Home ->Woordenboeken ->Engels/Duits ->Zoek: mass

Engelse en Duitse zoekresultaten voor: mass

Overzicht
Engels naar Duits:   Meer gegevens...
  1. mass:
  2. Mass:
  3. Wiktionary:
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Maß:
  2. messen:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor mass (Engels) in het Duits

mass:

mass [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the mass (a whole lot; multitude; heap; )
    der Haufen; der Berg; die Masse; die große Masse; die Menge
    • Haufen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Berg [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Masse [die ~] zelfstandig naamwoord
    • große Masse [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Menge [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. the mass (Mass; worship; service)
    die Messe; der Dienst; der Gottesdienst
    • Messe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Dienst [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gottesdienst [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. the mass (favour; service; grace; )
    der Dienst; die Gefälligkeit; die Gunst; die Stelle; die Zuwendung; der Sold; die Stiftung; die Spende; die Schenkung
    • Dienst [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gefälligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gunst [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stelle [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Zuwendung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Sold [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stiftung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Spende [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schenkung [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor mass:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Berg a whole lot; heap; load; lot; mass; multitude; quite a lot bunch; crowd; heap; lot; pile
Dienst Mass; boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support; worship aid; assistance; corvée; fatigue duty; forced labour; help; helpfulness; relief; service; statute labour; support; vassal service
Gefälligkeit boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support accessibility; complaisance; compliance; courtesy; donation; friendliness; kindness; little gift; little present; modesty; obligingness; subservience
Gottesdienst Mass; mass; service; worship divine service; divine worship; faith; persuasion; religion; religious worship
Gunst boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support
Haufen a whole lot; heap; load; lot; mass; multitude; quite a lot a whole lot; accumulation; bunch; clan; clique; clutter; collection; common herd; compilation; crowd; drove; flock; gang; gathering; heap; heaps; herd; horde; load; lot; lots; mob; multitude; pack; party; pile; piles; piling up; quite a lot; sifting; sorting; stacking; stacks; tons; troop; troupe; wattle
Masse a whole lot; heap; load; lot; mass; multitude; quite a lot a whole lot; accumulation; common herd; crowd; drove; flock; gathering; group; heap; herd; horde; load; lots; mob; multitude; pile; piling up; quite a lot; tons
Menge a whole lot; heap; load; lot; mass; multitude; quite a lot a whole lot; accumulation; amount; bunch; chunk; clutter; collection; common herd; compilation; crowd; dose; drove; flock; gang; gathering; group; heap; herd; horde; load; lot; lots; mob; multitude; named set; number; pack; parcel; party; pile; piling up; quantity; quite a lot; set; sifting; size; sorting; tons; troop; troupe; wattle
Messe Mass; mass; service; worship
Schenkung boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support donation; gift
Sold boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support soldier's pay
Spende boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support donation
Stelle boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support bureau; government office; job; list; location; office; organisation; organization; orientation; passage; place; schedule; siting; table
Stiftung boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support donation; establishment; foundation; founding; installation
Zuwendung boon; favor; favour; goodwill; grace; mass; patronage; service; support allowance; donation
große Masse a whole lot; heap; load; lot; mass; multitude; quite a lot
- bulk; hoi polloi; masses; multitude; people; the great unwashed; volume
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- aggregate; aggregated; aggregative
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- accumulate; form

Verwante woorden van "mass":


Synoniemen voor "mass":


Verwante definities voor "mass":

  1. formed of separate units gathered into a mass or whole1
  2. the property of a body that causes it to have weight in a gravitational field1
  3. the property of something that is great in magnitude1
    • he received a mass of correspondence1
  4. an ill-structured collection of similar things (objects or people)1
  5. the common people generally1
    • separate the warriors from the mass1
  6. a body of matter without definite shape1
    • a huge ice mass1
  7. join together into a mass or collect or form a mass1
    • Crowds were massing outside the palace1

