Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
-
smooth:
- flach; platt; egal; gleich; eben; fließend; flüssig; strömend; feucht; schmutzig; schweinisch; obszön; schmierig; unsauber; schlüpfrig; unanständig; glitschig; unsittlich; unflätig; sittenlos; widerlich; lasterhaft; unmoralisch; schamlos; frivol; gewissenlos; unzüchtig; unehrenhaft; geschmeidig; sämig; ohne Falten
- reiben; raspeln; egalisieren; flächen; polieren; bügeln; schleifen; schlichten; glätten; schaben; schimmern; funkeln; florieren; ebnen; glitzern; glimmen; schmirgeln; ausstreichen; ausbügeln; glatthobeln; nivellieren; ausgleichen; abplatten
-
Wiktionary:
- smooth → glatt, samtig, pastös, eben
- smooth → zügig, flach, ausbügeln, glattbügeln, glätten, glattmachen, glatt, abstumpfen, stumpf machen, dämpfen, geläufig, platt, eben, Flach-
Engels
Uitgebreide vertaling voor smooth (Engels) in het Duits
smooth:
-
smooth (flat; level; even; uniform; coarse; unwavering; crude; vulgar; point blank; flatly; bluntly; close by; close)
-
smooth (streaming; fluently; fluent)
-
smooth (obscene; cunning; sleek; slithery; bald; smoothly; icy; slippery; immoral; lack of moral)
feucht; schmutzig; schweinisch; obszön; schmierig; unsauber; schlüpfrig; unanständig; glitschig; unsittlich; unflätig; sittenlos; widerlich; lasterhaft; unmoralisch; schamlos; frivol; gewissenlos; unzüchtig; unehrenhaft-
feucht bijvoeglijk naamwoord
-
schmutzig bijvoeglijk naamwoord
-
schweinisch bijvoeglijk naamwoord
-
obszön bijvoeglijk naamwoord
-
schmierig bijvoeglijk naamwoord
-
unsauber bijvoeglijk naamwoord
-
schlüpfrig bijvoeglijk naamwoord
-
unanständig bijvoeglijk naamwoord
-
glitschig bijvoeglijk naamwoord
-
unsittlich bijvoeglijk naamwoord
-
unflätig bijvoeglijk naamwoord
-
sittenlos bijvoeglijk naamwoord
-
widerlich bijvoeglijk naamwoord
-
lasterhaft bijvoeglijk naamwoord
-
unmoralisch bijvoeglijk naamwoord
-
schamlos bijvoeglijk naamwoord
-
frivol bijvoeglijk naamwoord
-
gewissenlos bijvoeglijk naamwoord
-
unzüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
unehrenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
-
smooth
-
smooth
ohne Falten-
ohne Falten bijvoeglijk naamwoord
-
-
to smooth (grate; plane)
-
to smooth (egalize; even; polish)
egalisieren; flächen; polieren; bügeln; schleifen; schlichten; glätten; schaben; schimmern; funkeln; florieren; ebnen; glitzern; glimmen; schmirgeln; ausstreichen; ausbügeln; glatthobeln-
ausstreichen werkwoord (streiche aus, streichst aus, streicht aus, strich aus, stricht aus, ausgestrichen)
-
glatthobeln werkwoord (glatthoble, glatthobelst, glatthobelt, glatthobelte, glatthobeltet, glattgehobelt)
-
to smooth (equalize; level up; level; level down; level out; equalise)
nivellieren; ausgleichen; egalisieren; ebnen-
ausgleichen werkwoord (gleiche aus, gleichst aus, gleicht aus, glich aus, glichet aus, ausgeglichen)
-
to smooth (flatten; level)
-
to smooth (polish)
Conjugations for smooth:
present
- smooth
- smooth
- smooths
- smooth
- smooth
- smooth
simple past
- smoothed
- smoothed
- smoothed
- smoothed
- smoothed
- smoothed
present perfect
- have smoothed
- have smoothed
- has smoothed
- have smoothed
- have smoothed
- have smoothed
past continuous
- was smoothing
- were smoothing
- was smoothing
- were smoothing
- were smoothing
- were smoothing
future
- shall smooth
- will smooth
- will smooth
- shall smooth
- will smooth
- will smooth
continuous present
- am smoothing
- are smoothing
- is smoothing
- are smoothing
- are smoothing
- are smoothing
subjunctive
- be smoothed
- be smoothed
- be smoothed
- be smoothed
- be smoothed
- be smoothed
diverse
- smooth!
- let's smooth!
- smoothed
- smoothing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor smooth:
Verwante woorden van "smooth":
Synoniemen voor "smooth":
Antoniemen van "smooth":
Verwante definities voor "smooth":
Wiktionary: smooth
smooth
Cross Translation:
adjective
smooth
adjective
-
weich, dunkel tönend
-
die Konsistenz von Paste habend
-
ohne Rauigkeiten und Unebenheiten
-
Mathematik, von Funktionen: unendlich oft (stetig) differenzierbar
-
glatt
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• smooth | → zügig | ↔ vlot — gemakkelijk, eenvoudig, zonder veel problemen |
• smooth | → flach | ↔ vlak — zonder bergen of dalen |
• smooth | → ausbügeln; glattbügeln; glätten | ↔ gladstrijken — door strijken glad of effen maken |
• smooth | → glattmachen | ↔ gladmaken — gelijk, effen maken |
• smooth | → glatt | ↔ glad — egaal, met geringe ruwheid, slipperig |
• smooth | → abstumpfen; stumpf machen; dämpfen | ↔ adoucir — Rendre doux, tempérer l’âcreté de quelque chose d’aigre, de piquant, de salé. |
• smooth | → glatt; geläufig | ↔ lisse — Sans aspérité ni rayure. |
• smooth | → flach; platt; eben; glatt; Flach- | ↔ plat — sans relief. |