Landlord: vertaling Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

landlord:
- Vermieter; Verleier; Zimmervermieter; Zimmerwirt; Wirt; Cafébesitzer; Schankwirt; Kneipenbesitzer; Grundherr; Landeigentümer; Grundbesitzer; Schloßherr; Verpächter; Hauswirt; Barkeeper
Wiktionary:
- landlord → Hauswirt, Vermieter
- landlord → Zimmerwirt, Wirt

Engels

Uitgebreide vertaling voor landlord (Engels) in het Duits

landlord:

landlord [the ~] zelfstandig naamwoord

the landlord (lessor; letter; landlady)
der Vermieter; der Verleier
- Vermieter [der ~] zelfstandig naamwoord
- Verleier [der ~] zelfstandig naamwoord
the landlord (lodging-house keeper; landlady)
der Zimmervermieter; der Zimmerwirt
- Zimmervermieter [der ~] zelfstandig naamwoord
- Zimmerwirt [der ~] zelfstandig naamwoord
the landlord (innkeeper; host; pub-keeper; lodging-house keeper; café keeper)
der Wirt; der Cafébesitzer; der Schankwirt; der Kneipenbesitzer
- Wirt [der ~] zelfstandig naamwoord
- Cafébesitzer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schankwirt [der ~] zelfstandig naamwoord
- Kneipenbesitzer [der ~] zelfstandig naamwoord
the landlord (innkeeper; licensee; landlady; publican; licensed victualler; licencee)
der Wirt; der Schankwirt
- Wirt [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schankwirt [der ~] zelfstandig naamwoord
the landlord (landed proprietor; yeoman; landowner)
der Grundherr; der Landeigentümer; der Grundbesitzer
- Grundherr [der ~] zelfstandig naamwoord
- Landeigentümer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Grundbesitzer [der ~] zelfstandig naamwoord
the landlord (gate keeper)
der Schloßherr
- Schloßherr [der ~] zelfstandig naamwoord
the landlord (lessor; letter)
der Verpächter; der Vermieter
- Verpächter [der ~] zelfstandig naamwoord
- Vermieter [der ~] zelfstandig naamwoord
the landlord
der Wirt; der Vermieter; der Hauswirt; der Zimmervermieter
- Wirt [der ~] zelfstandig naamwoord
- Vermieter [der ~] zelfstandig naamwoord
- Hauswirt [der ~] zelfstandig naamwoord
- Zimmervermieter [der ~] zelfstandig naamwoord
the landlord (innkeeper; barkeeper; publican)
der Wirt; der Barkeeper; der Schankwirt
- Wirt [der ~] zelfstandig naamwoord
- Barkeeper [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schankwirt [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor landlord:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Barkeeper	barkeeper; innkeeper; landlord; publican	barkeeper; bartender
Cafébesitzer	café keeper; host; innkeeper; landlord; lodging-house keeper; pub-keeper
Grundbesitzer	landed proprietor; landlord; landowner; yeoman
Grundherr	landed proprietor; landlord; landowner; yeoman
Hauswirt	landlord	caretaker; doorkeeper; hall porter; janitor
Kneipenbesitzer	café keeper; host; innkeeper; landlord; lodging-house keeper; pub-keeper
Landeigentümer	landed proprietor; landlord; landowner; yeoman
Schankwirt	barkeeper; café keeper; host; innkeeper; landlady; landlord; licencee; licensed victualler; licensee; lodging-house keeper; pub-keeper; publican
Schloßherr	gate keeper; landlord
Verleier	landlady; landlord; lessor; letter
Vermieter	landlady; landlord; lessor; letter
Verpächter	landlord; lessor; letter
Wirt	barkeeper; café keeper; host; innkeeper; landlady; landlord; licencee; licensed victualler; licensee; lodging-house keeper; pub-keeper; publican	barkeeper
Zimmervermieter	landlady; landlord; lodging-house keeper
Zimmerwirt	landlady; landlord; lodging-house keeper
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	land propietor; landowner

Verwante woorden van "landlord":

landlords

Synoniemen voor "landlord":

landowner; landholder; property owner

Verwante definities voor "landlord":

a landowner who leases to others¹

Wiktionary: landlord

landlord

noun

person who owns and rents land such as a house, apartment, or condo
- landlord → Hauswirt; Vermieter

landlord

noun

Person, die eine Sache vermieten
- Vermieter → landlord
der Eigentümer oder Besitzer eines Hauses, der Wohnungen in diesem Haus vermietet
- Hauswirt → landlord

Cross Translation:

From	To	Via
• landlord	→ Zimmerwirt	↔ hospes — een man die een of meer kamers in zijn eigen woonhuis ter beschikking stelt aan een kostganger of commensaal
• landlord	→ Wirt	↔ aubergiste — Celui ou celle qui tenir auberge.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van landlord

slum landlord

Remove Ads

Engelse en Duitse zoekresultaten voor: landlord

Uitgebreide vertaling voor landlord (Engels) in het Duits

landlord:

landlord [the ~] zelfstandig naamwoord

the landlord (lessor; letter; landlady)

the landlord (lodging-house keeper; landlady)

the landlord (innkeeper; host; pub-keeper; lodging-house keeper; café keeper)

the landlord (innkeeper; licensee; landlady; publican; licensed victualler; licencee)

the landlord (landed proprietor; yeoman; landowner)

the landlord (gate keeper)

the landlord (lessor; letter)

the landlord

the landlord (innkeeper; barkeeper; publican)

Vertaal Matrix voor landlord:

Verwante woorden van "landlord":

Synoniemen voor "landlord":

Verwante definities voor "landlord":

Wiktionary: landlord

Verwante vertalingen van landlord