Wiktionary: mass

mass
noun
  1. -
  2. large quantity; sum
  3. physics: quantity of matter which a body contains
  4. quantity of matter cohering together to make one body
mass
adjective
  1. mit Masse ausgestattet; über genügend, ausreichend Masse verfügend
noun
  1. Wirtschaft: Warenschau
  2. Religion: christliche Gottesdienstform, die aus Wortgottesdienst und Eucharistiefeier besteht
  3. Musik: Musikgattung, in der Texte der Messe [1] vertont werden
  4. Physik: die Ursache, dass der Materie Trägheit und Gravitation eigen ist; nach der Relativitätstheorie mit Energie äquivalent
Cross Translation:
FromToVia
• mass → Messe ↔ mis — een godsdienstoefening in de katholieke kerk, een eucharistieviering
• mass → Masse ↔ massa — totale hoeveelheid materie in een object
• mass → zusammenballen; agglomerieren; zusammenhäufen ↔ agglomérer — masser en un tout compact.
• mass → Masse; Block; Klotz; Blockstrecke; Blockade; Fliegendreck ↔ bloc — masse, gros morceau d’une matière pesante et dure, telle que la pierre, le marbre, le fer non encore travailler.
• mass → Menschenauflauf; Menschenmenge; Menschentraube ↔ foule — multitude de gens
• mass → Masse; Haufen; Menge; Stapel ↔ masse — amas de plusieurs parties qui faire corps ensemble.

Mass:

Mass [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the Mass (worship; mass; service)
    die Messe; der Dienst; der Gottesdienst
    • Messe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Dienst [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gottesdienst [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Mass:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Dienst Mass; mass; service; worship aid; assistance; boon; corvée; fatigue duty; favor; favour; forced labour; goodwill; grace; help; helpfulness; mass; patronage; relief; service; statute labour; support; vassal service
Gottesdienst Mass; mass; service; worship divine service; divine worship; faith; persuasion; religion; religious worship
Messe Mass; mass; service; worship

Verwante woorden van "Mass":

  • Masses

Verwante definities voor "Mass":

  1. (Roman Catholic Church and Protestant Churches) the celebration of the Eucharist1
  2. a sequence of prayers constituting the Christian Eucharistic rite1
    • the priest said Mass1
  3. a musical setting for a Mass1
    • they played a Mass composed by Beethoven1

Wiktionary: Mass

Mass
noun
  1. a musical composition set to portions of the Mass
  2. (Roman Catholic Church) the principal liturgical service

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van mass



Duits

Uitgebreide vertaling voor mass (Duits) in het Engels

Maß:

Maß [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Maß (Gradation; Grad; Skala)
    the degree; the level
    • degree [the ~] zelfstandig naamwoord
    • level [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Maß (Quantität)
    the extent; the intensity; the degree
    • extent [the ~] zelfstandig naamwoord
    • intensity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • degree [the ~] zelfstandig naamwoord

Maß [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Maß (großes Bierglas)
    the big pint
    • big pint [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Maß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
big pint Maß; großes Bierglas
degree Grad; Gradation; Maß; Quantität; Skala Doktorentitel; Grad; Gradation; Niveau; Rang; Stellung; Thermometergrad; Wärmegrad
extent Maß; Quantität Abmessung; Ausdehnung; Ausmaß; Bedeutung; Dimension; Erweiterung; Format; Größe; Viewportgröße
intensity Maß; Quantität Bissigkeit; Brunst; Dynamik; Eifer; Felddichte; Feldstärke; Geschwindigkeit; Grellheit; Grimmigkeit; Heftigkeit; Inbrunst; Intensität; Kraft; Leidenschaftlichkeit; Schnellheit; Schärfe; Stachlichkeit; Stärke; Ungestüm; Vermögen
level Grad; Gradation; Maß; Skala Abflachen; Abgraben; Abriß; Dimensionsebene; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Feld; Fläche; Gehalt; Glättem; Grad; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Qualität; Rang; Skala; Staffel; Staffelstellung; Stellung; Stock; Stockwerk; Stufe; Unterstand; Vorhaben; Vorsatz; Wasserwaage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
level abplatten; angleichen; ausgleichen; ebnen; egalisieren; nivellieren; regulieren; verrechnen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
level eben; egal; flach; gleich; platt; waagerecht

