Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Zoek: boss

Engelse en Duitse zoekresultaten voor: boss

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. boss:
  2. Wiktionary:
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Boss:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor boss (Engels) in het Duits

boss:

boss [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the boss (master; principal; chief; leader)
    der Chef; der Fürst; der Herr; der Vorgesetzte; der Herrscher; Haupt; Oberhaupt; der Gebieter; der Vorsteher
    • Chef [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Fürst [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Herr [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Vorgesetzte [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Herrscher [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Haupt [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Oberhaupt [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Gebieter [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Vorsteher [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. the boss (superior; chief; head; leader)
    der Chef; der Hauptmann; der Boss
    • Chef [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hauptmann [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Boss [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. the boss
    der Chef; der Vorgesetzte; der Vorsteher
  4. the boss (director; managing director; manager; )
    der Direktor
    • Direktor [der ~] zelfstandig naamwoord
  5. the boss (mistress; madam)
    die Meisterin; die Herrin; die Gebieterin

Vertaal Matrix voor boss:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Boss boss; chief; head; leader; superior
Chef boss; chief; head; leader; master; principal; superior captain; centurion; chief; commander; headman; leader; tuan
Direktor boss; captain; director; manager; managing director; patron; topdog
Fürst boss; chief; leader; master; principal gent; incumbent; king; lord; master; mister; monarch; regent; ruler; sovereign; viceroy
Gebieter boss; chief; leader; master; principal captain; centurion; chief; commander; commanding officer; gent; headman; king; leader; lieutenant-colonel; lord; master; mister; monarch; ruler; usurper
Gebieterin boss; madam; mistress mistress
Haupt boss; chief; leader; master; principal captain; chief; foreman; forewoman; marram panicle; woman-leader
Hauptmann boss; chief; head; leader; superior captain; centurion; chief; commander; commanding officer; headman; leader; master; scoutmaster; skipper
Herr boss; chief; leader; master; principal Heavenly Father; Mr.; Sir; bloke; butler; chamber servant; chap; divineness; divinity; fellow; footman; gent; godhood; guy; king; lackey; lord; man; master; mister; monarch; pallbearer; ruler; servant; sir; valet
Herrin boss; madam; mistress mistress
Herrscher boss; chief; leader; master; principal commander; gent; incumbent; king; lord; master; mister; monarch; regent; ruler; sovereign; usurper; viceroy
Meisterin boss; madam; mistress mistress
Oberhaupt boss; chief; leader; master; principal
Vorgesetzte boss; chief; leader; master; principal Maecenas; benefactor; patron; protector; superiors
Vorsteher boss; chief; leader; master; principal
- chief; foreman; gaffer; hirer; honcho; knob; party boss; political boss
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- emboss; stamp
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- brag
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- party boss

Verwante woorden van "boss":


Synoniemen voor "boss":


Verwante definities voor "boss":

  1. exceptionally good1
    • a boss hand at carpentry1
  2. a circular rounded projection or protuberance1
  3. a person responsible for hiring workers1
    • the boss hired three more men for the new job1
  4. a person who exercises control and makes decisions1
    • he is his own boss now1
  5. a person who exercises control over workers1
  6. a leader in a political party who controls votes and dictates appointments1
  7. raise in a relief1

Wiktionary: boss

boss
noun
  1. person in charge
  2. supervisor
boss
noun
  1. ironisch abwertend: Leiter einer Gesellschaft, Organisation oder eines Verbandes
  2. Inhaber, Vorgesetzter
  3. eine Person in einer hohen Position, die anderen Mitarbeitern Anweisungen gibt: Vorgesetzter
  4. -
Cross Translation:
FromToVia
• boss → Chef; Boss ↔ baas — overste, leider, chef
• boss → Häuptling ↔ chef — Qui est à la tête d’un corps, d’une assemblée ; qui y a le premier rang et la principale autorité
• boss → Nabe ↔ moyeu — mécanique|fr milieu de la roue (la roue peut être située sur une voiture, un vélo, etc.) ; gros morceau de bois tourner ou de métal, où s’emboîter les rais, et dans le creux duquel entre l’essieu.



Duits

Uitgebreide vertaling voor boss (Duits) in het Engels

Boss:

Boss [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Boss (Chef; Hauptmann)
    the superior; the chief; the head; the boss; the leader
    • superior [the ~] zelfstandig naamwoord
    • chief [the ~] zelfstandig naamwoord
    • head [the ~] zelfstandig naamwoord
    • boss [the ~] zelfstandig naamwoord
    • leader [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Boss:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boss Boss; Chef; Hauptmann Chef; Direktor; Fürst; Gebieter; Gebieterin; Haupt; Herr; Herrin; Herrscher; Meisterin; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher
chief Boss; Chef; Hauptmann Anführer; Chef; Chefin; Führer; Fürst; Gebieter; Haupt; Hauptmann; HauptmanneinerGruppe; Herr; Herrscher; Leiter; Leiterin; Oberhaupt; Stammeshäuptling; Vorgesetzte; Vorsitzender; Vorstand; Vorsteher
head Boss; Chef; Hauptmann Anführer; Kopf; Kopf des Tisches; Kopfende; Kopfteil; Kugel; Magnetkopf; Salatkopf; Schlagzeile; Stammeshäuptling; Zwiebel
leader Boss; Chef; Hauptmann Anführer; Chef; Führer; Führungslinie; Füllzeichen; Fürst; Gebieter; Gesprächsleiter; Gruppenleiter; Haupt; Hauptmann; HauptmanneinerGruppe; Herr; Herrscher; Leiter; Listenführer; Lotse; Mannschaftskapitän; Oberhaupt; Reiseführer; Sehne; Spitzenkandidat; Stammeshäuptling; Vorarbeiter; Vorgesetzte; Vormann; Vorsitzender; Vorstand; Vorsteher
superior Boss; Chef; Hauptmann
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
head köpfen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chief ausschlaggebend; entscheidend; hauptsächlich; zentral
superior anmaßend; arrogant; aufgebläht; ausgelesen; ausgesucht; ausgewählt; ausgezeichnet; eingebildet; eitel; erhaben; herablassend; hervorragend; hochmütig; selbstgefällig; stolz; sublim; vollkommen; vortrefflich; vorzüglich; überheblich

Synoniemen voor "Boss":


Wiktionary: Boss

Boss
noun
  1. eine Person in einer hohen Position, die anderen Mitarbeitern Anweisungen gibt: Vorgesetzter
Boss
noun
  1. head of an organization
Cross Translation:
FromToVia
• Boss → boss ↔ baas — overste, leider, chef







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0871 seconde
Page rendered in 1.0 seconds