Unentschlossenheit: vertaling Duits

Duits

Uitgebreide vertaling voor Unentschlossenheit (Duits) in het Zweeds

die Unentschlossenheit (Schwankung; Unschlüssigkeit; Mensur)
tveksamhet; obeslutsamhet
- tveksamhet [-en] zelfstandig naamwoord
- obeslutsamhet [-en] zelfstandig naamwoord
die Unentschlossenheit (Zweifel; Zögern; Schwankung; Unschlüssigkeit)
tvekan; tvivel
- tvekan [-en] zelfstandig naamwoord
- tvivel [-ett] zelfstandig naamwoord
die Unentschlossenheit (Unschlüssigkeit; Schwankung; Zweifel; Zögern)
tvivel
- tvivel [-ett] zelfstandig naamwoord
die Unentschlossenheit (Zweifel; Bedenken; Zögern; Zwiespalt; Unschlüssigkeit; Schwanken)
tvekan; obeslutsamhet
- tvekan zelfstandig naamwoord
- obeslutsamhet [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
obeslutsamhet	Bedenken; Mensur; Schwanken; Schwankung; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit; Zweifel; Zwiespalt; Zögern	Halbschlächtigkeit; Unbeständigkeit
tvekan	Bedenken; Schwanken; Schwankung; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit; Zweifel; Zwiespalt; Zögern
tveksamhet	Mensur; Schwankung; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit	Halbschlächtigkeit
tvivel	Schwankung; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit; Zweifel; Zögern

Cross Translation:

From	To	Via
• Unentschlossenheit	→ spärrning; hinder; stockning; oreda; förvirring; svårighet; besvär; penningförlägenhet; förlägenhet	↔ embarras — Ce qui embarrasse ou résultat de l’action d’embarrasser.