Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. elder:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor elder (Engels) in het Duits

elder:

elder bijvoeglijk naamwoord

  1. elder (older)
    alt
    • alt bijvoeglijk naamwoord

elder [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the elder
    der Presbyter; der Kirchenälteste
  2. the elder (churchwarden; deacon; prelate; prince of the church)
    der Kirchenälteste

Vertaal Matrix voor elder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Kirchenälteste churchwarden; deacon; elder; prelate; prince of the church prelate; prince of the church
Presbyter elder
- elderberry bush; senior
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- older; sr.
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alt elder; older aged; elderly; old

Verwante woorden van "elder":

  • elders

Synoniemen voor "elder":


Verwante definities voor "elder":

  1. used of the older of two persons of the same name especially used to distinguish a father from his son1
  2. a person who is older than you are1
  3. any of various church officers1
  4. any of numerous shrubs or small trees of temperate and subtropical northern hemisphere having white flowers and berrylike fruit1

Wiktionary: elder

elder
noun
  1. Sambucus
  2. Sambucus nigra
  1. greater than another in age or seniority
elder
noun
  1. Botanik: beerentragende Pflanze aus der Gattung Sambucus (besonders die strauchigen Arten)
  2. sehr alter Mann
  3. dialektal, norddeutsch: für den Schwarzer Holunder

Cross Translation:
FromToVia
elder Holunder sureauarbre de la famille des chèvrefeuilles, dont les branches sont remplies d’une moelle tendre et abondante et qui produit des fleurs blanches d’une odeur particulier et forte, auxquelles succéder des fruits rouges-noirâtres.

Computer vertaling door derden: