Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Zoek: manly

Engelse en Duitse zoekresultaten voor: manly

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. man:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor manly (Engels) in het Duits

manly:


Vertaal Matrix voor manly:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- male; manful; manlike; virile
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- manfully

Verwante woorden van "manly":


Synoniemen voor "manly":


Antoniemen van "manly":


Verwante definities voor "manly":

  1. possessing qualities befitting a man1
  2. characteristic of a man1
    • manly sports1
  3. in a manful manner; with qualities thought to befit a man1

Wiktionary: manly

manly
adjective
  1. having the characteristics of a man
manly
adjective
  1. in der Art des Mannes
  2. männlich, in der Art eines Mannes

manly vorm van man:

man [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the man (bloke; fellow; gent; )
    der Mann; der Kerl; Kerlchen; der Bursche; der Bruder; der Geselle
    • Mann [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kerl [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kerlchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Bursche [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bruder [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Geselle [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. the man (male)
    der Mann; der Kumpel; die männliche Person; Weib; der Kerl; der Gatte; der Gemahl; der Gefährte; der Freund; der Partner; der Teilhaber
    • Mann [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kumpel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • männliche Person [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Weib [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Kerl [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gatte [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gemahl [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gefährte [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Freund [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Partner [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Teilhaber [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. the man (human being; person; human; individual)
    die Person; der Mensch; Wesen; die Figur; Menschenkind; Einzelwesen; die Gestalt
    • Person [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Mensch [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wesen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Figur [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Menschenkind [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Einzelwesen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Gestalt [die ~] zelfstandig naamwoord
  4. the man (bloke; chap; lad; fellow)
    der Mann; der Typ; der Kerl
    • Mann [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Typ [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kerl [der ~] zelfstandig naamwoord
  5. the man (valet; servant; butler; )
    der Hausdiener; der Geselle; die Gestalt; der Herr; der Mann; der Kerl; der Hecht; der Diener; der Knecht; der Bediente; der Kammerdiener; der Stallknecht
    • Hausdiener [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Geselle [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gestalt [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Herr [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Mann [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kerl [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hecht [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Diener [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Knecht [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bediente [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kammerdiener [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stallknecht [der ~] zelfstandig naamwoord
  6. the man
    der Mann
    • Mann [der ~] zelfstandig naamwoord

to man werkwoord (mans, manned, manning)

  1. to man (staff; crew)
    bemannen

Conjugations for man:

