Offender: vertaling Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

offender:
- Täter; Übertreter; Kriminelle; Verbrecher
offend:
- kränken; beleidigen; düpieren; schaden; antun; foltern; peinigen; verletzen; martern; kasteien; jemandem Schmerzen zufügen; sündigen; gegen etwas verstoßen; verstimmen
Wiktionary:
- offender → Täter
- offend → verletzen, ergern, beleidigen, kränken, verbrechen
- offend → beleidigen, kränken, schelten, schimpfen, beschimpfen, verletzen

Engels

Uitgebreide vertaling voor offender (Engels) in het Duits

offender:

offender [the ~] zelfstandig naamwoord

the offender (perpetrator)
der Täter
- Täter [der ~] zelfstandig naamwoord
the offender (perpetrator)
der Übertreter
- Übertreter [der ~] zelfstandig naamwoord
the offender (criminal; perpetrator; delinquent; malefactor; evil-doer)
der Kriminelle; der Verbrecher
- Kriminelle [der ~] zelfstandig naamwoord
- Verbrecher [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor offender:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Kriminelle	criminal; delinquent; evil-doer; malefactor; offender; perpetrator	bastard; cad; rascal; rogue; scoundrel; villain
Täter	offender; perpetrator	acter; committer; doer; perpetrator
Verbrecher	criminal; delinquent; evil-doer; malefactor; offender; perpetrator	bastard; cad; rascal; rogue; scoundrel; transgressor; villain
Übertreter	offender; perpetrator	sinner
-	wrongdoer

Verwante woorden van "offender":

offenders

Synoniemen voor "offender":

wrongdoer; bad person

Verwante definities voor "offender":

a person who transgresses moral or civil law¹

Wiktionary: offender

offender

noun

a person who commits an offense against the law
- offender → Täter

offender

noun

jemand, der etwas getan hat, womit fast immer eine verwerfliche Tat gemeint ist
- Täter → criminal; offender

offender vorm van offend:

to offend werkwoord (offends, offended, offending)

to offend (hurt; aggrieve; hurt someone's feelings)
kränken; beleidigen; düpieren
- kränken werkwoord (kränke, kränkst, kränkt, kränkte, kränktet, gekränkt)
- beleidigen werkwoord (beleidige, beleidigst, beleidigt, beleidigte, beleidigtet, beleidigt)
- düpieren werkwoord (düpiere, düpierst, düpiert, düpierte, düpiertet, düpiert)
to offend (do wrong; wreak evil; do wrongly)
schaden; antun
- schaden werkwoord (schade, schadest, schadet, schadete, schadetet, geschadet)
- antun werkwoord (tue an, tust an, tut an, tat an, tatet an, angetan)
to offend (torture; torment; hurt; aggrieve)
foltern; peinigen; verletzen; martern; kasteien
- foltern werkwoord (foltre, folterst, foltert, folterte, foltertet, gefoltert)
- peinigen werkwoord (peinige, peinigst, peinigt, peinigte, peinigtet, gepeinigt)
- verletzen werkwoord (verletze, verletzt, verletzte, verletztet, verletzt)
- martern werkwoord (martere, marterst, martert, marterte, martertet, gemartert)
- kasteien werkwoord (kasteie, kasteist, kasteit, kasteite, kasteitet, gekasteit)
to offend (hurt; injure; maul; insult)
verletzen; jemandem Schmerzen zufügen
- verletzen werkwoord (verletze, verletzt, verletzte, verletztet, verletzt)
- jemandem Schmerzen zufügen werkwoord
to offend (sin; commit a sin)
sündigen; gegen etwas verstoßen
- sündigen werkwoord (sündige, sündigst, sündigt, sündigte, sündigtet, gesündigt)
- gegen etwas verstoßen werkwoord
to offend (put out; upset; ruffle)
verstimmen
- verstimmen werkwoord (verstimme, verstimmst, verstimmt, verstimmte, verstimmtet, verstimmt)

Conjugations for offend:

present

offend
offend
offends
offend
offend
offend

simple past

offended
offended
offended
offended
offended
offended

present perfect

have offended
have offended
has offended
have offended
have offended
have offended

past continuous

was offending
were offending
was offending
were offending
were offending
were offending

future

shall offend
will offend
will offend
shall offend
will offend
will offend

continuous present

am offending
are offending
is offending
are offending
are offending
are offending

