Duits
Uitgebreide vertaling voor lasch (Duits) in het Zweeds
lasch:
-
lasch (lax; träge)
-
lasch (unhandlich; stümperhaft; unbehaglich; weich; lustlos; hinfällig; ungeschickt; kraftlos; umbequem; grob; lästig; schwerfällig; flau; schwächlich; tapsig; grobschlächtig; dünn; lahm; entspannt; eckig; schlapp; hilflos; welk; schlaff; krankhaft; kantig; ungelenk; unbeholfen; schlacksig; ungehobelt; abgespannt; gebrechlich; bäuerisch; mißlich; flegelhaft; wässerig; kränklich; tölpelhaft; taktlos; täppisch; ungeschlacht; stelzbeinig; tapprig)
ohanterligt; svårhanterlig; klumpigt; ohanterlig-
ohanterligt bijvoeglijk naamwoord
-
svårhanterlig bijvoeglijk naamwoord
-
klumpigt bijvoeglijk naamwoord
-
ohanterlig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor lasch:
Synoniemen voor "lasch":
Wiktionary: lasch
lasch
Cross Translation:
adjective
-
ohne Spannkraft; schlaff, matt, energielos
- lasch → slapp
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lasch | → sysslolös | ↔ oisif — Qui ne faire rien, qui n’a pas d’occupation, de profession. |