Overzicht
Engels
Uitgebreide vertaling voor robust (Engels) in het Duits
robust:
-
robust (strong; vigorous; powerful; strapping)
-
robust (burly; sturdy)
-
robust (vigorous; tough; drastic; strong; stout; powerful; forceful; energetically; energetic; potent)
kraftvoll; kräftig; forsch; entschlossen; eingehend; drastisch; durchgreifend; entschieden; energisch; tatkräftig-
kraftvoll bijvoeglijk naamwoord
-
kräftig bijvoeglijk naamwoord
-
forsch bijvoeglijk naamwoord
-
entschlossen bijvoeglijk naamwoord
-
eingehend bijvoeglijk naamwoord
-
drastisch bijvoeglijk naamwoord
-
durchgreifend bijvoeglijk naamwoord
-
entschieden bijvoeglijk naamwoord
-
energisch bijvoeglijk naamwoord
-
tatkräftig bijvoeglijk naamwoord
-
-
robust (massive; burly; heavily built; sturdy)
massiv; robust; schwer; hart; stark; kräftig; stabil; stramm; forsch; stämmig; klotzig-
massiv bijvoeglijk naamwoord
-
robust bijvoeglijk naamwoord
-
schwer bijvoeglijk naamwoord
-
hart bijvoeglijk naamwoord
-
stark bijvoeglijk naamwoord
-
kräftig bijvoeglijk naamwoord
-
stabil bijvoeglijk naamwoord
-
stramm bijvoeglijk naamwoord
-
forsch bijvoeglijk naamwoord
-
stämmig bijvoeglijk naamwoord
-
klotzig bijvoeglijk naamwoord
-
-
robust (considerable; considerably; substantial; sizable; generously)
Vertaal Matrix voor robust:
Verwante woorden van "robust":
Synoniemen voor "robust":
Antoniemen van "robust":
Verwante definities voor "robust":
Wiktionary: robust
robust
Cross Translation:
adjective
robust
-
evincing strength
- robust → robust
adjective
-
unanfällig gegen Störung
-
hartem Umgang/Einsatz standhalten; qualitativ hochwertig
-
so, dass es dauerhaft Beanspruchungen standhält; widerstandsfähig
-
durch materielle Mittel und Maßnahmen gesichert
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• robust | → fest; befestigt; haltbar; wiederstandsfähig | ↔ robuste — Qui est fort, vigoureux, résistant. |
Verwante vertalingen van robust
Duits
Uitgebreide vertaling voor robust (Duits) in het Engels
robust:
-
robust (solide; kräftig; forsch; kraftvoll; stabil; derb; gediegen; eisern)
-
robust (rechtschaffen; zuverlässig; gründlich; solide; dauerhaft; tauglich; gediegen; tüchtig; stabil; solid; handfest; fest; kräftig; effektiv)
reliable; solid; substantial; durable; sound-
reliable bijvoeglijk naamwoord
-
solid bijvoeglijk naamwoord
-
substantial bijvoeglijk naamwoord
-
durable bijvoeglijk naamwoord
-
sound bijvoeglijk naamwoord
-
-
robust (solide; zuverlässig; fest; gediegen; dauerhaft; kräftig; tauglich; stabil; handfest)
substantial; firm; solid; stable; stout-
substantial bijvoeglijk naamwoord
-
firm bijvoeglijk naamwoord
-
solid bijvoeglijk naamwoord
-
stable bijvoeglijk naamwoord
-
stout bijvoeglijk naamwoord
-
-
robust (kräftig; breit; stark)
-
robust (stattlich; kräftig; stark; stämmig)
-
robust (massiv; schwer; hart; stark; kräftig; stabil; stramm; forsch; stämmig; klotzig)
massive; robust; burly; heavily built; sturdy-
massive bijvoeglijk naamwoord
-
robust bijvoeglijk naamwoord
-
burly bijvoeglijk naamwoord
-
heavily built bijvoeglijk naamwoord
-
sturdy bijvoeglijk naamwoord
-
-
robust (groß; stark; kräftig; stattlich; forsch; derb; stämmig)
sturdy; hefty; stout; powerfully built-
sturdy bijvoeglijk naamwoord
-
hefty bijvoeglijk naamwoord
-
stout bijvoeglijk naamwoord
-
powerfully built bijvoeglijk naamwoord
-
-
robust (stabil; dauerhaft; solide; stark)
Vertaal Matrix voor robust:
Synoniemen voor "robust":
Wiktionary: robust
robust
Cross Translation:
adjective
robust
-
unanfällig gegen Störung
-
hartem Umgang/Einsatz standhalten; qualitativ hochwertig
adjective
-
evincing strength
-
strong, unyielding (as of foundations etc)
-
firmly built
-
of firm build
-
-
- tough → zäh; hart; widerstandsfähig; robust
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• robust | → firm; steady | ↔ degelijk — goed tegen een stootje kunnend |