Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
-
blast:
- kritisieren
- Bums; Knall; Krach; Plumps; Schuß; Fall; Explosion; Ausbruch; Ausladung; plötzlliche Enladung
- furchtbar; entsetzlich; scheußlich; verteufelt; schrecklich; gewaltig; fürchterlich; tierisch; gräßlich; grausig; teuflisch; mörderisch; schauderhaft; schändlich; grauenerregend; jammervoll; schrecken erregend
- sprengen
-
Wiktionary:
- blast → Windstoß
- blast → Hautevolee
Duits naar Engels: Meer gegevens...
Engels
Uitgebreide vertaling voor blast (Engels) in het Duits
blast:
-
to blast (criticise; carp on; find fault with; criticize)
Conjugations for blast:
present
- blast
- blast
- blasts
- blast
- blast
- blast
simple past
- blasted
- blasted
- blasted
- blasted
- blasted
- blasted
present perfect
- have blasted
- have blasted
- has blasted
- have blasted
- have blasted
- have blasted
past continuous
- was blasting
- were blasting
- was blasting
- were blasting
- were blasting
- were blasting
future
- shall blast
- will blast
- will blast
- shall blast
- will blast
- will blast
continuous present
- am blasting
- are blasting
- is blasting
- are blasting
- are blasting
- are blasting
subjunctive
- be blasted
- be blasted
- be blasted
- be blasted
- be blasted
- be blasted
diverse
- blast!
- let's blast!
- blasted
- blasting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
blast (darned; dash it; damn it)
furchtbar; entsetzlich; scheußlich; verteufelt; schrecklich; gewaltig; fürchterlich; tierisch; gräßlich; grausig; teuflisch; mörderisch; schauderhaft; schändlich; grauenerregend; jammervoll; schrecken erregend-
furchtbar bijvoeglijk naamwoord
-
entsetzlich bijvoeglijk naamwoord
-
scheußlich bijvoeglijk naamwoord
-
verteufelt bijvoeglijk naamwoord
-
schrecklich bijvoeglijk naamwoord
-
gewaltig bijvoeglijk naamwoord
-
fürchterlich bijvoeglijk naamwoord
-
tierisch bijvoeglijk naamwoord
-
gräßlich bijvoeglijk naamwoord
-
grausig bijvoeglijk naamwoord
-
teuflisch bijvoeglijk naamwoord
-
mörderisch bijvoeglijk naamwoord
-
schauderhaft bijvoeglijk naamwoord
-
schändlich bijvoeglijk naamwoord
-
grauenerregend bijvoeglijk naamwoord
-
jammervoll bijvoeglijk naamwoord
-
schrecken erregend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor blast:
Verwante woorden van "blast":
Synoniemen voor "blast":
Verwante definities voor "blast":
Verwante vertalingen van blast
Duits
Uitgebreide vertaling voor blast (Duits) in het Engels
blast vorm van blasen:
Conjugations for blasen:
Präsens
- blase
- bläst
- bläst
- blasen
- blast
- blasen
Imperfekt
- blies
- bliest
- bliest
- bliesen
- bliest
- bliesen
Perfekt
- habe geblasen
- hast geblasen
- hat geblasen
- haben geblasen
- habt geblasen
- haben geblasen
1. Konjunktiv [1]
- blase
- blasest
- blase
- blasen
- blaset
- blasen
2. Konjunktiv
- bliese
- bliesest
- bliese
- bliesen
- blieset
- bliesen
Futur 1
- werde blasen
- wirst blasen
- wird blasen
- werden blasen
- werdet blasen
- werden blasen
1. Konjunktiv [2]
- würde blasen
- würdest blasen
- würde blasen
- würden blasen
- würdet blasen
- würden blasen
Diverses
- blas!
- blast!
- blasen Sie!
- geblasen
- blasend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor blasen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blow | Anprall; Anstoß; Beule; Bums; Delle; Eindruck; Eindrücke; Einsenkung; Einstülpung; Enttäuschung; Ernüchterung; Handschlag; Handschläge; Hau; Hieb; Klaps; Kniff; Maulschelle; Ohrfeige; Puff; Rückschlag; Schlag; Stoß; Verbeulung; Zusammenstoß; leichter Schlag; leichter Stoß | |
hum | Aufruhr; Gebrumm; Gebrumme; Gemurmel; Gesumm; Gesäusel; Krach; Radau; Spektakel; Trara; Trubel; Tumult | |
whistle | Flöte; Pfeife | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blow | blasen; flöten; lutschen; pfeifen; saugen | anblasen; ausreißen; flattern; hecheln; keuchen; schnaufen; stark wehen; stäuben; vergiften; vergällen; verleiden; wappern; wegrennen; wehen |
give a blow-job | blasen; lutschen; saugen | |
hum | blasen; flöten; pfeifen | brummen; schwirren; summen; surren |
suck | blasen; lutschen; saugen | absaugen; durch die Nase einziehen; einziehen; lutschen; saugen; schlucken; schlürfen |
whistle | blasen; flöten; pfeifen |
Synoniemen voor "blasen":
Wiktionary: blasen
blasen
Cross Translation:
verb
blasen
verb
-
slang: to perform oral sex on another person
-
to suck off
-
to fellate
-
to propel by an air current
-
to produce an air current
-
to give a blowjob
-
blow air through (a wind instrument)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• blasen | → blow | ↔ waaien — plaatsvinden van een sterke luchtstroming |
• blasen | → blow | ↔ blazen — een luchtstroom veroorzaken |
• blasen | → blow | ↔ souffler — Grossir, enfler quelque chose en soufflant |
• blasen | → suck | ↔ sucer — Traductions à trier suivant le sens |