subjunctive

be offended
be offended
be offended
be offended
be offended
be offended

diverse

offend!
let's offend!
offended
offending

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor offend:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
antun	do wrong; do wrongly; offend; wreak evil	affect; bring evil upon; cause; concern; hit; hurt; move; regard; strike; touch
beleidigen	aggrieve; hurt; hurt someone's feelings; offend	defamate; slander
düpieren	aggrieve; hurt; hurt someone's feelings; offend	ache; aggrieve; be disadvantuous; bruise; cause damage; cause disadvantage; cause injury; cause someone sorrow; contuse; damage; defamate; do harm; harm; harm somebody; hurt; injure; slander; wound
foltern	aggrieve; hurt; offend; torment; torture
gegen etwas verstoßen	commit a sin; offend; sin
jemandem Schmerzen zufügen	hurt; injure; insult; maul; offend
kasteien	aggrieve; hurt; offend; torment; torture	chastise; discipline; punish
kränken	aggrieve; hurt; hurt someone's feelings; offend	ache; besmirch; blemish; bruise; cause damage; cause pain; cause sorrow; contuse; damage; defamate; do harm; harm; hurt; inflict injury; injure; slander; taint; wound
martern	aggrieve; hurt; offend; torment; torture	antagonise; antagonize; bully; harass; pester; provoke; tease
peinigen	aggrieve; hurt; offend; torment; torture
schaden	do wrong; do wrongly; offend; wreak evil	ache; be dangerous; be disadvantuous; bruise; cause damage; cause disadvantage; cause injury; cause someone sorrow; contuse; damage; do harm; harm; harm somebody; harmful to; hurt; injure; molest; wound
sündigen	commit a sin; offend; sin	commit a sin
verletzen	aggrieve; hurt; injure; insult; maul; offend; torment; torture	ache; break in; bruise; cause damage; contuse; cut; damage; defamate; dishonor; dishonour; do harm; harm; hurt; injure; prick; rape; ravish; slander; sting; violate; wound
verstimmen	offend; put out; ruffle; upset	anger; disturb; enrage; incense; upset
-	appal; appall; breach; break; bruise; go against; hurt; infract; injure; outrage; pique; scandalise; scandalize; shock; spite; transgress; violate; wound
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	trespass

Verwante woorden van "offend":

offending, offended

Synoniemen voor "offend":

pique; anger
transgress; infract; violate; go against; breach; break; disrespect
shock; scandalize; scandalise; appal; appall; outrage; disgust; revolt; nauseate; sicken; churn up
hurt; wound; injure; bruise; spite; arouse; elicit; enkindle; kindle; evoke; fire; raise; provoke

Antoniemen van "offend":

keep

Verwante definities voor "offend":

cause to feel resentment or indignation¹
- Her tactless remark offended me¹
hurt the feelings of¹
strike with disgust or revulsion¹
act in disregard of laws, rules, contracts, or promises¹
- offend all laws of humanity¹

Wiktionary: offend

offend

verb

-
- offend → verletzen; ergern; beleidigen
to hurt the feelings
- offend → beleidigen

offend

verb

(transitiv) jemandes Gefühle verletzen
- kränken → hurt one's feelings; offend
verantwortlich sein für etw.
- verbrechen → offend; do; break
jemanden psychische Wunden zufügen, kränken
- verletzen → offend; insult; hurt
etwas (eine Grenze, ein Gesetz) übertreten, nicht einhalten, nicht beachten
- verletzen → violate; offend

(umgangssprachlich) jemanden in seiner Ehre oder Würde durch Worte oder Taten verletzen
- beleidigen → offend; insult; affront

Cross Translation:

From	To	Via
• offend	→ kränken; beleidigen	↔ beledigen — nare opmerkingen maken tegen of over een persoon
• offend	→ beleidigen; schelten; schimpfen; beschimpfen	↔ insulter — outrager de fait ou de parole, avec dessein préméditer d’offenser.
• offend	→ beleidigen; kränken; verletzen	↔ offenser — outrager quelqu’un par une offense.

Verwante vertalingen van offender

chief offender

Duits

Uitgebreide vertaling voor offender (Duits) in het Engels

offender: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

offen: open; not closed; accessible; amenable; approachable; straight on; straight ahead; fair; sincere; true; honest; upright; empty; plain; square; blunt; straight; crude; overt; explicit; straightforward; frank; frankly; outright; outspoken; forthright; openly; plain-spoken; genially; direct; generous; vacant; candid; contemplative; liberal; deserted; uninhibited; unabashed; frontal; uninhabited; munificent; unsparing; open-handed
der: the; that; the one
Offen: My Open

Verwante vertalingen van offender

offender Posten

Remove Ads

Engelse en Duitse zoekresultaten voor: offender

Uitgebreide vertaling voor offender (Engels) in het Duits

offender:

offender [the ~] zelfstandig naamwoord

the offender (perpetrator)

the offender (perpetrator)

the offender (criminal; perpetrator; delinquent; malefactor; evil-doer)

Vertaal Matrix voor offender:

Verwante woorden van "offender":

Synoniemen voor "offender":

Verwante definities voor "offender":

Wiktionary: offender

offender vorm van offend:

to offend werkwoord (offends, offended, offending)

to offend (hurt; aggrieve; hurt someone's feelings)

to offend (do wrong; wreak evil; do wrongly)

to offend (torture; torment; hurt; aggrieve)

to offend (hurt; injure; maul; insult)

to offend (sin; commit a sin)

to offend (put out; upset; ruffle)

Conjugations for offend:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Vertaal Matrix voor offend:

Verwante woorden van "offend":

Synoniemen voor "offend":

Antoniemen van "offend":

Verwante definities voor "offend":

Wiktionary: offend

Verwante vertalingen van offender

Uitgebreide vertaling voor offender (Duits) in het Engels

offender: (*Woord en zin splitter gebruikt)

Verwante vertalingen van offender

offender: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}