Synoniemen voor "Maß":


Wiktionary: Maß

Maß
noun
  1. Bayerische Bezeichnung für: ein Liter frisch gezapftes bayerisches Bier im Glaskrug oder Steinkrug (ohne Angabe des Inhalts)
  2. Einheit, in der etwas messen wird
Maß
noun
  1. magnitude determined by measuring
  2. indicator
  3. special mathematical function
  4. quantity etc. compared to a standard
  5. a semi-norm; a function that assigns a non-negative size to all vectors in a vector space
  6. a measure; a standard of measure; an instrument to determine dimensions, distance, or capacity; a standard
  7. A beer mug
Cross Translation:
FromToVia
• Maß → size ↔ maat — grootte van kledingstuk/schoen
• Maß → measure ↔ maat — eenheid van lengte enz.
• Maß → measure; measurement ↔ mesure — Dimension (sens général)
• Maß → cut; height; stature; figure; waist; size; measure; measurement; bulk; dimension; breadth; scale; scope; extent; range ↔ taille — coupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler.

mass vorm van messen:

messen werkwoord (messe, meßt, maß, maßt, gemessen)

  1. messen (kartieren; vermessen; bemessen; aufmessen)
    to survey; to map
    • survey werkwoord (surveys, surveyd, surveying)
    • map werkwoord (maps, mapped, mapping)

Conjugations for messen:

Präsens
  1. messe
  2. meßt
  3. meßt
  4. messen
  5. messt
  6. messen
Imperfekt
  1. maß
  2. maßt
  3. maß
  4. massen
  5. maßt
  6. massen
Perfekt
  1. habe gemessen
  2. hast gemessen
  3. hat gemessen
  4. haben gemessen
  5. habt gemessen
  6. haben gemessen
1. Konjunktiv [1]
  1. messe
  2. messest
  3. messe
  4. messen
  5. messet
  6. messen
2. Konjunktiv
  1. mäße
  2. mäßest
  3. mäße
  4. mäßen
  5. mäßt
  6. mäßen
Futur 1
  1. werde messen
  2. wirst messen
  3. wird messen
  4. werden messen
  5. werdet messen
  6. werden messen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde messen
  2. würdest messen
  3. würde messen
  4. würden messen
  5. würdet messen
  6. würden messen
Diverses
  1. mess!
  2. messt!
  3. messen Sie!
  5. gemessen
  6. messend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor messen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
map Abriß; Aufriß; Auszug; Extrakt; Grundriß; Karte; Lageplan; Lageskizze; Landkarte; Plan; Skizze; Strassenkarte; Struktur; Umrißzeichnung; Zuordnung
survey Befragung; Gesamtansicht; Gesamtbild; Geschichte; Kartierung; Kommentar; Meinungsbericht; Reportage; Umfrage; Untersuchung; Verhör; Vernehmung; Zeugenbefragung; Übersehen; Übersicht
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
map aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen zuordnen
survey aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen betrachten; bewerten; einschreiben; eintragen; erkunden; examinieren; insKatastereintragen; inspizieren; katastrieren; kontrollieren; mustern; prüfen; überblicken; übersehen

Synoniemen voor "messen":


Wiktionary: messen

messen
verb
  1. reflexiv: sich mit jemandem vergleichen
  2. intransitiv: ein bestimmtes Maß[3], Größe haben
  3. transitiv: eine Größe mit Hilfe eines Maßes bestimmen
messen
verb
  1. ascertain the quantity of a unit
  2. measure
  3. to contend
  4. to measure time
Cross Translation:
FromToVia
• messen → measure ↔ meten — de waarde van een bepaalde grootheid bepalen door deze te vergelijken met een ijkwaarde
• messen → measure ↔ mesurer — Chercher à connaître, ou déterminer une quantité par le moyen d’une mesure.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van mass







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1000 seconde
Page rendered in 1.0 seconds