Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Teppich:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Teppich (Duits) in het Zweeds

Teppich:

Teppich [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Teppich (Fußbodenbelag; Belag)
    större mjuk matta; matta
  2. der Teppich (Fußbodenbelag; Belag)
    matta
    • matta [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Teppich (Decke)
    störe mjuk matta; matta

Vertaal Matrix voor Teppich:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
matta Belag; Decke; Fußbodenbelag; Teppich Senkrahmen; Senkstück; Setdeckchen; Unterlage; Untersatz; Untersetzer
störe mjuk matta Decke; Teppich
större mjuk matta Belag; Fußbodenbelag; Teppich

Synoniemen voor "Teppich":

  • Auslegeware; Einrichtungsgegenstand; Inventar

Wiktionary: Teppich

Teppich
noun
  1. Fußbodenbelag aus Stoff

Cross Translation:
FromToVia
Teppich matta carpet — A fabric used as a floor covering
Teppich matta rug — small carpet
Teppich matta tapijt — vloerkleed