Overzicht
Engels naar Duits: Meer gegevens...
- instantly:
-
Wiktionary:
- instantly → unmittelbar, sofort
- instant → hujus, dieses Monats, fertig-, instant, dringend, augenblicklich, momentan, vorübergehend, bevorstehend, sofortig
- instant → Augenblick, Moment
- instant → hujus
- instant → sofortig, unverzüglich, Weile, Augenblick, Moment
Engels
Uitgebreide vertaling voor instantly (Engels) in het Duits
instantly:
-
instantly (at once; immediately; directly; right now; now)
augenblicklich; direkt; sofort-
augenblicklich bijvoeglijk naamwoord
-
direkt bijvoeglijk naamwoord
-
sofort bijvoeglijk naamwoord
-
-
instantly (immediately; shortly; forthwith; presently; first thing; soon; before long)
-
instantly (at once; immediately; promptly; immediate; straight away; right away)
augenblicklich; auf der Stelle-
augenblicklich bijvoeglijk naamwoord
-
auf der Stelle bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor instantly:
Verwante woorden van "instantly":
Synoniemen voor "instantly":
Verwante definities voor "instantly":
Wiktionary: instantly
instantly
adverb
instantly
-
at once
- instantly → unmittelbar
adverb
-
temporales Adverb: ohne irgendeine Verzögerung, auf der Stelle
instant:
Vertaal Matrix voor instant:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | minute; moment; second | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | clamant; crying; exigent; insistent; inst; instantaneous | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | factor; moment |
Verwante woorden van "instant":
Synoniemen voor "instant":
Verwante definities voor "instant":
Wiktionary: instant
instant
Cross Translation:
adjective
instant
-
of the current month
- instant → hujus; dieses Monats
-
quickly prepared
-
urgent
- instant → dringend
-
immediate
- instant → augenblicklich
-
momentary
- instant → momentan; vorübergehend
-
imminent
- instant → bevorstehend
-
point in time
- instant → Augenblick; Moment
-
period of time
- instant → Augenblick
adverb
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• instant | → sofortig; unverzüglich | ↔ immédiat — Qui agir, qui produire sans intermédiaire. |
• instant | → Weile; Augenblick; Moment | ↔ moment — point dans le temps. |