Interval: vertaling Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Duits: Meer gegevens...

interval:
- Intervall; Interval; Tonabstand; Zwischenzeit; Interim; Zwischenraum; Pause; Unterbrechung; Arbeitspause; Mittagspause; Ruhepause; Erholung; Ausspannung; Essenszeit; Entspannung; Erholungspause; Spielzeit
Wiktionary:
- interval → Intervall, Abstand, Zwischenraum
- interval → Intervall, Distanz, Tempo, Pause, Ruhe, Stille

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Interval:
- interval

Engels

Uitgebreide vertaling voor interval (Engels) in het Duits

interval:

interval [the ~] zelfstandig naamwoord

the interval
der Intervall
- Intervall [der ~] zelfstandig naamwoord
the interval
der Interval; der Tonabstand
- Interval [der ~] zelfstandig naamwoord
- Tonabstand [der ~] zelfstandig naamwoord
the interval (interim; gap)
die Zwischenzeit; Interim; der Zwischenraum
- Zwischenzeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Interim [das ~] zelfstandig naamwoord
- Zwischenraum [der ~] zelfstandig naamwoord
the interval (intermission; break; pause)
die Pause; die Unterbrechung; die Arbeitspause; die Mittagspause; die Ruhepause; die Erholung; die Ausspannung; die Essenszeit; die Entspannung
- Pause [die ~] zelfstandig naamwoord
- Unterbrechung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Arbeitspause [die ~] zelfstandig naamwoord
- Mittagspause [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ruhepause [die ~] zelfstandig naamwoord
- Erholung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ausspannung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Essenszeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Entspannung [die ~] zelfstandig naamwoord
the interval (break; rest-break; intermission)
die Erholungspause; die Pause; die Ruhepause
- Erholungspause [die ~] zelfstandig naamwoord
- Pause [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ruhepause [die ~] zelfstandig naamwoord
the interval (break; playtime)
die Spielzeit
- Spielzeit [die ~] zelfstandig naamwoord
the interval

– The number of times a cycle should occur for a given instance of the cycle frequency. An interval value of 1 indicates that the cycle should occur for each instance of the cycle frequency. An interval value of 2 indicates that the cycle should occur every second instance of the cycle frequency. ¹
der Intervall
- Intervall [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor interval:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Arbeitspause	break; intermission; interval; pause	break; dinnertime; intermission; lunch; lunch break; lunch hour; lunch time; pause; recess; rest-break; time for dinner; working break
Ausspannung	break; intermission; interval; pause	allaying; appeasement; appeasing; benefit; café; calming; calming down; pacifying; pub; quieting; relaxation; relief; relieve; social assistance; social security; soothing; steadying; unemployment benefit; welfare
Entspannung	break; intermission; interval; pause	allaying; appeasement; appeasing; benefit; break; calming; calming down; derivative; diversion; diversionary tactic; pacifying; pause; quieting; recess; red herring; relaxation; relief; relieve; rest-break; social assistance; social security; soothing; steadying; unemployment benefit; welfare
Erholung	break; intermission; interval; pause	allaying; appeasement; appeasing; break; calming; calming down; day off; floating day; furlough; leave; pacifying; pause; quieting; recess; recreation; relaxation; relief; rest-break; sabbatical; soothing; steadying; study leave; vacation
Erholungspause	break; intermission; interval; rest-break
Essenszeit	break; intermission; interval; pause	dinnertime; lunch break; lunch hour; lunch time; time for dinner
Interim	gap; interim; interval
Interval	interval
Intervall	interval
Mittagspause	break; intermission; interval; pause	break; dinnertime; lunch; lunch break; lunch hour; lunch time; pause; recess; rest-break; time for dinner
Pause	break; intermission; interval; pause; rest-break	break; intermission; pause; recess; rest-break; working break
Ruhepause	break; intermission; interval; pause; rest-break	break; pause; recess; rest-break
Spielzeit	break; interval; playtime	closing date; deadline; play-season; playtime; theatrical season; time-limit
Tonabstand	interval
Unterbrechung	break; intermission; interval; pause	break; breaking; breaks; delay; disruption; division; divorce; gap; interference; intermission; interruption; intervention; intrusion; meddling; partition; pause; recess; reprive; respite; rest-break; segregation; separation; severance
Zwischenraum	gap; interim; interval	cranny; crevice; fissure; gap depth; interspace; opening; recess; space
Zwischenzeit	gap; interim; interval	period; period of time; space; space of time; term; time
-	musical interval; separation; time interval
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	intermission; interval between the acts

Verwante woorden van "interval":

intervals

Synoniemen voor "interval":

time interval; measure; quantity; amount
set
separation; distance
musical interval; musical notation

Verwante definities voor "interval":

the distance between things²
a set containing all points (or all real numbers) between two given endpoints²
the difference in pitch between two notes²
a definite length of time marked off by two instants²
The number of times a cycle should occur for a given instance of the cycle frequency. An interval value of 1 indicates that the cycle should occur for each instance of the cycle frequency. An interval value of 2 indicates that the cycle should occur every second instance of the cycle frequency.¹

Wiktionary: interval

interval

noun

music: distance in pitch of notes
- interval → Intervall
period of time
- interval → Intervall
distance in space
- interval → Abstand; Zwischenraum

interval

noun

Musik: Abstand zwischen der Höhe zweier Ton
- Intervall → interval
räumlicher oder zeitlicher Zwischenraum, räumliche Entfernung zwischen zwei Punkten, Zeitabschnitt zwischen zwei Zeitpunkten auch im übertragenen Sinn
- Abstand → interval; distance

Cross Translation:

From	To	Via
• interval	→ Intervall	↔ interval — de afstand tussen twee verschillende tonen
• interval	→ Intervall	↔ interval — tussenperiode
• interval	→ Distanz	↔ intervalle — Distance d’un lieu à un autre
• interval	→ Tempo	↔ intervalle — Période qui sépare un fait d’un autre
• interval	→ Pause	↔ pause — suspension, interruption momentanée d’une action.
• interval	→ Ruhe; Stille; Pause	↔ repos — privation, cessation de mouvement, d’activité ou d’effort,.

Verwante vertalingen van interval

Duits

Uitgebreide vertaling voor interval (Duits) in het Engels

Interval:

Interval [der ~] zelfstandig naamwoord

der Interval (Tonabstand)
the interval
- interval [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Interval:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
interval	Interval; Tonabstand	Arbeitspause; Ausspannung; Entspannung; Erholung; Erholungspause; Essenszeit; Interim; Intervall; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Spielzeit; Unterbrechung; Zwischenraum; Zwischenzeit

Remove Ads

Engelse en Duitse zoekresultaten voor: interval

Uitgebreide vertaling voor interval (Engels) in het Duits

interval:

interval [the ~] zelfstandig naamwoord

the interval

the interval

the interval (interim; gap)

the interval (intermission; break; pause)

the interval (break; rest-break; intermission)

the interval (break; playtime)

the interval

Vertaal Matrix voor interval:

Verwante woorden van "interval":

Synoniemen voor "interval":

Verwante definities voor "interval":

Wiktionary: interval

Verwante vertalingen van interval

Uitgebreide vertaling voor interval (Duits) in het Engels

Interval:

Interval [der ~] zelfstandig naamwoord

der Interval (Tonabstand)

Vertaal Matrix voor Interval: