
past continuous
  1. was mooring
  2. were mooring
  3. was mooring
  4. were mooring
  5. were mooring
  6. were mooring
future
  1. shall moor
  2. will moor
  3. will moor
  4. shall moor
  5. will moor
  6. will moor
continuous present
  1. am mooring
  2. are mooring
  3. is mooring
  4. are mooring
  5. are mooring
  6. are mooring
subjunctive
  1. be moored
  2. be moored
  3. be moored
  4. be moored
  5. be moored
  6. be moored
diverse
  1. moor!
  2. let's moor!
  5. moored
  6. mooring
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

moor [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the moor (heath; heathland; heather)
    die Heide; die Heidepflanze; der Heidestrauch; Heidekraut; die Heidekräuter; die Heidekultur; die Heidesträucher
  2. the moor (heather; heathland)
    die Heide; Heidekraut; die Heidekultur
  3. the moor (heathland; heath)
    Heidefeld; die Heide
    • Heidefeld [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Heide [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor moor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Heide heath; heather; heathland; moor
Heidefeld heath; heathland; moor
Heidekraut heath; heather; heathland; moor heath bush
Heidekräuter heath; heather; heathland; moor
Heidekultur heath; heather; heathland; moor
Heidepflanze heath; heather; heathland; moor heath bush
Heidestrauch heath; heather; heathland; moor heath bush
Heidesträucher heath; heather; heathland; moor
- moorland
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anbinden anchor; fasten; moor; tie up affix; attach; attach to; bind; bind together; button; button up; connect; fasten; fix; knot; lash; secure; tie; tie on; tie together; tie up
anketten anchor; fasten; moor; tie up chain; fasten; fetter; secure; tie; tie up
anlegen anchor; fasten; fasten to a rope; fix; moor; tie up assemble; come down; construct; debark; disembark; dress; end up somewhere; fasten; fit; go ashore; instal; install; invest; land; lay; place; put on; secure; set up; tie up
befestigen anchor; fasten; moor; tie up affix; attach; attach to; bind; bind together; button; button up; connect; fasten; fix; knot; secure; tie; tie on; tie together; tie up
einhaken anchor; fasten; moor; tie up hang on; hitch in; hook into; suspend from
festbinden anchor; fasten; moor; tie up bind; fasten; join; lash; secure; tie; tie up
festmachen anchor; fasten; moor; tie up affix; attach; attach to; bind; bind together; button; button up; confirm; connect; determine; establish; fasten; fix; identify; join; knot; lash; secure; tie; tie on; tie together; tie up
heften anchor; fasten; moor; tie up affix; attach; attach to; connect; fasten; fix; fork; glue; glue together; hang up; paste in; paste on; paste together; patch; pin up; prick; secure; sew together; staple; stick; stick together; stitch; suture; tie up
verankern anchor; fasten; moor; tie up anchor; fasten; secure; tie up
vertäuen fasten; fasten to a rope; fix; moor; tie up
- berth; tie up; wharf

Verwante woorden van "moor":


Synoniemen voor "moor":


Verwante definities voor "moor":

  1. open land usually with peaty soil covered with heather and bracken and moss1
  2. secure with cables or ropes1
    • moor the boat1
  3. come into or dock at a wharf1
  4. secure in or as if in a berth or dock1

Wiktionary: moor

moor
verb
  1. to secure or fix firmly
  2. to cast anchor or become fastened
noun
  1. region with poor, marshy soil, peat and heath
moor
noun
  1. Sumpf, dessen Grund aus Torf besteht
  2. veraltet: dunkelhäutiger Afrikaner
Cross Translation:
FromToVia
• moor → anbinden ↔ amarrer — Lier à l’aide d’une corde...
• moor → verankern; ankern; wurzeln ↔ ancrer — (vieilli) marine|fr jeter l’ancre.
• moor → Heide ↔ bruyère — Lieu où pousse la plante
• moor → anschließen ↔ lier — serrer avec une corde ou avec toute autre chose flexible.
• moor → Sumpf ↔ marais — Étendue humide (1)

Moor:

Moor [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the Moor (blackamoor)
    der Mohr; der Maure
    • Mohr [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Maure [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. the Moor (blackamoor)
    Moor
    • Moor [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Moor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Maure Moor; blackamoor
Mohr Moor; blackamoor
Moor Moor; blackamoor

Verwante woorden van "Moor":

  • Moors

Verwante definities voor "Moor":

  1. one of the Muslim people of north Africa; of mixed Arab and Berber descent; converted to Islam in the 8th century; conqueror of Spain in the 8th century1

Wiktionary: Moor

Moor
noun
  1. a member of a this race that formerly occupied Spain
  2. a member of a certain mixed race of Arab and Berber people
Moor
  1. historisch: Angehöriger der in Nordafrika als Nomaden lebenden Berberstämme, die im 7. Jahrhundert von den Arabern islamisiert wurden und diese bei ihrer Eroberung der iberischen Halbinsel als kämpfende Truppe unterstützten

Verwante vertalingen van moor



Duits

Uitgebreide vertaling voor moor (Duits) in het Engels

Moor:

Moor [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Moor
    the Moor; the blackamoor
    • Moor [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blackamoor [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Moor
    the Moor
    • Moor [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Moor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Moor Moor Maure; Mohr
blackamoor Moor Maure; Mohr

Synoniemen voor "Moor":

  • Bruch; Feuchtgebiet; Moorland; Morast; Sumpf

Wiktionary: Moor

Moor
noun
  1. Sumpf, dessen Grund aus Torf besteht
Moor
noun
  1. region with poor, marshy soil, peat and heath
  2. area of low, wet land
  3. type of wetland
Cross Translation:
FromToVia
• Moor → bog ↔ tourbière — Endroit où on trouve de la tourbe







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0807 seconde
Page rendered in 1.0 seconds