Engels

Uitgebreide vertaling voor front (Engels) in het Duits

front:

front [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the front (housefront; façade)
    die Fassade; die Ladenfront; die Freitreppe; die untere Front
  2. the front (front side; face)
    die Vorseite; die Vorderseite; die Front; Angesicht; die Fassade
  3. the front (frontline)
    die Front; die Vorderseite; die Frontlinie; die Gefechtslinie; die Fassade
  4. the front (cover; cloak)
    der Deckmantel
  5. the front (fore-part)
    die Vorderseite; die Front; vordere Ende; die Fassade
  6. the front
    die Vorderränder

Vertaal Matrix voor front:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Angesicht face; front; front side
Deckmantel cloak; cover; front disguise; façade
Fassade face; façade; fore-part; front; front side; frontline; housefront extent of front; face; farce; front view; frontage; frontal view; make-believe; pretence; pretense; sham
Freitreppe façade; front; housefront steps; terras
Front face; fore-part; front; front side; frontline extent of front; face; front view; frontage; frontal view
Frontlinie front; frontline
Gefechtslinie front; frontline
Ladenfront façade; front; housefront store frontage
Vorderränder front
Vorderseite face; fore-part; front; front side; frontline face; frontage
Vorseite face; front; front side
untere Front façade; front; housefront
vordere Ende fore-part; front face; frontage
- battlefront; figurehead; forepart; front end; front line; front man; movement; nominal head; presence; social movement; straw man; strawman
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- breast; face; look
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- fore; theater of war; theatre of war

Verwante woorden van "front":


Synoniemen voor "front":


Antoniemen van "front":


Verwante definities voor "front":

  1. relating to or located in the front1
    • the front lines1
    • the front porch1
  2. the side that is seen or that goes first1
  3. the outward appearance of a person1
    • he put up a bold front1
  4. a group of people with a common ideology who try together to achieve certain general goals1
    • he led the national liberation front1
  5. the side that is forward or prominent1
  6. the line along which opposing armies face each other1
  7. the part of something that is nearest to the normal viewer1
    • he walked to the front of the stage1
  8. the immediate proximity of someone or something1
    • he was well behaved in front of company1
  9. a person used as a cover for some questionable activity1
  10. (meteorology) the atmospheric phenomenon created at the boundary between two different air masses1
  11. a sphere of activity involving effort1
    • the Japanese were active last week on the diplomatic front1
    • they advertise on many different fronts1
  12. confront bodily1
  13. be oriented in a certain direction, often with respect to another reference point; be opposite to1

Wiktionary: front

front
verb
  1. assume false or disingenuous appearances
noun
  1. military: area or line of conflict
  2. meteorology: interface between airmasses
  3. public face of covert organisation
  4. main entrance side
  5. facing side
front
noun
  1. vordere, vorne befindliche, zugewandte Seite
  2. eine Vorderansicht (Frontseite, Vorderseite) eines Bauwerks, einer Maschine oder einer Vorrichtung
  3. Vorderansicht eines Gebäudes

Verwante vertalingen van front



Duits

Uitgebreide vertaling voor front (Duits) in het Engels

Front:

Front [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Front (Vorderansicht; Fassade; Vorderrand)
    the front view; the frontal view
  2. die Front (Vorseite; Vorderseite; Angesicht; Fassade)
    the front side; the front; the face
    • front side [the ~] zelfstandig naamwoord
    • front [the ~] zelfstandig naamwoord
    • face [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Front (Gefechtslinie; Vorderseite; Frontlinie; Fassade)
    the front; the frontline
    • front [the ~] zelfstandig naamwoord
    • frontline [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Front (Vordere Giebel; Vorderseite; Giebel; )
    the frontage; the face
    • frontage [the ~] zelfstandig naamwoord
    • face [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Front (Vorderseite; vordere Ende; Fassade)
    the front; the fore-part
    • front [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fore-part [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. die Front (Fassade)
    the frontage; the extent of front

Vertaal Matrix voor Front:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
extent of front Fassade; Front
face Angesicht; Fassade; Front; Gesicht; Giebel; Spitze; Vordere Giebel; Vorderrand; Vorderseite; Vorseite; vordere Ende Anblick; Antlitz; Ebene; Feld; Fläche; Fratze; Fresse; Gesicht; Klappe; Mund; Schauspiel; Schnabel; Schnauze; Schriftart; Schwätzer; Szene; Visage
fore-part Fassade; Front; Vorderseite; vordere Ende
front Angesicht; Fassade; Front; Frontlinie; Gefechtslinie; Vorderseite; Vorseite; vordere Ende Deckmantel; Fassade; Freitreppe; Ladenfront; Vorderränder; untere Front
front side Angesicht; Fassade; Front; Vorderseite; Vorseite
front view Fassade; Front; Vorderansicht; Vorderrand Aufriß; Vorderansicht
frontage Fassade; Front; Gesicht; Giebel; Spitze; Vordere Giebel; Vorderrand; Vorderseite; vordere Ende
frontal view Fassade; Front; Vorderansicht; Vorderrand Frontansicht
frontline Fassade; Front; Frontlinie; Gefechtslinie; Vorderseite
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
face die Stirn bieten; konfrontieren; sichbehaupten; trotzen

Synoniemen voor "Front":


Wiktionary: Front

Front
noun
  1. military boundary between opposing positions
  2. military: area or line of conflict
  3. meteorology: interface between airmasses
  4. main entrance side
  5. line along which opposing armies engage in combat

Verwante vertalingen van front