present
  1. man
  2. man
  3. mans
  4. man
  5. man
  6. man
simple past
  1. manned
  2. manned
  3. manned
  4. manned
  5. manned
  6. manned
present perfect
  1. have manned
  2. have manned
  3. has manned
  4. have manned
  5. have manned
  6. have manned
past continuous
  1. was manning
  2. were manning
  3. was manning
  4. were manning
  5. were manning
  6. were manning
future
  1. shall man
  2. will man
  3. will man
  4. shall man
  5. will man
  6. will man
continuous present
  1. am manning
  2. are manning
  3. is manning
  4. are manning
  5. are manning
  6. are manning
subjunctive
  1. be manned
  2. be manned
  3. be manned
  4. be manned
  5. be manned
  6. be manned
diverse
  1. man!
  2. let's man!
  5. manned
  6. manning
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor man:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bediente butler; chamber servant; footman; lackey; man; pallbearer; servant; valet employee; servant
Bruder bloke; chap; cove; fellow; gent; man; mister; type aide; attendant; brother; deacon; friar; male nurse; orderly; sib; sibling
Bursche bloke; chap; cove; fellow; gent; man; mister; type boy; lad; little boy; little chap; young man; youngster; youth
Diener butler; chamber servant; footman; lackey; man; pallbearer; servant; valet bendings; servant; servants; subjects; table attendants; waiters; waitresses
Einzelwesen human; human being; individual; man; person being; human being; individual; lone wolf; loner; mortal; person
Figur human; human being; individual; man; person build; character; drip; dud; figure; icon character; idiot; individual; jerk; little sculpture; madcap; madman; posture; shape; silhouette; size; statuette; stature
Freund male; man beloved; buddy; business associate; chum; companion; comrade; darling; dearest; deary; ducky; fellow; female partner; friend; heart; hearts desire; ladylove; lover; mate; mistress; pal; partner; peach; sweetheart; sweetie
Gatte male; man companion; husband; life companion; mistress; partner; spouse; wife
Gefährte male; man buddy; chum; companion; curator; fellow; friend; guardian; mate; pal; partner; travelling-companion; tutor
Gemahl male; man companion; husband; life companion; mistress; partner; spouse; wife
Geselle bloke; butler; chamber servant; chap; cove; fellow; footman; gent; lackey; man; mister; pallbearer; servant; type; valet assistant; bystander; chum; clerk; companion; disciple; female partner; follower; footman; friend; helper; imitator; mate; pal; partner; pupil; second servant; shadower; valet
Gestalt butler; chamber servant; footman; human; human being; individual; lackey; man; pallbearer; person; servant; valet appearance; being; build; character; condition; exterior; figure; form; human being; individual; look; looks; mortal; person; posture; shape; size; stature
Hausdiener butler; chamber servant; footman; lackey; man; pallbearer; servant; valet butler; domestic; footman; hired help; lackey; manservant; servant; valet
Hecht butler; chamber servant; footman; lackey; man; pallbearer; servant; valet forward dive; headlong dive; pike
Herr butler; chamber servant; footman; lackey; man; pallbearer; servant; valet Heavenly Father; Mr.; Sir; bloke; boss; chap; chief; divineness; divinity; fellow; gent; godhood; guy; king; leader; lord; master; mister; monarch; principal; ruler; sir
Kammerdiener butler; chamber servant; footman; lackey; man; pallbearer; servant; valet butler; lackey; servant; valet
Kerl bloke; butler; chamber servant; chap; cove; fellow; footman; gent; lackey; lad; male; man; mister; pallbearer; servant; type; valet blokes; buster; chaps; dandy; dude; fellow; fellows; fop; gentleman; guys
Kerlchen bloke; chap; cove; fellow; gent; man; mister; type baby; infant; kid; kiddy; lad; little boy; little chap; little child; little kid; nipper; small child; small one; son; sonny; tike; tiny tot; toddler; tot; tyke
Knecht butler; chamber servant; footman; lackey; man; pallbearer; servant; valet aid; assistant; hand; help; servant; valet
Kumpel male; man buddy; business associate; chum; companion; comrade; fellow; female partner; friend; mate; mine-worker; miner; pal; pall; partner
Mann bloke; butler; chamber servant; chap; cove; fellow; footman; gent; lackey; lad; male; man; mister; pallbearer; servant; type; valet companion; husband; life companion; mistress; partner; spouse; wife
Mensch human; human being; individual; man; person being; character; drip; dud; figure; human being; idiot; individual; jerk; madcap; madman; mortal; person
Menschenkind human; human being; individual; man; person being; human being; individual; mortal; person
Partner male; man brother-in-arms; companion; comrade; consort; husband; life companion; life partner; member of the firm; partner; spouse; supporter
Person human; human being; individual; man; person being; character; figure; human being; individual; mortal; person
Stallknecht butler; chamber servant; footman; lackey; man; pallbearer; servant; valet aid; assistant; farm hand; hand; help; servant; stable hand; stableboy; valet
Teilhaber male; man member of the firm; partner
Typ bloke; chap; fellow; lad; man category; character; class; genre; individual; kind; sort; style; type
Weib male; man bitch; consort; female; husband; life companion; mistress; partner; spouse; tart; wife; witch; woman
Wesen human; human being; individual; man; person being; character; crux; disposition; essence; figure; heart; human being; inclination; individual; mind; mortal; nature; person; soul
männliche Person male; man
- adult male; draughtsman; gentleman; gentleman's gentleman; homo; human; human being; human beings; human race; humanity; humankind; humans; mankind; military man; military personnel; piece; serviceman; valet; valet de chambre; world
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bemannen crew; man; staff
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Hecht pike
- male person; men; menfolk

Verwante woorden van "man":

  • unman, manly, men

Synoniemen voor "man":


Antoniemen van "man":


Verwante definities voor "man":

  1. any living or extinct member of the family Hominidae characterized by superior intelligence, articulate speech, and erect carriage1
  2. all of the living human inhabitants of the earth1
  3. game equipment consisting of an object used in playing certain board games1
    • he taught me to set up the men on the chess board1
  4. an adult person who is male (as opposed to a woman)1
    • there were two women and six men on the bus1
  5. a male person who plays a significant role (husband or lover or boyfriend) in the life of a particular woman1
    • she takes good care of her man1
  6. an adult male person who has a manly character (virile and courageous competent)1
    • the army will make a man of you1
  7. the generic use of the word to refer to any human being1
    • it was every man for himself1
  8. a male subordinate1
    • the chief stationed two men outside the building1
    • he awaited word from his man in Havana1
  9. someone who serves in the armed forces; a member of a military force1
    • two men stood sentry duty1
  10. a manservant who acts as a personal attendant to his employer1
    • Jeeves was Bertie Wooster's man1
  11. provide with workers1
    • We cannot man all the desks1
    • Students were manning the booths1
  12. take charge of a certain job; occupy a certain work place1
    • Mr. Smith manned the reception desk in the morning1

Wiktionary: man

man
verb
  1. to take up position in order to operate something
  2. to supply with staff or crew
noun
  1. piece in board games
  2. human
  3. adult male human
man
Cross Translation:
FromToVia
• man → Mensch ↔ mens — de Homo sapiens, het zoogdier waar wij toe gerekend worden
• man → Mann ↔ man — persoon van het mannelijk geslacht
• man → Mensch ↔ homme — Être humain.
• man → Mann ↔ homme — Être humain adulte de sexe masculin.
• man → Mann ↔ mâle — homme dans l’espèce humaine.
• man → Bauer ↔ pion — Pièce de jeu d’échecs

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1094 seconde
Page rendered in 1.0 seconds