Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
-
present:
- anwesend; zugegen; aktuell; gegenwärtig; im Moment; jetzt; derzeitig; im Augenblick; momentan; augenblicklich; heutig; modern; kontemporän; zeitgemäß; neu; neuzeitlich; zeitgenössisch; gleichzeitig; frisch; fortgeschritten; unbenutzt
- präsentieren; sehen lassen; zeigen; aufweisen; vorzeigen; beweisen; nachweisen; erweisen; darbieten; belegen; vorweisen; anbieten; vorlegen; einreichen; empfehlen; vortragen; vorschlagen; raten; vorbringen; zur Schau stellen; ausstellen; unterstützen; beschenken; zuteilen; einbringen; entgegnen; entgegenhalten; entgegenbringen; aufgeführt werden
- Geschenk; Präsent; Kleinigkeit
- present!:
-
Wiktionary:
- present → gegenwärtig, jetzig, anwesend, präsent, augenblicklich, vorhanden, vorliegend
- present → Gegenwart, Jetzt, Präsent, Präsens, Gift, Geschenk, Gabe
- present → präsentieren, vorlegen, vorstellen, zeigen, überreichen
- present → anwesend, anbieten, präsentieren, Geschenk, jetzig, heutig, derzeitig, Spende, Gabe, aktuell, gegenwärtig, vorliegend, zeitgemäß, zeitnah, Präsent, Angebinde, Vermächtnis, Gift, Gegenwart, aufführen, bieten, darstellen, vorstellen, vorlegen
Engels
Uitgebreide vertaling voor present (Engels) in het Duits
present:
-
present (present!; here)
-
present
aktuell; gegenwärtig; im Moment; jetzt; derzeitig; im Augenblick; momentan; augenblicklich-
aktuell bijvoeglijk naamwoord
-
gegenwärtig bijvoeglijk naamwoord
-
im Moment bijvoeglijk naamwoord
-
jetzt bijvoeglijk naamwoord
-
derzeitig bijvoeglijk naamwoord
-
im Augenblick bijvoeglijk naamwoord
-
momentan bijvoeglijk naamwoord
-
augenblicklich bijvoeglijk naamwoord
-
-
present (current)
-
present (contemporary; nowadays; modern; present-day; of today; new)
modern; aktuell; kontemporän; zeitgemäß; neu; heutig; neuzeitlich; derzeitig; zeitgenössisch; gleichzeitig; gegenwärtig; frisch; fortgeschritten; zugegen; unbenutzt-
modern bijvoeglijk naamwoord
-
aktuell bijvoeglijk naamwoord
-
kontemporän bijvoeglijk naamwoord
-
zeitgemäß bijvoeglijk naamwoord
-
neu bijvoeglijk naamwoord
-
heutig bijvoeglijk naamwoord
-
neuzeitlich bijvoeglijk naamwoord
-
derzeitig bijvoeglijk naamwoord
-
zeitgenössisch bijvoeglijk naamwoord
-
gleichzeitig bijvoeglijk naamwoord
-
gegenwärtig bijvoeglijk naamwoord
-
frisch bijvoeglijk naamwoord
-
fortgeschritten bijvoeglijk naamwoord
-
zugegen bijvoeglijk naamwoord
-
unbenutzt bijvoeglijk naamwoord
-
-
present (characteristic of its time; contemporary; nowadays; present-day; of today)
-
to present (show; offer)
präsentieren; sehen lassen; zeigen; aufweisen; vorzeigen; beweisen; nachweisen; erweisen; darbieten; belegen; vorweisen-
präsentieren werkwoord (präsentiere, präsentierst, präsentiert, präsentierte, präsentiertet, präsentiert)
-
sehen lassen werkwoord
-
-
to present (offer; hand in; hand over)
-
to present (recommend; nominate; suggest; propose; consider; advise; elect; appoint)
empfehlen; vortragen; vorschlagen; raten; vorbringen-
vorschlagen werkwoord (schlage vor, schlägst vor, schlägt vor, schlug vor, schlugt vor, vorgeschlagen)
-
to present (exhibit; display; parade; be on show)
zur Schau stellen; ausstellen-
zur Schau stellen werkwoord (stelle zur Schau, stellst zur Schau, stellt zur Schau, stellte zur Schau, stelltet zur Schau, zur Schau gestellt)
-
-
to present (gift; endow)
-
to present (propose; raise; bring forward; initiate; bring in; introduce; nominate)
vorschlagen; vorbringen; einbringen; entgegnen; entgegenhalten; entgegenbringen-
vorschlagen werkwoord (schlage vor, schlägst vor, schlägt vor, schlug vor, schlugt vor, vorgeschlagen)
-
entgegenhalten werkwoord
-
entgegenbringen werkwoord
-
-
to present (perform; put on stage)
aufgeführt werden-
aufgeführt werden werkwoord
-
Conjugations for present:
present
- present
- present
- presents
- present
- present
- present
simple past
- presented
- presented
- presented
- presented
- presented
- presented
present perfect
- have presented
- have presented
- has presented
- have presented
- have presented
- have presented
past continuous
- was presenting
- were presenting
- was presenting
- were presenting
- were presenting
- were presenting
future
- shall present
- will present
- will present
- shall present
- will present
- will present
continuous present
- am presenting
- are presenting
- is presenting
- are presenting
- are presenting
- are presenting
subjunctive
- be presented
- be presented
- be presented
- be presented
- be presented
- be presented
diverse
- present!
