Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
- actual:
-
Wiktionary:
- actual → tatsächlich, gegenwärtig, aktuell, konkret
- actual → jetzig, heutig, derzeitig, tatsächlich, wirklich, aktuell, gegenwärtig, vorliegend, zeitgemäß, zeitnah, aktiv, tätig, geschäftig, unternehmend, werktätig, berufstätig, arbeitend, rührig, emsig, wirksam, zum Besitztum gehörend, zu den Aktiva gehörend, Aktiv-, effektiv, faktisch, greifbar, Effektiv-, echt, recht, wahr, wahrhaft, real
Engels
Uitgebreide vertaling voor actual (Engels) in het Duits
actual:
-
actual (actually; in fact; really; real)
eigentlich; überhaupt; wirklich-
eigentlich bijvoeglijk naamwoord
-
überhaupt bijvoeglijk naamwoord
-
wirklich bijvoeglijk naamwoord
-
-
actual (indeed)
tatsächlich; indertat; selbstverständlich; allerdings; denn-
tatsächlich bijvoeglijk naamwoord
-
indertat bijvoeglijk naamwoord
-
selbstverständlich bijvoeglijk naamwoord
-
allerdings bijvoeglijk naamwoord
-
denn bijvoeglijk naamwoord
-
-
actual (in fact; actually; really; as a matter of fact; real; true)
wirklich; grundsätzlich; wahrhaftig; wesentlich; sachlich; faktisch; effektiv; essentiell; grundlegend-
wirklich bijvoeglijk naamwoord
-
grundsätzlich bijvoeglijk naamwoord
-
wahrhaftig bijvoeglijk naamwoord
-
wesentlich bijvoeglijk naamwoord
-
sachlich bijvoeglijk naamwoord
-
faktisch bijvoeglijk naamwoord
-
effektiv bijvoeglijk naamwoord
-
essentiell bijvoeglijk naamwoord
-
grundlegend bijvoeglijk naamwoord
-
-
actual (genuine; truly; really; real; indeed; in truth; to be sure; it's true)
echt; wahrhaftig; unverfälscht; in der Tat; einfach; ehrlich; allerdings; wahr; das stimmt-
echt bijvoeglijk naamwoord
-
wahrhaftig bijvoeglijk naamwoord
-
unverfälscht bijvoeglijk naamwoord
-
in der Tat bijvoeglijk naamwoord
-
einfach bijvoeglijk naamwoord
-
ehrlich bijvoeglijk naamwoord
-
allerdings bijvoeglijk naamwoord
-
wahr bijvoeglijk naamwoord
-
das stimmt bijvoeglijk naamwoord
-
-
actual (yes indeed; definitely; actually; certainly; truly; really; verily; in truth; real; to be sure; it's true)
allerdings; in der Tat; das stimmt; wahrhaftig-
allerdings bijvoeglijk naamwoord
-
in der Tat bijvoeglijk naamwoord
-
das stimmt bijvoeglijk naamwoord
-
wahrhaftig bijvoeglijk naamwoord
-
-
actual
– Pertaining to information that shows what has actually occurred. For example, the actual start date for a task is the day that the task actually started. 1
Vertaal Matrix voor actual:
Verwante woorden van "actual":
Synoniemen voor "actual":
Antoniemen van "actual":
Verwante definities voor "actual":
Wiktionary: actual
actual
Cross Translation:
adjective
-
emphasise a noun
- actual → tatsächlich
-
in action at the time being
- actual → gegenwärtig; aktuell
-
existing in act or reality, not just potentially
- actual → konkret; tatsächlich
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• actual | → jetzig; heutig; derzeitig | ↔ huidig — bij het heden behorend |
• actual | → tatsächlich; wirklich | ↔ daadwerkelijk — ook echt plaats vindend |
• actual | → aktuell; gegenwärtig; vorliegend; jetzig; zeitgemäß; zeitnah; derzeitig | ↔ actuel — Qui se traduit par des actes. |
• actual | → aktiv; tätig; geschäftig; unternehmend; werktätig; berufstätig; arbeitend; rührig; emsig; wirksam; zum Besitztum gehörend; zu den Aktiva gehörend; Aktiv-; effektiv; faktisch; tatsächlich; wirklich; greifbar; Effektiv- | ↔ effectif — Qui est réellement et de fait, qui produit un résultat réel. |
• actual | → echt; recht; wahr; wahrhaft; real; wirklich | ↔ réel — véritable, effectif, vrai, sans fiction ni figure. |