- let's present!
- presented
- presenting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the present (gift; offering)
-
the present (little present; little something)
Vertaal Matrix voor present:
Verwante woorden van "present":
Synoniemen voor "present":
Antoniemen van "present":
Verwante definities voor "present":
Wiktionary: present
present
Cross Translation:
adjective
present
-
pertaining to the current time
- present → gegenwärtig; jetzig
-
in the immediate vicinity
- present → anwesend
-
bring into the presence of
- present → präsentieren; vorlegen
verb
-
jemandem etwas vorstellen, zeigen
-
etwas nach vorne stellen
-
di(transitiv): jemanden etwas sehen lassen
-
sichtbar oder offiziell geben
-
anwesend
-
jetzt stattfindend; sich auf die unmittelbare Gegenwart beziehend
-
attributiv: gegenwärtig, in diesem Moment stattfindend oder bestehend
-
auf den Zustand der Anwesenheit, Präsenz bezogen (bei Personen: anwesend)
-
zur Zeit gegeben, vorhanden
-
Gegenstand, den man jemandem als Geschenk übergibt
-
Linguistik: Zeitform, die, aus Sicht des Sprechers, ein Geschehen als gegenwärtig bezeichnet
-
veraltet: Geschenk
-
die in Form eines Geschenkes[1] überlassene Sache (oft liebevoll verpackt)
-
Übertragung des Eigentums an einer Sache ohne Erwartung einer Gegenleistung
-
das zeitliche Jetzt zwischen der Vergangenheit und der Zukunft
-
ein Geschenk, Präsent, Almosen, eine Spende
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• present | → anwesend | ↔ tegenwoordig — aanwezig |
• present | → anbieten; präsentieren | ↔ presenteren — op een goed voorbereide wijze aanbieden aan anderen |
• present | → anwesend | ↔ present — aanwezig |
• present | → Geschenk | ↔ kado — iets dat men iemand geeft, meestal ter gelegenheid van een speciale gebeurtenis |
• present | → jetzig; heutig; derzeitig | ↔ huidig — bij het heden behorend |
• present | → Spende; Geschenk; Gabe | ↔ gift — geld of een voorwerp dat gegeven wordt en waarvoor men niets terug verlangt |
• present | → anwesend | ↔ aanwezig — tegenwoordig zijn, er zijn (van mensen) |
• present | → aktuell; gegenwärtig; vorliegend; jetzig; zeitgemäß; zeitnah; derzeitig | ↔ actuel — Qui se traduit par des actes. |
• present | → Geschenk; Präsent; Angebinde; Gabe; Spende; Vermächtnis; Gift | ↔ cadeau — présent, objet que l’on offrir à quelqu’un sans rien attendre en retour, dans l'intention de le surprendre ou de lui être agréable. |
• present | → Spende; Gabe; Geschenk | ↔ don — Action d’offrir à quelqu’un quelque chose, de lui en abandonner la propriété ou Présent qu’on lui fait ainsi. |
• present | → anwesend | ↔ présent — Là où l’on est |
• present | → Gegenwart | ↔ présent — Temps qui se déroule en ce moment |
• present | → aufführen; bieten; anbieten; darstellen; vorstellen; vorlegen; präsentieren | ↔ présenter — Traductions à trier suivant le sens |
present!:
Vertaal Matrix voor present!:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
anwesend | here; present; present! | |
zugegen | here; present; present! | contemporary; modern; new; nowadays; of today; present; present-day |
Computer vertaling door derden: